In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor poging tot zware mishandeling en mishandeling van een benadeelde partij op 19 september 2020. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 24 maart 2023 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A. Allersma.
Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsvoering in de zaak niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De getuigenverklaringen van de verbalisanten waren niet eenduidig en de herkenning van de verdachte door de verbalisanten was niet betrouwbaar. De verdachte werd verweten dat hij de benadeelde partij had geschopt terwijl deze geboeid op de grond lag, maar er was onvoldoende bewijs om deze beschuldiging te onderbouwen. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen wettige bewijsmiddelen waren die de overtuiging konden onderbouwen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan.
Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is op 7 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.