ECLI:NL:GHARL:2023:2692

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
200.321.592/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de wijze van verdeling van de woning in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de beschikking van de rechtbank Gelderland. De man, vertegenwoordigd door mr. W.F.A. Zwart-Peters, verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking die de wijze van verdeling van de woning regelde. De rechtbank had eerder bepaald dat de woning aan de man zou worden toegedeeld, mits hij binnen een bepaalde termijn aan bepaalde voorwaarden voldeed. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. A.C.W. Duiveman, voerde aan dat het voor haar geestelijk welzijn noodzakelijk was dat de kwestie snel werd afgewikkeld, gezien haar arbeidsongeschiktheid en de stress die de echtscheiding met zich meebracht. Het hof overwoog dat de man niet had aangetoond dat zijn belang bij schorsing zwaarder woog dan het belang van de vrouw bij de uitvoering van de beschikking. De man had weliswaar een taxatie van de woning laten uitvoeren, maar kon niet aantonen dat hij financieel in staat was om de woning over te nemen. Het hof wees het verzoek tot schorsing af en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beslissing benadrukt het belang van een snelle afwikkeling in echtscheidingszaken, vooral wanneer een van de partijen in een kwetsbare positie verkeert.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.321.592/02
(zaaknummers rechtbank Gelderland 397610 en 403137)
beschikking van 28 maart 2023 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W.F.A. Zwart-Peters te Deventer,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.C.W. Duiveman te Dalfsen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 14 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en in het kader van de wijze van verdeling van de woning aan de [adres1] te [woonplaats1] – uitvoerbaar bij voorraad – beslist dat:
  • partijen binnen twee weken na de bestreden beschikking de opdracht dienen te geven aan [naam1] B.V. om zijn taxatierapport van 19 januari 2021 te actualiseren naar de waarde per heden. Eventuele kosten voor deze actualisatie dienen partijen bij helfte te dragen:
  • de woning aan de man wordt toegedeeld tegen de waarde volgende uit de (nog uit te voeren) geactualiseerde taxatie van [naam1] B.V. Daarbij gelden de opschortende voorwaarden dat de man een financiering krijgt om de woning binnen drie maanden na de datum waarop zowel de geactualiseerde taxatie is verricht als de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand over te nemen, dat de vrouw binnen die termijn wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening, dat de vrouw binnen die termijn haar deel (zijnde de helft) uit de eventuele overwaarde (zijnde de geactualiseerde taxatiewaarde minus de hypotheekschuld op de datum van de notariële levering van de woning aan de man) ontvangt en dat de man de kosten voor de notariële levering en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw draagt;
  • voor het geval de man er niet in slaagt de woning onder de hiervoor genoemde opschortende voorwaarden over te nemen bepaalt de rechtbank dat:
 partijen binnen uiterlijk één week gezamenlijk opdracht dienen te geven aan
[naam1] B.V. om de woning te verkopen en deze makelaar de vraagprijs bepaalt;
  • partijen al datgene verrichten of nalaten wat op instructie van de makelaar noodzakelijk is om tot verkoop van de woning te komen;
  • partijen hun medewerking moeten verlenen aan de ondertekening van de verkoopovereenkomst;
  • partijen hun medewerking moeten verlenen aan de notariële eigendomsoverdracht;
  • partijen hun medewerking moeten verlenen aan betaling van de verkoopkosten (waaronder de makelaarscourtage) en aflossing van de hypotheekschuld met de verkoopopbrengst;
  • partijen de notaris opdracht geven om de netto verkoopopbrengst bij helfte aan partijen uit te keren.

