ECLI:NL:GHARL:2023:2852

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
200.315.947
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en vakantiedeling voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en vakantiedeling voor een minderjarige, geboren in 2017, van ouders die gescheiden zijn. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 13 juli 2022 aangevochten, waarin een zorgregeling was vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders samen het gezag hebben en dat zij de vakanties en feestdagen in onderling overleg moeten verdelen. De vader heeft verzocht om een wijziging van de vakantieweken en de verdeling van vakanties, maar het hof oordeelt dat de rechtbank een regeling heeft vastgesteld die in het belang van het kind is. Het hof heeft de verzoeken van de vader grotendeels afgewezen, met uitzondering van de bepaling dat vakantieweken van vrijdag 19.00 uur tot de volgende vrijdag 19.00 uur duren. Het hof benadrukt dat de ouders water bij de wijn moeten doen in het belang van hun kind en dat onnodige extra wisselmomenten vermeden moeten worden om de rust van de minderjarige te waarborgen. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken, waarbij de belangen van de minderjarige voorop stonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.947
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 538942)
beschikking van 4 april 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.M. Kooij,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2]
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.A. van der Stroom-Willemsen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 13 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 14 september 2022;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van de vader van 23 februari 2023 met producties.
2.3
De mondelinge behandeling was op 7 maart 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met mr. E.T.W. Laureau, die waarnam voor haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
De vader is tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan door een tolk in de Engelse taal.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2017. [de minderjarige] woont bij de moeder. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
3.3
In de beschikking van 11 november 2021 heeft de rechtbank de volgende zorgregeling vastgesteld voor [de minderjarige] in de weekenden:
  • weekend 1: op vrijdag brengt de moeder [de minderjarige] om 19.00 uur (na het eten) bij de vader en de vader brengt [de minderjarige] op zondag om 18.00 uur terug bij de moeder;
  • weekend 2: op vrijdag brengt de moeder [de minderjarige] om 19.00 uur (na het eten) bij de vader en de vader brengt [de minderjarige] op zaterdag om 19.00 uur terug bij de moeder;
  • weekend 3: op vrijdag brengt de moeder [de minderjarige] om 19.00 uur (na het eten) bij de vader en de vader brengt [de minderjarige] op zondag om 18.00 uur terug bij de moeder;
  • weekend 4: [de minderjarige] verblijft bij de moeder.
Daarnaast heeft de rechtbank beslist dat de vakanties en feestdagen bij helfte verdeeld moeten worden in onderling overleg, met uitzondering van de zomer- en herfstvakantie. Daarvoor geldt dat [de minderjarige] iedere herfstvakantie bij de vader verblijft en in de zomervakantie verblijft [de minderjarige] een extra week bij de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank in aanvulling op de beschikking van 11 november 2021 de volgende vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld voor het verblijf van [de minderjarige] :
  • voorjaarsvakantie: even jaren bij de vader, oneven jaren bij de moeder;
  • Goede Vrijdag en aansluitende zaterdag: even jaren bij de vader, oneven jaren bij de moeder;
  • Pasen (Eerste en Tweede Paasdag): even jaren bij de moeder, oneven jaren bij de vader;
  • Koningsdag: indien deze dag buiten de meivakantie valt, verblijft [de minderjarige] bij de ouder bij wie hij het jaar ervoor niet was;
  • meivakantie: even jaren eerste week bij de moeder, tweede week bij de vader, oneven jaren andersom;
  • verjaardag [de minderjarige] : bij de moeder, tenzij dit op vrijdag, zaterdag of zondag valt, dan bij de vader;
  • Moederdag: bij de moeder (ook als [de minderjarige] op de betreffende dag jarig is);
  • Hemelvaart (donderdag t/m zondag): even jaren bij de vader, oneven jaren bij de moeder;
  • Pinksteren (zaterdag t/m maandag): even jaren bij de moeder, oneven jaren bij de vader;
  • Vaderdag: bij de vader;
  • zomervakantie: eerste twee weken bij de vader, dan twee weken bij de moeder, dan twee weken bij de vader;
  • herfstvakantie: bij de vader;
  • Sinterklaas: bij de moeder, tenzij dit op vrijdag, zaterdag of zondag valt, dan bij de vader;
  • kerstvakantie: even jaren eerste week bij de moeder, tweede week bij de vader, oneven jaren andersom;
  • studiedagen: bij de moeder, tenzij de studiedag aansluit op een vakantieweek of feestdag die [de minderjarige] bij de vader verblijft, dan zal [de minderjarige] ook op die studiedag bij de vader verblijven.
De rechtbank heeft verder bepaald dat:
  • vakantieweken lopen van vrijdag 19.00 uur tot en met vrijdag 18.00 uur;
  • de verdeling van vakanties en feestdagen voorgaat op de zorgregeling tussen partijen, waarbij de zorgregeling voor de weekenden wel doorloopt, maar niet wordt uitgevoerd;
  • voor het laatste weekend van een vakantie de zorgregeling tussen partijen geldt;
  • bij een vakantieweek waarin [de minderjarige] bij de vader verblijft, de moeder hem op vrijdag zal brengen om 19.00 uur en de vader hem weer op vrijdag zal terugbrengen om 18.00 uur;
  • bij een feestdag waarop [de minderjarige] bij de vader verblijft, de moeder hem de dag ervóór zal brengen om 19.00 uur en de vader hem op de laatste dag zal terugbrengen om 18.00 uur (met uitzondering van de verjaardag van [de minderjarige] en Sinterklaas indien die dagen op een vrijdag vallen, dan brengt de moeder [de minderjarige] uit school naar de vader en brengt de vader hem de ochtend erna om 10.00 uur weer naar de moeder, voor zover het gaat om weekend 4 in de zorgregeling).
