In deze zaak gaat het om de vraag of Advocatenkantoor [appellant] verplicht is om een bedrag van € 16.331,84 aan [geïntimeerde] te betalen. Dit bedrag is door de Raad voor de Rechtsbijstand teruggevorderd na een steekproefcontrole van de rechtmatigheid van afgegeven toevoegingen. [geïntimeerde] heeft dit bedrag aan de Raad voldaan, maar stelt dat Advocatenkantoor [appellant] verantwoordelijk is voor de betaling, aangezien de vergoedingen destijds aan hen zijn uitbetaald. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat Advocatenkantoor [appellant] ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van [geïntimeerde].
In hoger beroep heeft het hof de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat Advocatenkantoor [appellant] inderdaad ongerechtvaardigd is verrijkt, maar niet het volledige bedrag hoeft terug te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] in sommige gevallen bewust roekeloos heeft gehandeld door toevoegingen aan te vragen waarvoor zij niet over de vereiste specialisatie beschikte. Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van het bedrag van € 16.331,84 deels toegewezen, maar ook een deel van de vordering afgewezen. Uiteindelijk is Advocatenkantoor [appellant] veroordeeld tot betaling van € 14.651,17 aan [geïntimeerde], vermeerderd met wettelijke rente.