De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “Handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen voor alle voertuigen: bord C 12/20”. Deze gedraging zou zijn verricht op 2 maart 2020 om 08:54 uur op de Griftdijk in Nijmegen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert in hoger beroep aan dat de betrokkene op basis van het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden van augustus 2018 (verder: Beleidskader) eerst een waarschuwingsbrief had moeten krijgen voordat aan hem een sanctie mocht worden opgelegd. De betrokkene heeft echter geen waarschuwing ontvangen, omdat hij in het buitenland woont. Ook is volgens de gemachtigde sprake van discriminatie op basis van nationaliteit zoals bedoeld in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Verder stelt hij dat onbekend is hoe laat de schouw op de dag van de gedraging is uitgevoerd, zodat er nog een schouw zou moeten zijn van een maand na de gedraging.
3. De gegevens van het zaakoverzicht houden zakelijk weergegeven in dat is geconstateerd dat met het voertuig met voormeld kenteken op voormelde datum, tijd en plaats is gehandeld in strijd met een bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen) van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
4. Het dossier bevat daarnaast foto’s waarmee de gedraging is vastgelegd. Hierop is het voertuig met voornoemd kenteken te zien.
5. Verder bevinden zich bij de stukken schouwrapporten van 3 februari 2020 en 2 maart 2020, waarin de ambtenaar verklaart dat de C-bebording op deze data duidelijk zichtbaar aanwezig was op de Griftdijk in Nijmegen.
6. In deze zaak is sprake van handhaving met een camerasysteem, zodat het Beleidskader van toepassing is. Op de foto’s van de gedraging is geen bebording te zien. Het niet zichtbaar zijn van het C-bord op de foto kan slechts worden ondervangen op een wijze als in het Beleidskader beschreven, te weten door middel van een omgevingsschouw die (minimaal) maandelijks plaatsvindt (vgl. het arrest van dit hof van 1 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7566). 7. Het hof is van oordeel dat met de schouwrapporten van 3 februari 2020 en 2 maart 2020 is voldaan aan de volgens het Beleidskader vereiste maandelijkse schouw en dat het dossier daarmee voldoende informatie bevat voor de vaststelling van de gedraging. De in dit kader aangevoerde grond treft dan ook geen doel.
8. In het ten tijde van de gedraging geldende Beleidskader waarnaar de gemachtigde verwijst is verder nog het volgende opgenomen:
“Om in de beginperiode een opeenstapeling van het aantal beschikkingen per kenteken te voorkomen, wordt gestart met communicatie naar omwonenden en overtreders en vervolgens wordt gefaseerd gestart met handhaving. In de eerste periode wordt volstaan met een waarschuwingsbrief die door de gemeente aan betrokkenen wordt verzonden en vervolgens wordt per week maximaal één beschikking per kenteken geregistreerd. De eerste beschikking moet in ieder geval aan betrokkene zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd. Indien vervolgens blijkt dat sprake is van recidive, kan voor elke volgende overtreding een beschikking worden opgelegd.”
9. In zijn arrest van 1 september 2022 heeft het hof geoordeeld dat voornoemde voorwaarde als beleidsregel als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wahv moet worden aangemerkt, te weten een voorwaarde die aangeeft in welke gevallen -hoewel een gedraging is verricht- de ambtenaar niet gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om een sanctie op te leggen omdat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden/de omstandigheden waarin een persoon verkeert het opleggen van een sanctie niet billijken (artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, Wahv). Op deze voorwaarde uit het Beleidskader kan de betrokkene zich dus beroepen.
10. In het dossier bevindt zich een afschrift van een aankondiging van beschikking van de gemeente Nijmegen, waarin staat omschreven dat met voornoemd kenteken op 22 januari 2020 is gehandeld in strijd met de onderhavige geslotenverklaring en waarop staat vermeld dat het een waarschuwing betreft.
11. Het dossier bevat een aanvullend proces-verbaal van 12 mei 2020, waarin de ambtenaar onder meer het volgende verklaart:
“Op 3 maart was ik (…) belast met de digitale handhaving van de Knip op de Grifdijk te Nijmegen. (…) Hierbij kwam ik ook het kenteken van betrokkene (…) tegen. Dit kenteken is op 22-01-2020 al eerder op deze locatie geregistreerd (…). Helaas is het niet mogelijk om buitenlandse kentekens een waarschuwingsbrief te sturen. Dit toont wel aan dat betrokkene hier al vaker is geweest en op de hoogte zou moeten zijn van de situatie.”
