Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Dickhoff, verzocht om schorsing van de beschikking van 28 juli 2022, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en een beslissing werd genomen over de verdeling van de echtelijke woning. De rechtbank had bepaald dat de woning aan de vrouw zou worden toegedeeld onder bepaalde voorwaarden, maar de vrouw was van mening dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de woning in de gemeenschap van goederen viel en dat er sprake was van een kennelijke misslag.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep en het verzoek tot schorsing beoordeeld. Het hof oordeelde dat de vrouw niet voldoende had onderbouwd dat haar belang bij schorsing zwaarder woog dan het belang van de man bij de uitvoering van de beschikking. De vrouw had aangevoerd dat er gewijzigde omstandigheden waren, waaronder de wens van hun dochter om de woning niet te betreden en haar aanstaande ontslag, maar het hof oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om het verzoek tot schorsing te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing afgewezen, waarbij het belang van de man om over zijn geldelijke aandeel in de woning te kunnen beschikken zwaarder woog dan de belangen van de vrouw. De beslissing van het hof is op 28 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door de rechters R. Feunekes, H. Phaff en L. Hamer.