ECLI:NL:GHARL:2023:2770
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- W. Wijma
- M. Wijmenga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding in administratief beroep onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter met betrekking tot de proceskostenvergoeding voor het indienen van een administratief beroepschrift onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De kantonrechter had een vergoeding van € 15,- toegekend voor het indienen van het beroepschrift, terwijl de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, van mening was dat dit bedrag te laag was en niet in verhouding stond tot de werkelijke kosten. De kantonrechter had eerder de sanctie gematigd tot € 250,- en een totale proceskostenvergoeding van € 529,75 toegewezen, maar de gemachtigde stelde dat de kantonrechter ten onrechte de forfaitaire bedragen voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand had toegepast.
Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de kantonrechter onvoldoende rekening had gehouden met de specifieke omstandigheden van de zaak. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de vergoeding voor het indienen van het administratief beroepschrift niet had mogen matigen naar € 15,-, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit bedrag de in redelijkheid gemaakte kosten oversteeg. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en zelf de proceskostenvergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 657,-, waarbij het hof rekening hield met de aard van de zaak en de inspanningen van de gemachtigde.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de proceskostenvergoeding in administratieve procedures en bevestigt dat de forfaitaire regeling niet zonder meer toegepast kan worden als dit leidt tot een onredelijke vergoeding. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld in de kosten, wat een belangrijke uitspraak is voor toekomstige Wahv-zaken.