In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1999 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 24 maart 2023, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 36 maanden eiste. De rechtbank had de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De tenlastelegging betrof een aanval op de aangever op 18 januari 2021, waarbij de verdachte met een hamer en een mes zou hebben geprobeerd de aangever van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het hof heeft echter geconstateerd dat de verklaringen van de aangever inconsistent zijn en dat er geen duidelijk motief voor de aanval naar voren is gekomen. Ook de getuigenverklaring van een vriendin van de aangever bleek onbetrouwbaar, omdat zij aanvankelijk geen verklaring wilde afleggen en later pas, bijna anderhalf jaar later, de verdachte als dader aanwees.
Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De aanwezigheid van DNA-sporen op een hamer en handschoen in de woning van de aangever werd weliswaar als een sterke aanwijzing gezien, maar was niet voldoende om de betrokkenheid van de verdachte te bewijzen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.