ECLI:NL:GHARL:2023:2951

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
200.309.717
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

Op 4 april 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. I. Tubben, mr. M.E.L. Fikkers en mr. C.W. Inden, die betrokken waren bij een civiele procedure tussen mevrouw [naam1] en de Vereniging van Eigenaars Woongebouw De Oude Haven. Verzoeker stelde dat hij tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2023 onvoldoende was gehoord, omdat de voorzitter hem beperkte tot een spreektijd van tien minuten en twee pagina’s spreekaantekeningen. Hij betoogde dat deze beperking de schijn van partijdigheid wekte, vooral omdat hij niet in staat was zijn volledige pleitnotities voor te dragen. De wrakingskamer oordeelde echter dat de voorzitter binnen zijn bevoegdheden handelde en dat de regels voor spreektijd en pleitnotities duidelijk waren. De wrakingskamer benadrukte dat rechters een grote vrijheid hebben in het bewaken van de procesorde en dat de omstandigheden niet zodanig waren dat er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. Het verzoek werd als tijdig en ontvankelijk beschouwd, maar de gronden werden niet voldoende geacht om tot wraking over te gaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde dag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummers gerechtshof: 200.309.717/02 en 200.310.947/02
beslissing van 4 april 2023
op het verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het wrakingsincident,
hierna: verzoeker,
dat strekt tot wraking van:
mr. I. Tubben, mr. M.E.L. Fikkers en mr. C.W. Inden,
raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden,
verweerders in het wrakingsincident.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling civiel recht van het hof zijn onder zaaknummers 200.309.717/01 en 200.310.947/01 procedures (handelsrekesten) aanhangig tussen mevrouw [naam1] en de Vereniging van Eigenaars Woongebouw De Oude Haven ( [adres] te [woonplaats] ). Verzoeker is in deze zaken als belanghebbende opgeroepen.
1.2
Op 2 maart 2023 heeft een mondelinge behandeling in deze twee zaken plaatsgevonden voor de civiele kamer van het hof, bestaande uit mr. I. Tubben (voorzitter), mr. M.E.L. Fikkers en mr. C.W. Inden. Aanwezig waren mevrouw [naam1] , bijgestaan door mr. H.T.L. Janssen, en verzoeker. Het van deze mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
In een brief van 6 maart 2023, binnengekomen op de griffie van het hof op 7 maart 2023, heeft verzoeker verzocht mrs. Tubben, Fikkers en Inden te wraken.
1.4
Mrs. Tubben, Fikkers en Inden hebben niet in de wraking berust. Zij hebben in een verweerschrift van 17 maart 2023 op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.5
In een brief van 22 maart 2023 heeft mr. Janssen namens mevrouw [naam1] laten weten dat zij niet aanwezig zal zijn bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek. Hij heeft in deze brief ook inhoudelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. De wrakingskamer zal dat gedeelte van de brief buiten beschouwing laten, omdat mevrouw [naam1] weliswaar is uitgenodigd voor de zitting, maar niet in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk een reactie in te dienen.
1.6
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 31 maart 2023 behandeld door de wrakingskamer. Verzoeker is bij de behandeling verschenen. De gewraakte raadsheren zijn bij de behandeling niet verschenen. Verzoeker heeft het verzoek mondeling toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat de hiervoor genoemde brieven van de gewraakte raadsheren en van mr. Janssen niet naar verzoeker waren gestuurd. De wrakingskamer heeft deze brieven aan verzoeker overhandigd en heeft de behandeling van het wrakingsverzoek geschorst om verzoeker de gelegenheid gegeven de brieven te lezen. Na de schorsing heeft verzoeker op de brieven kunnen reageren.
1.7
Op 1 april 2023 heeft [verzoeker] naar aanleiding van de mondelinge behandeling een emailbericht ingediend. Het hof reageert daar bij afzonderlijke brief op.

2.De beoordeling van het verzoek

Ontvankelijkheid

2.1
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig ingediend en acht verzoeker ook overigens ontvankelijk in zijn verzoek.
De gronden van het wrakingsverzoek
2.2
Verzoeker is van mening dat hij tijdens de mondelinge behandeling van 2 maart 2023 onvoldoende is gehoord, omdat de voorzitter hem beperkt heeft tot een spreektijd van tien minuten met spreekaantekeningen van maximaal twee A4-tjes. Doordat verzoeker niet zijn spreekaantekeningen van respectievelijk elf en zes pagina’s heeft mogen voordragen, stelt hij onvoldoende gelegenheid te hebben gekregen te reageren op de inhoud van het beroepschrift en het verweerschrift, waardoor het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Daarbij heeft de voorzitter verzoeker tijdens de mondelinge behandeling voorgehouden dat in de uitnodiging voor de mondelinge behandeling ook was vermeld dat slechts twee pagina’s spreekaantekeningen en tien minuten spreektijd zijn toegestaan, terwijl verzoeker nadien is gebleken dat dit niet in zijn uitnodiging stond. Volgens verzoeker maken deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, dat de schijn van partijdigheid van de voorzitter is gewekt. Omdat de andere twee raadsheren niet ingrepen, geldt hetzelfde voor hen.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2.3
Op grond van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder – voor zover hier van belang – recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 36 Rv haar de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.4
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat dat het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet ook objectief gerechtvaardigd zijn.
2.5
De wrakingskamer stelt voorop dat het de taak van de zittingsrechter is om op de zitting de regie te voeren en de goede procesorde te bewaken. Dat betekent bijvoorbeeld dat het aan de rechter is om, binnen de grenzen van de wet, het moment te bepalen waarop advocaten en procespartijen het woord mogen voeren en om de spreektijd te begrenzen. Rechters hebben een grote vrijheid bij de invulling van deze taak.
2.6
Naar het oordeel van de wrakingskamer is de wijze waarop de voorzitter invulling heeft gegeven aan die taak niet zodanig onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door partijdigheid is ingegeven. De voorzitter heeft zich bovendien gehouden aan het voor een ieder kenbare ‘Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven’ waarin in Bijlage II staat:
“Voor verzoeken in handelszaken in hoger beroep (…) geldt een spreektijd van 10 minuten voor iedere belanghebbende, waarbij iedere belanghebbende desgewenst een pleitnotitie mag overleggen van ten hoogste twee A4-tjes.”Tegen deze achtergrond kan aan de omstandigheid dat verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld zijn spreekaantekeningen van respectievelijk elf en zes pagina’s voor te dragen naar objectieve maatstaven geen aanwijzing voor een gebrek aan onpartijdigheid of voor vooringenomenheid worden ontleend. Dat de voorzitter tijdens de mondelinge behandeling abusievelijk heeft meegedeeld dat in de oproepingsbrief van verzoeker was vermeld dat slechts twee pagina’s spreekaantekeningen en tien minuten spreektijd zijn toegestaan, is ongelukkig. Aan deze omstandigheid kan naar objectieve maatstaven echter geen aanwijzing voor een gebrek aan onpartijdigheid of voor vooringenomenheid worden ontleend.
2.7
Ook overigens is niet van feiten of omstandigheden gebleken die duiden op enige vooringenomenheid of die objectief gezien die schijn wekken. Het verzoek tot wraking moet dan ook worden afgewezen.

3.De beslissing

Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het verzoek tot wraking van mr. I. Tubben, mr. M.E.L. Fikkers en mr. C.W. Inden af.
Deze beslissing is gegeven door mr. H. de Hek, mr. G.B.A. Brummer en mr. C. Coster en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dinsdag 4 april 2023.