ECLI:NL:GHARL:2023:2731

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
21-005145-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van openlijk geweld in jeugdstrafrecht met werkstraf en gedeeltelijke toewijzing van schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2004, was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen een benadeelde partij. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 17 november 2022. Tijdens de zitting op 14 maart 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld gepleegd op 12 september 2020 nabij een winkelcentrum. De kinderrechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Het hof heeft de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld en de eerdere verweren van de verdediging verworpen. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 350,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, die slechts bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005145-22
Uitspraak d.d.: 28 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , van 17 november 2022 met parketnummer 16-154850-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T.P.A.M. Wouters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft de verdachte wegens openlijke geweldpleging, gepleegd tegen [benadeelde]
, veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast heeft de kinderrechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 500,- aan immateriële schade met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 12 september 2020 te [pleegplaats] openlijk, te weten nabij/voor het winkelcentrum [X] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door die [benadeelde] vast te pakken en/of vast te houden en/of meermaals, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [benadeelde] te slaan/schoppen;
subsidiair
hij op of omstreeks 12 september 2020 te [pleegplaats] [benadeelde] heeft mishandeld door meermaals, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [benadeelde] te slaan/schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – primair aangevoerd dat de gebrekkige kwaliteit van de camerabeelden de herkenningen problematisch maken. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de herkenning door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar is en dat de verbalisanten onvoldoende persoonsonderscheidende kenmerken aangeven waarop de herkenningen zijn gebaseerd, zodat de herkenningen ook om deze reden niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Oordeel van het hof
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
De verbalisant [verbalisant 1] heeft blijkens het door hem op 22 januari 2021 opgemaakte proces-verbaal op de bewegende beelden de hem ambtshalve bekende verdachte herkend. De verbalisant heeft de verdachte op de bewegende beelden direct herkend aan zijn gelaat, postuur en kledingdracht. Vanuit zijn hoedanigheid als wijkagent heeft de verbalisant een aantal keer contact met verdachte gehad. De laatste keer betrof op 22 november 2020. Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft de verdachte op de camerabeelden herkend aan zijn gelaat in combinatie met de vorm van zijn neus en haardracht. Tot slot heeft verbalisant [verbalisant 3] op de beelden de hem ambtshalve bekende verdachte herkend. De verbalisant heeft tijdens overleggen in de Afrikalaan-jeugdgroep meerdere malen met en over verdachte gesproken.
Het hof stelt vast dat de herkenningen zijn gedaan aan de hand van de bewegende beelden. Daarbij geldt dat de verbalisanten die de verdachte hebben herkend, hem een langere tijd kennen en hem regelmatig hebben meegemaakt en gesproken. Voorts is het hof van oordeel dat de verbalisanten voldoende onderscheidende kenmerken van de verdachte geven waaraan zij hem hebben herkend.
Gelet op het bovenstaande ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten en zal het hof deze herkenningen voor het bewijs bezigen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
of omstreeks12 september 2020 te [pleegplaats] openlijk, te weten nabij
/voorhet winkelcentrum [X] , in elk geval op of aan de openbare weg en
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door die [benadeelde]
vast te pakken en/ofvast te houden en
/ofmeermaals
, althans eenmaal, in het gezicht en/oftegen het lichaam van die [benadeelde] te slaan
/en te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde
straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van een bewezenverklaring bepleit om aan te sluiten bij de LOVS-oriëntatiepunten voor minderjarigen en voorts om rekening te houden met de ouderdom van het feit, de schending van de redelijke termijn in eerste aanleg en dat verdachte een
first offenderis. Gelet op deze omstandigheden heeft de raadsman verzocht om een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren op te leggen.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door het slachtoffer vast te pakken en naar de grond te werken om vervolgens tegen hem aan te trappen. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daar komt bij dat het geweld plaatsvond op een openbare plek, waar andere personen getuige van zijn geweest. Dergelijk zinloos geweld veroorzaakt niet alleen pijn, maar brengt ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en omstanders in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 februari 2023 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Gelet op de aard en ernst van het geweld in groepsverband acht het hof de door de kinderrechter opgelegde straf in beginsel passend. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, het inmiddels een betrekkelijk oud feit betreft en omdat verdachte niet meer in aanraking is gekomen met politie of justitie, acht het hof een voorwaardelijk strafdeel niet langer op z’n plaats.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering zoals in eerste aanleg gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het toegewezen bedrag door de kinderrechter te matigen omdat er bij het slachtoffer sprake is van eigen schuld.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat geen sprake is van eigen schuld van het slachtoffer, nu deze jegens de verdachte niet onrechtmatig heeft gehandeld. Dit vormt voor het hof dan ook geen reden voor matiging van de vordering.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 350 (driehonderdvijftig euro) bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 september 2020.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.L. Plas en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G. Ladjevardi, griffier,
en op 28 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr J.H. van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 28 maart 2023.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.