4.2
De vader komt met drie grieven in hoger beroep. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat ondergenoemde vakanties als volgt worden verdeeld:
  • voorjaarsvakantie: door de helft verdelen, met het wisselmoment op dinsdagavond 19.00 uur;
  • Hemelvaart en de vrije vrijdag:
o woensdagavond 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur (in het weekend geldt de reguliere zorgregeling)
o even jaren bij de moeder;
o oneven jaren bij de vader;
- Pinksteren:
o oneven jaren van zaterdag 19.00 uur tot maandag 18.00 uur bij de moeder;
o even jaren: bij de vader;
o zaterdag geldt de zorgregeling;
- zomervakantie:
o primair: eerste vier weken (vrijdagavond tot vrijdagavond) bij de vader, laatste twee weken (vrijdagavond tot vrijdagavond voor het laatste weekend) bij de moeder;
o subsidiair: eerste drie weken bij de vader, dan twee weken bij de moeder, laatste week bij de vader;
- alle extra vrije dagen (ongeacht of deze ‘studiedag’ heten):
o vastplakken aan vakantie of weekend
o de rest om de beurt bij de ene of andere ouder (vanaf 19.00 uur voorgaande dag tot 18.00 uur), resulterend in 50-50% verdeling over het schooljaar genomen;
  • te bepalen dat een vakantieweek van vrijdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur duurt;
  • voor het overige de bestreden beschikking in stand te houden.
4.3
De moeder voert verweer in hoger beroep. Zij vraagt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben samen het gezag. Zij kunnen de rechter vragen om een eerdere beslissing over de zorgregeling te wijzen, als de omstandigheden zijn gewijzigd (artikel 1:253a en 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De rechter kijkt dan naar alle omstandigheden van het geval en neemt een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
5.2
Het hof is van oordeel dat de omstandigheden zijn gewijzigd. In de beschikking van 11 november 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de ouders de vakanties en feestdagen in onderling overleg moeten verdelen. Het hof stelt vast dat dit de ouders niet is gelukt en dat zij hierover een beslissing van de rechter nodig hebben.
Wisselmoment vakantieweken
5.3
De vader verzoekt het hof om te bepalen dat een vakantieweek duurt van vrijdag om 19.00 uur tot de volgende vrijdag om 19.00. De moeder is het eens met dit verzoek. Daarom zal het hof dit verzoek toewijzen.
Vakantieregeling
5.4
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een regeling heeft vastgesteld die het meest in het belang van [de minderjarige] is. Het hof deelt de visie van de raad dat de rechtbank de belangen van [de minderjarige] goed heeft afgestemd op de wensen van de ouders. Allebei de ouders hebben daarbij water bij de wijn moeten doen in het belang van [de minderjarige] . [de minderjarige] is een kind van gescheiden ouders en heeft dus onvermijdelijk te maken met twee opvoedsituaties. [de minderjarige] heeft behoefte aan voldoende tijd met allebei zijn ouders, maar ook aan rust. Het hof is van oordeel dat [de minderjarige] zo min mogelijk belast moet worden met heen en weer reizen.
5.5
Het hof gaat daarom niet mee in de verzoeken van de vader om de voorjaarsvakantie, Hemelvaart en Pinksteren te splitsen tussen de ouders. Deze extra wisselmomenten zorgen voor onnodige extra onrust. Bovendien maakt het splitsen van die periodes het voor beide ouders heel lastig om met [de minderjarige] op vakantie te gaan, omdat hij binnen een paar dagen alweer naar de andere ouder moet. Ook het delen van studiedagen – voor zover die niet aansluiten op de weekendregeling – acht het hof niet in [de minderjarige] belang. Dit zou betekenen dat [de minderjarige] op die vrije dag heen en weer zou moeten reizen naar de vader. Ook dit geeft [de minderjarige] onnodig onrust.
5.6
Over de zomervakantie merkt het hof op dat allebei de ouders hebben verteld dat de zomervakantie in 2022 goed is verlopen. De vader is twee keer met [de minderjarige] heen en weer gereisd naar Frankrijk. Volgens de vader was dit ‘even een gedoe’, maar heeft [de minderjarige] genoten van de tijd in Frankrijk. De moeder heeft verteld dat [de minderjarige] geen last heeft gehad van de extra reisbewegingen. Volgens de moeder heeft [de minderjarige] ‘een bepaalde rust’ ervaren in de 2-2-2-verdeling. Meer in het algemeen heeft de advocaat van de moeder verteld dat [de minderjarige] goed gedijt bij de regeling uit de bestreden beschikking en dat deze regeling hem rust heeft gebracht. De vader heeft dat niet betwist en ook niets naar voren gebracht waaruit blijkt dat de huidige regeling niet goed is voor [de minderjarige] .
5.7
Het hof is van oordeel dat de zorgregeling uit de bestreden beschikking in het belang van [de minderjarige] is en ziet daarom geen aanleiding om die regeling te wijzen. Het hof zal de overige verzoeken van de vader afwijzen. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking grotendeels bekrachtigt.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 13 juli 2022 uitsluitend ten aanzien van het bepaalde in 4.2 met betrekking tot de duur van de vakantieweken in die zin dat het hof bepaalt dat vakantieweken lopen van vrijdag 19.00 uur tot de volgende vrijdag 19.00 uur;
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, S. Kuijpers en A.T. Bol, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 4 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.