ECLI:NL:GHARL:2023:2952

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
200.325.173
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot vooringenomenheid van rechters

Op 31 maart 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, een mondelinge uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak met parketnummer 21-005176-18. De verzoeker, bijgestaan door advocaat mr. H.M.G. Peters, heeft de rechters mr. J. Dolfing, mr. L.T. Wemes en mr. A. Meester gewraakt, omdat hij meende dat hun beslissingen voortkwamen uit vooringenomenheid. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de verzoeker zijn bezorgdheid geuit over het feit dat zijn onderzoekswensen niet waren ingewilligd, wat hij als een schending van zijn recht op een eerlijk proces beschouwde.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek tijdig en ontvankelijk was. Echter, de gronden van het verzoek werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de strafkamer om de onderzoekswensen van de verzoeker niet voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling te honoreren, niet onbegrijpelijk was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die duidden op vooringenomenheid van de rechters. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend op 5 april 2023.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden wrakingskamer parketnummer strafzaak: 21-005176-18
beslissing van 31 maart 2023 in de zaak van
[verzoeker] , thans verblijvende in de [naam1] te [plaats1] , verzoeker in het wrakingsincident, hierna: verzoeker, advocaat: mr. H.M.G. Peters, kantoorhoudend te Utrecht.
strekkende tot wraking van:
mr. J. Dolfing, mr. L.T. Wemes en mr. A. Meester, raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden, verweerders in het wrakingsincident.
1. Het verloop van de procedure
1.1 In de strafzaak met parketnummer 21-005176-18 heeft op 3 1 maart 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden voor de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, bestaande uit mr. J. Dolfing, mr. L. T. Wemes en mr. A. Meester. Aanwezig waren verzoeker, bijgestaan door mr. Peters, en het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door advocaten-generaal mr. J.B.H.M. Simmelink en mr. E. Duijts. De zaak is gelijktijdig behandeld met de ontnemingszaak van [naam2] 21-005177-18.
I .2 Verzoeker heeft tijdens deze mondelinge behandeling mrs. Dolfing, Wemes en Meester gewraakt. De voorzitter heeft hierop de behandeling van de zaak geschorst. Het van deze mondelinge behandeling opgemaakte verkort proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
1.3 Mrs. Dolfing, Wemes en Meester hebben niet in de wraking berust.
1.4 Het wrakingsverzoek is ter zitting van 31 maart 2023 behandeld door de wrakingskamer. Verzoeker is bij deze behandeling verschenen, bijgestaan door mr. Peters. De gewraakte raadsheren zijn bij deze behandeling niet verschenen. Voorts was aanwezig de advocaat-generaal mr. Simmelink. Mr. Peters heeft het verzoek mondeling toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen.
zaaknummer: 21-005176-18 datum: 31 maart 2023 blad 2
De wrakingskamer heeft na afloop van de mondelinge behandeling, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2. De beoordeling van het verzoek
De ontvankelijkheid
2.1 De wrakingskamer acht het verzoek tijdig ingediend en acht verzoeker ook overigens ontvankelijk in zijn verzoek.
De gronden van het wrakingsverzoek
2.2 Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek - kort samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. Namens de betrokken raadsheren is afwijzend beslist op het verzoek van verzoeker om voorafgaand of tijdens de mondelinge behandeling een beslissing te nemen op zijn onderzoekswensen. Verzoeker betoogt dat hij op voorhand, voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling, een beslissing op zijn onderzoekswensen wenst en nodig heeft omdat de verdediging niet inhoudelijk kan reageren, zonder dat het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM wordt geschonden. Verzoeker acht de beslissing van de strafkamer dermate onbegrijpelijk, dat daarvoor geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat deze door vooringenomenheid van de raadsheren is ingegeven.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2.3 Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder — voor zover hier van belang — recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (sv) hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.4 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet ook objectief gerechtvaardigd zijn.
2.5 Verder is van belang dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige (processuele) beslissingen. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Alleen als de genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, bestaat zaaknummer: 21-005176-18 datum: 31 maart 2023 blad 3
aanleiding om vooringenomenheid te vermoeden. I
2.6 De door de strafkamer gegeven beslissing niet voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak op de onderzoekswensen van verzoeker te beslissen, betreft een rechterlijke (tussen)beslissing als hiervoor bedoeld en deze beslissing levert als zodanig dus geen grond op voor een wraking. De vraag waar de wrakingskamer zich vervolgens voor ziet gesteld is of deze genomen beslissing zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven. Daarvan is geen sprake. Verzoeker is reeds op voorhand, onder andere in e-mails van 6 maart 2023 en 30 maart 2023, meegedeeld dat het hem altijd vrij staat onderzoekswensen in te dienen, maar dat de strafkamer de zaak op de zitting van 31 maart 2023 ook inhoudelijk wenst te behandelen. Verder heeft de strafkamer verzoeker voorafgaand en tijdens de zitting meegedeeld dat zo nodig bij tussenarrest het onderzoek zal worden heropend ten behoeve van de uitvoering van onderzoekswensen. Verzoeker is dus niet beperkt in zijn mogelijkheden stukken over te leggen of onderzoekswensen in te dienen. Van een onbegrijpelijke beslissing is dan ook geen sprake. Voor de behandeling van de zaak is de hele dag uitgetrokken. De door de strafkamer aangekondigde mogelijkheid is in dat licht bezien ook een reële en geloofwaardige geweest. Uit de genomen beslissing blijkt om deze redenen niet dat daaraan geen ander motief ten grondslag kan liggen dan vooringenomenheid, althans dat die schijn redelijkerwijs is gewekt.
2.7 Ook overigens is niet van feiten of omstandigheden gebleken die duiden op enige vooringenomenheid of objectief gezien die schijn wekken. Het verzoek tot wraking moet dan ook worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het verzoek tot wraking van mr. J. Dolfing, mr. L.T. Wemes en mr. A. Meester af.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.G. Wijma, mr. J.H. Kuiper en mr. G.B.A. Brummer, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023 en ondertekend op woensdag 5 april 2023.
Mr. Kuiper en mr. Brummer zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
I HR 25 september 2018, 1413