ECLI:NL:GHARL:2023:2738

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
200.323.333/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de wettelijke schuldsaneringsregeling na beëindiging wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Noord-Nederland had eerder, op 20 februari 2023, de schuldsaneringsregeling van de appellante tussentijds beëindigd vanwege tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen, met name door haar detentie. De appellante, die sinds 8 juli 2021 in voorlopige hechtenis zit, heeft in hoger beroep verzocht om de vernietiging van dit vonnis en om voortzetting van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft de procedure en de argumenten van de appellante en de bewindvoerder in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen van de appellante, die voortvloeien uit haar detentie, niet definitief aan haar kunnen worden toegerekend zolang haar strafzaak nog in behandeling is. Het hof heeft besloten om de schuldsaneringsregeling met twee jaar te verlengen, zodat deze eindigt op 15 april 2025. Dit biedt de appellante de kans om haar verplichtingen na te komen, afhankelijk van de uitkomst van haar strafzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.323.333/01
(zaaknummer rechtbank C/18/20/96 R)
arrest van 30 maart 2023
inzake
[appellante] ,
die verblijft in [verblijfplaats] ,
appellante,
hierna te noemen:
[appellante],
advocaat: mr. M. Goosen, die kantoor houdt in Groningen.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

1.1
In een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 15 april 2020 is op [appellante] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
1.2
In een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 20 februari 2023 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling op voordracht van de rechter-commissaris tussentijds beëindigd.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
In een beroepschrift, ontvangen door de griffie van het hof op 27 februari 2023, heeft [appellante] verzocht dit vonnis te vernietigen en alsnog te bepalen dat de schuldsaneringsregeling op haar van toepassing blijft.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder het V6-formulier met bijlagen van 10 maart 2023 van mr. Goosen. Van mevrouw [de bewindvoerder] (hierna te noemen: de bewindvoerder) is een brief met bijlagen van 10 maart 2023 ontvangen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2023, waarbij [appellante] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Ook is de bewindvoerder verschenen.