12. Naar aanleiding van het verzoek van het hof om nadere informatie te verschaffen over de aanvang en de duur van de in het Beleidskader vermelde eerste periode heeft de advocaat-generaal ten aanzien van de betreffende geslotenverklaring een Algemeen proces-verbaal camerahandhaving van 6 september 2018 overgelegd. Hieruit volgt dat door de gemeente Nijmegen aan alle kentekenhouders die in de periode vanaf 3 september tot 1 oktober 2018 met hun voertuigen de geslotenverklaring passeerden zonder geldige ontheffing een op naam gestelde waarschuwingsbrief is verzonden.
13. In reactie op de door het hof bij brief van 15 november 2022 gestelde vragen omtrent de nadere invulling van de in het Beleidskader vermelde eerste periode door het openbaar ministerie, heeft de advocaat-generaal het volgende naar voren gebracht:
"Uit navraag bij [naam1] van de afdeling Beleid en Strategie van parket CVOM is mij het volgende gebleken. Vanuit het CVOM wordt richting gemeenten altijd gecommuniceerd dat de waarschuwingsperiode (beginperiode) minimaal een maand moet duren, de waarschuwingsperiode mag langer zijn indien gemeenten dit zelf willen. De gemeenten registreren dit vervolgens in het algemeen proces-verbaal, zodat duidelijk is wanneer deze waarschuwingsperiode heeft plaats gevonden, en wanneer men exact is begonnen met handhaven."
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat aan de betrokkene terecht geen waarschuwingsbrief is verstuurd, omdat de betrokkene de geslotenverklaring ruim na de in het Algemeen proces-verbaal van 6 september 2018 vermelde beginperiode van 3 september 2018 tot
1 oktober 2018 heeft genegeerd.
14. De gemachtigde heeft in reactie op het voornoemde aangevoerd dat de heer [naam2] , van de afdeling toezicht gemeente Nijmegen, op 1 december 2022 heeft bevestigd dat beschikkingen op de Griftdijk geseponeerd worden indien er niet eerst een waarschuwing is verzonden. Zelfs in 2022 worden er kennelijk eerst nog waarschuwingen verzonden.
15. Het hof stelt vast dat in deze zaak is gebleken dat aan kentekenhouders die in de periode van
3 september tot 1 oktober 2018 de geslotenverklaring hebben genegeerd waarschuwingsbrieven zijn verzonden. Op 22 januari 2020 is het kenteken van de betrokkene voor het eerst geregistreerd. Hoewel dit ruim buiten voornoemde waarschuwingsperiode valt, is voor deze overtreding toch een waarschuwing opgesteld. Op basis hiervan en mede in het licht bezien van wat de gemachtigde onder 14. naar voren heeft gebracht, is onduidelijk hoe lang de waarschuwingsperiode heeft geduurd.
16. Nu uit de aanvullende informatie en het nadere standpunt van de advocaat-generaal volgt dat de verdere uitvoering van het versturen van een waarschuwing in de eerste periode aan de gemeenten zelf wordt gelaten en gemeenten vrij zijn om voor een langere waarschuwingsperiode te kiezen dan de door het parket CVOM geadviseerde minimale periode van één maand, acht het hof het in deze zaak noodzakelijk om hierover nadere informatie te verkrijgen van de gemeente Nijmegen.
Het hof wenst antwoord op de vraag op welke wijze door de gemeente invulling wordt gegeven aan het vereiste van het Beleidskader dat met een waarschuwing moet worden volstaan in de eerste periode. Hierbij dient duidelijk te worden:
- of de gemeente een bepaalde termijn voor de waarschuwingsperiode hanteert en zo ja welke termijn;
- of dat de gemeente het beleid hanteert dat hiervoor niet een bepaalde periode wordt aangehouden maar dat ten aanzien van ieder voertuig dat voor de eerste keer de geslotenverklaring negeert aan de kentekenhouder van het voertuig een waarschuwing wordt verstuurd, ook als de geslotenverklaring al langer bestaat;
- op welke wijze vorm wordt gegeven aan de verzending van de waarschuwingsbrieven.
17. Het hof zal de advocaat-generaal verzoeken deze vragen te beantwoorden en iedere verdere beslissing aanhouden. Indien de advocaat-generaal de betreffende informatie verstrekt, zal de gemachtigde in de gelegenheid worden gesteld daarop schriftelijk te reageren.
De beslissing
Het gerechtshof:
verzoekt de advocaat-generaal binnen vier weken na de datum van dit arrest de hierboven onder 16. bedoelde informatie te verstrekken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit tussenarrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Verstraaten als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.