ECLI:NL:GHARL:2023:306

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
200.318.043/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling kinderen in verband met risico's van contact met de vriend van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft alleen het ouderlijk gezag over de kinderen, die sinds 25 juli 2018 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd en de moeder heeft in hoger beroep zes grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter van 22 juli 2022, waarin de ondertoezichtstelling opnieuw werd verlengd tot 25 juli 2023.

De moeder heeft bezwaren tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, vooral in verband met de aanwezigheid van haar nieuwe partner, die eerder strafrechtelijk veroordeeld is voor seksueel misbruik. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de zorgen van de GI over de risico's van onbegeleide contacten tussen de kinderen en de partner van de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de kinderen therapie hebben gehad en het goed met hen gaat, de risico's van contact met de partner niet kunnen worden genegeerd. De moeder heeft onvoldoende inzicht in de risico's die de aanwezigheid van de partner met zich meebrengt.

Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling te verlengen met een jaar bekrachtigd. Het hof benadrukt dat de veiligheid van de kinderen voorop staat en dat de moeder haar eigen wensen en behoeften moet ondergeschikt maken aan het welzijn van de kinderen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de rechters de argumenten van beide partijen hebben gewogen en tot de conclusie zijn gekomen dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft voor de bescherming van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.318.043/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 184085)
beschikking van 10 januari 2023
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.J. Brink te Heerenveen,
en
de gecertificeerde instelling
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid(de GI),
gevestigd te Leeuwarden,
verweerder in hoger beroep.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad), regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 22 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 24 oktober 2022;
- een brief van de raad van 3 november 2022
- een brief van [de minderjarige1] van 18 november 2022;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een brief met bijlage(n) van de GI van 8 december 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 16 december 2022 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren de moeder, bijgestaan door haar advocaat en namens de GI [naam1] , [naam2] , [naam3] en [naam4] .
Raadsheer mr. De Jong-de Goede heeft door middel van een beeldbelverbinding deelgenomen aan de zitting.