3.De beoordeling

Het oordeel van de rechtbank
3.1
De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling op [appellante] beëindigd op grond van het oordeel dat zij niet voldoet aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c Fw). De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen. Voorop staat dat in zijn algemeenheid geldt dat het plegen van een misdrijf niet verenigbaar is met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling, omdat een saniet daarmee het risico aanvaardt dat hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, een taakstraf en/of tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Sinds het moment dat zij in detentie is gekomen, is ze niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt en heeft ze niet voor haar schuldeisers kunnen sparen. [appellante] is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, welke tekortkoming – met het oog op het veroordelende strafvonnis van 23 december 2022 – haar ook kan worden toegerekend. Dat de tekortkoming pas in hoger beroep of zelfs cassatie definitief kan worden vastgesteld, dient voor rekening en risico van de schuldenares te blijven. Een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling biedt geen soelaas, omdat hoe dan ook onvoldoende tijd resteert om de periode waarin de schuldenares niet beschikbaar is geweest voor de arbeidsmarkt te compenseren en het nadeel voor de schuldeisers op te heffen.
Het beroep van [appellante]
3.2
kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. [appellante] stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van een tekortkoming. De familieleden van [appellante] hebben zorggedragen voor de betaling van de vaste lasten en maken geen aanspraak op terugbetaling van deze betalingen. [appellante] is van mening dat ze op geen enkele wijze het risico tot detentie aanvaard heeft en dat het enkele feit dat ze – volgens [appellante] ten onrechte – gedetineerd is en daarmee niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, niet maakt dat er sprake is van een tekortkoming.
3.3
Subsidiair stelt [appellante] zich op het standpunt dat de tekortkoming haar niet toegerekend kan worden. Volgens [appellante] is ze onterecht strafrechtelijk veroordeeld en derhalve ook ten onrechte voor langere tijd gedetineerd. De rechtbank had moeten afwijken van de hoofdregel dat in beginsel uitgegaan mag worden van hetgeen de strafrechter heeft geoordeeld, omdat de bewijsvoering in het strafvonnis, onder andere, berust op onbetrouwbare en zelfs gemanipuleerde getuigenverklaringen. Ze is er dan ook van overtuigd dat het strafvonnis zal worden vernietigd in het door haar ingestelde hoger beroep hiertegen.
3.4
Meer subsidiair beroept [appellante] zich erop dat de toerekenbare tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing gelaten moet worden. Volgens [appellante] is met betrekking tot het strafvonnis sprake van een gerechtelijke dwaling. Van het ontstaan van nieuwe schulden is bovendien geen sprake.
Het standpunt van de bewindvoerder
3.5
De bewindvoerder heeft in reactie op het beroepschrift van [appellante] het volgende opgemerkt. De saniet kan vanaf het moment van haar detentie geen inkomen (meer) verwerven om te sparen voor haar schuldeisers. Voorafgaand aan de detentie was het vooruitzicht dat de vordering van de schuldeisers geheel betaald zou kunnen worden. Dit is als gevolg van de detentie niet het geval, waardoor de schuldeisers ernstig benadeeld worden. Er is geen sprake van een tekortkoming van geringe betekenis, nu de boedelrekening met een bedrag van € 5.780,62 slechts aangewend kan worden voor vergoeding van kosten voor het wsnp-bewind, de curator en gedeeltelijk de preferente vordering van de belastingdienst. De concurrente schuldeisers, met een totale vordering van € 14.789,61, zullen in het geheel niet voldaan worden.
3.6
De bewindvoerder verzoekt het hof geen verlenging tot de maximale duur van vijf jaren toe te kennen, omdat – mocht de saniet in hoger beroep vrijgesproken worden – zij onvoldoende tijd heeft om een inhaalslag te maken om alsnog aan haar verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling te kunnen voldoen.
Het oordeel van het hof
3.7
Voorop staat dat een van de verplichtingen die voor de schuldenaar voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling is zich maximaal in te spannen om inkomen te verwerven ten behoeve van de crediteuren. [appellante] zit sedert 8 juli 2021 in voorlopige hechtenis. Tot dat moment is zij, zo heeft de bewindvoerder verklaard, deze verplichting correct nagekomen. Er is ook een bedrag van ruim € 5.000,- gespaard. Vanaf 8 juli 2021 is [appellante] de genoemde verplichting niet meer nagekomen. Vanaf dat moment schoot zij dus in de nakoming van die verplichting tekort.
3.8
Artikel 354 Fw bepaalt dat de rechter de schuldsaneringsregeling (tussentijds) kan beëindigen indien sprake is van een tekortkoming en deze aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
3.9
[appellante] is door de rechtbank Noord-Nederland op 23 december 2022 wegens een strafbaar feit veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. Tegen dat vonnis heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. Indien en zodra sprake is van een onherroepelijke veroordeling van [appellante] kan de tekortkoming aan haar worden toegerekend. In dat geval kan immers worden vastgesteld dat zij door het plegen van een misdrijf zichzelf in de onmogelijkheid heeft gebracht inkomsten voor de boedel te verwerven.
3.1
[appellante] bepleit in het hoger beroep van haar strafzaak vrijspraak. Indien zij daarin wordt gevolgd en uiteindelijk wordt vrijgesproken geldt dat zij (weliswaar rechtmatig, maar) ten onrechte gedetineerd is geweest. In dat geval is er geen reden die detentie niettemin aan haar toe te rekenen als een omstandigheid die voor haar rekening en risico moet komen. Dat zij vanaf 8 juli 2021 niet in staat is geweest inkomen te verwerven, kan dan bezwaarlijk als aan haar toerekenbare tekortkoming worden gezien. Van bijzondere omstandigheden die maken dat daarover anders moet worden geoordeeld is niet gebleken.
3.11
Op dit moment kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld welke uitkomst de strafzaak zal hebben. Aan het veroordelend strafvonnis komt in dit stadium van de zaak, waarin hoger beroep daartegen nog aanhangig is, niet meer betekenis toe dan dat de uitgesproken veroordeling een feit is. Dat enkele feit is onvoldoende om van de inhoudelijke juistheid van de veroordeling uit te kunnen gaan. Het is aan de strafrechter in hoger beroep zich daarover uit te spreken.
3.12
Een noodzaak om nu te beslissen over de toerekenbaarheid is er niet. Als de schuldsaneringsregeling maximaal verlengd wordt, zal deze duren tot 15 april 2025. Tegen die tijd zal hoe dan ook meer duidelijkheid verkregen zijn over de strafzaak tegen [appellante] , ook als dan nog geen sprake is van een onherroepelijke uitspraak. Afhankelijk van het verloop van de strafzaak in hoger beroep kan worden bezien of alsnog tot tussentijdse beëindiging moet worden overgegaan of dat het tot het verlenen van een schone lei kan komen.
3.13
Het belang van de crediteuren én van [appellante] (die haar schuldeisers wil betalen) is ermee gediend dat deze mogelijkheid om meer duidelijkheid te krijgen over de afloop van de strafzaak en daardoor over de toerekenbaarheid van de tekortkoming wordt benut. Indien [appellante] uiteindelijk zou worden vrijgesproken zal zij recht hebben op een billijke vergoeding wegens ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis. [appellante] heeft bij de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard het maximale te willen doen om de schuldeisers te betalen en in dat kader ook bereid te zijn die eventuele vergoeding daarvoor aan te wenden. De omvang van de schuldenlast is zodanig dat met een dergelijke vergoeding én het reeds gespaarde bedrag naar verwachting een aanzienlijke, zo niet volledige, uitkering aan de schuldeisers kan plaats vinden. Indien het beschikbare boedelactief nu verdeeld moet worden, leidt dat tot een zeer beperkte uitkering. Als uiteindelijk de tekortkoming toerekenbaar wordt geoordeeld zullen de boedelkosten nog enigszins zijn opgelopen en zullen de schuldeisers dus nog iets minder kunnen ontvangen, maar dat (extra) nadeel is beperkt. Al met al is het dus de moeite waard te wachten.
De slotsom
3.14
De beslissing van de rechtbank wordt daarom vernietigd en de schuldsaneringsregeling wordt verlengd met twee jaar.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 20 februari 2023;
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] wordt voortgezet;
verlengt de termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] met twee jaar, zodat deze eindigt op 15 april 2025.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. G. van Rijssen en mr. M.A.L.M. Willems en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2023.