3.De feiten

3.1
De moeder is ouder van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2012.
De moeder heeft alleen het ouderlijk gezag over de kinderen.
3.2
De kinderen staan sinds 25 juli 2018 onder toezicht van de GI. De maatregel van ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
3.3
Bij beschikking van 16 juli 2021 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling over de kinderen verlengd tot 25 juli 2022.
3.4
Bij de -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- bestreden beschikking is (onder meer) de ondertoezichtstelling verlengd tot 25 juli 2023.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 juli 2022. De moeder beoogt hiermee de zaak voor wat betreft de ondertoezichtstelling in volle omvang voor te leggen.
De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking met betrekking tot de ondertoezichtstelling te vernietigen en het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling alleen voor [de minderjarige2] toe te wijzen.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het hof om het verzoek van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
Waar gaat het over
5.2
In 2017 heeft de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) een beschermingsonderzoek naar de opvoedingssituatie van de kinderen gedaan. Hieruit bleek dat de kinderen beschadigd waren als gevolg van alcoholmisbruik van hun vader en diens suïcide in 2016, waar de kinderen getuige van waren, gestagneerde rouwverwerking en verminderde emotionele en pedagogische beschikbaarheid van de moeder voor de kinderen. De raad heeft dit onderzoek afgesloten zonder een verzoek tot ondertoezichtstelling omdat er (trauma)therapie was gestart bij [naam5] voor de kinderen en ook de moeder therapie had om haar opvoedingsvaardigheden te verbeteren. Daarnaast waren er veiligheidsafspraken inhoudend dat de nieuwe partner van de moeder, [de partner] (hierna: [de partner] ) geen contact met de kinderen mocht hebben. [de partner] is in 1999 en in 2017 (welke laatste veroordeling onherroepelijk is geworden in 2022) strafrechtelijk veroordeeld wegens seksueel misbruik van een nichtje en vaders dochter (1999) en seksueel grensoverschrijdend gedrag naar drie minderjarige meisjes (2017/2022). Na meldingen van [naam5] over het niet nakomen van de veiligheidsafspraken is de raad een nieuw beschermingsonderzoek gestart. In 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld omdat er veel zorgen waren over de relatie van de moeder en [de partner] die in strijd met de veiligheidsafspraken in het gezin van de moeder en de kinderen aanwezig was. Zo was de afspraak tijdens de behandeling van de moeder bij [naam5] dat [de partner] niet bij haar thuis mocht komen en er geen contact mocht zijn tussen hem en de kinderen. In strijd met deze afspraak bleek dat [de partner] wel bij de moeder thuis kwam en contact met de kinderen had. De moeder intensiveerde het contact met [de partner] , hij overnachtte bij haar en de moeder wilde met hem een gezin vormen.
De GI vindt dat er inmiddels geen zorgen meer zijn over de opvoedingsvaardigheden van de moeder maar dat er nog steeds zorgen en risico’s zijn voor de kinderen indien [de partner] contact met ze krijgt. Ook als dit contact begeleid is, omdat [de partner] dan hechtingsfiguur voor de kinderen gaat worden en omdat de familie van vaders- en moederszijde grote zorgen hebben over dat contact en zich mogelijk terugtrekken uit het leven van de kinderen.
De moeder heeft volgens de GI onvoldoende probleembesef ten aanzien van het risico wat de aanwezigheid van [de partner] in het gezin van de kinderen teweegbrengt. De moeder stelt dat het risico nooit 100% uit te sluiten valt, dat in de risico-analyses die [naam6] hanteert er geen schaal is waarbij een risico nihil is, maar dat de Reclassering en [naam6] (waar de partner in behandeling is geweest) positief zijn over contact tussen [de partner] en de kinderen onder de voorwaarde van toezicht.
Wat vindt het hof
5.3
Met de kinderen gaat het op zich goed. Zij hebben voor hun trauma’s therapie gehad en deze therapie is succesvol geweest. Het al dan niet hebben van fysiek contact tussen de kinderen en [de partner] is hier het enige en steeds weer terugkerende geschilpunt. Waarbij het niet ter discussie staat dat er in elk geval toezicht moet zijn op dit contact.
Het hof is het eens met de beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling te verlengen met een jaar en de motivering hiervan en neemt deze hier over. Daar voegt het hof het volgende aan toe.
[de partner] heeft bij de strafrechtelijke veroordeling in 2017 als bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen een verplichte ambulante behandeling en meldplicht bij de reclassering met een proeftijd van drie jaar. De ambulante behandeling ( [naam6] ) is afgerond met een risicotaxatie op herhaling laag/matig. De termijn van het toezicht van de reclassering eindigt op 14 april 2023.
Wat de moeder in hoger beroep heeft aangevoerd geeft het hof geen reden om anders te denken over de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderen zijn nog erg jong en in hun denken en handelen afhankelijk van de moeder. Daarom weegt voor het hof de mening van [de minderjarige1] dat hij wel buitenshuis contact met [de partner] wil samen met de moeder, nog daargelaten dat wat [de minderjarige1] aangeeft niet blijk geeft van een echt door [de minderjarige1] persoonlijk gevoelde wens tot contact, minder zwaar dan het belang wat het hof hecht aan zijn veiligheid. Daarbij is [de minderjarige1] een extra kwetsbaar kind in verband met zijn ASS-problematiek. Ook de stelling van de moeder dat risico’s nooit 100% uit te sluiten vallen, maakt voor het hof de beslissing niet anders. Het gaat hier namelijk wel om risico’s voor ernstige inbreuken op de veiligheid van de kinderen die zeker voor zulke jonge kinderen uitgesloten moeten blijven. Ook weegt het hof hierbij mee dat er sprake is geweest van recidive en dat, alhoewel [de partner] behandeling heeft gehad na bovengenoemde veroordelingen hij een ontkennende verdachte is gebleven die geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag.
Dat de moeder akkoord is met toezicht bij fysiek contact tussen [de partner] en de kinderen maakt voor het hof niet dat hiermee alle zorgen en bedreigingen voor de kinderen zijn weggenomen. Eenmaal een hechtingsfiguur geworden voor de kinderen zal het risico voor fysiek contact buiten de begeleide omgangsmomenten toenemen omdat de kinderen [de partner] als vertrouwd zullen zien en bij al dan niet geplande ontmoetingen zonder toezicht hiermee een risico lopen. Uit de rapportage over [de partner] blijkt dat juist het hebben van een vertrouwensband met een kind de omstandigheid was waarin [de partner] zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoonde.
Tenslotte is het hof niet gebleken dat het voor de kinderen van groot belang is dat zij contact met [de partner] hebben. Het is de moeder die deze grote wens heeft.
5.4
Het hof wil de moeder meegeven om de kinderen centraal te stellen in haar leven en haar eigen wensen en behoeften omtrent [de partner] hieraan ondergeschikt te maken. Het leven van de kinderen draait niet om de moeder en [de partner] samen en niet om het hebben van fysiek contact tussen de kinderen en [de partner] . De strijd die de moeder nu voert en waarin de kinderen worden meegenomen ( [de minderjarige1] is bij deze rechtszaak betrokken om zijn mening te geven) is niet in het belang van de kinderen en hun behoefte op een ongestoorde ontwikkeling.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 22 juli 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, A.P. de Jong-de Goede en M.A.L.M. Willems bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 10 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.