2.Het geding in hoger beroep met betrekking tot het verzoek tot schorsing

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 13 januari 2023;
- het verweerschrift in de schorsingszaak met producties;
- een journaalbericht van mr. Zwart-Peters van 24 februari 2023 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Duiveman van 2 maart 2023 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 maart 2023 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de man schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking ten aanzien van de onder 1. genoemde wijze van verdeling van de woning.
3.2
Een veroordeling is uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
3.3
In de bestreden beschikking is de uitvoerbaar bij voorraadverklaring niet gemotiveerd en dat maakt dat er plaats is voor een ruimere afweging van belangen dan als de rechtbank de uitvoerbaar bij voorraadverklaring wel had gemotiveerd. Het is aan de man te stellen dat, en door middel van stukken te onderbouwen waarom zijn belang zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. De man is hierin naar het oordeel van het hof niet geslaagd.
3.4
Toegelicht is dat de taxatie van de woning inmiddels heeft plaatsgevonden en dat de man de woning mag overnemen voor € 610.000,-. De man stelt dat het voor hem niet mogelijk is om de vrouw uit te kopen voordat het hof definitief heeft beslist op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. Hij heeft in zijn grieven in hoger beroep onder meer aangevoerd dat hij in het verleden met privégeld heeft geïnvesteerd in een gezamenlijke woning van partijen en ten gevolge daarvan heeft hij recht op een vergoeding van € 109.800,-. Zolang niet vast staat over welke privémiddelen hij beschikt, is het onduidelijk welk bedrag hij nodig heeft voor de uitkoop van de vrouw en kan hij geen financiering krijgen.
3.5
De vrouw voert hiertegen verweer. De man heeft al anderhalf jaar de tijd gehad om te onderzoeken of hij financieel in staat is om de woning over te nemen. Aanvankelijk wilde de man juist dat de woning verkocht werd en pas in de loop van de procedure heeft hij het plan opgevat om de woning over te nemen.
De vrouw kampt met ernstige stressklachten ten gevolge van de perikelen rondom de echtscheiding en is daardoor al lange tijd arbeidsongeschikt. Het is voor haar geestelijk welzijn noodzakelijk dat de kwestie van de toedeling van de woning zo snel mogelijk wordt afgewikkeld. Aldus de vrouw. Zij heeft op dit moment recht op een uitkering, maar deze is niet toereikend om al haar kosten van te kunnen voldoen. Daarom heeft zij er groot belang bij dat zij op korte termijn de beschikking krijgt over haar deel van de overwaarde die vrijkomt als de woning wordt verkocht of wordt toebedeeld aan de man.
3.6
Het hof gaat voorbij aan het argument van de man dat hij op dit moment nog niet weet of hij de overname van de woning kan financieren, nu het hof de kans van slagen van het hoger beroep bij de beoordeling van het verzoek tot schorsing buiten beschouwing moet laten. Het ligt op de weg van de man om inzichtelijk te maken dat overname een reële mogelijkheid is. De man heeft een email van een bank overgelegd waarin wordt verklaard dat de kans aanwezig is dat een hypothecaire geldlening op basis van de actuele cijfers zoals besproken in orde kan worden gemaakt, indien de man € 75.000,- tot € 100.000,- aan eigen middelen inlegt. De vrouw stelt terecht dat niet duidelijk is op welke cijfers deze verklaring is gebaseerd. Of een overname door de man realistisch is, kan op basis van deze verklaring en de overige informatie van de man in deze procedure niet worden ingeschat.
3.7
De man heeft verder aangevoerd dat de dochter van partijen sinds enige tijd is teruggekeerd, dat haar paarden sinds december 2022 ook weer bij de woning worden geweid en dat de twee honden bij hem verblijven. De dochter woont in de schuur die wordt verbouwd tot een appartement. De dochter is volgens de man bereid om hem te helpen om het financieel mogelijk te maken dat hij de woning kan overnemen.
Het hof is van oordeel dat het belang van de dochter en haar paarden buiten beschouwing moet blijven. De dochter is 22 jaar, heeft enige tijd zelfstandig gewoond en is financieel zelfstandig. De keuze om weer bij haar vader te gaan wonen terwijl hij nog geen zekerheid heeft of hij de woning kan overnemen, dient voor haar risico te komen. De man heeft verder ook niet concreet gemaakt op welke wijze de dochter hem zou willen en kunnen ondersteunen bij de overname van de woning.
Indien de man zich genoodzaakt ziet de woning te verkopen, kan hij zijn deel van de overwaarde aanwenden voor nieuwe woonruimte en een verblijf voor de dieren.
3.8
Het hof is op basis van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het belang van de man bij behoud van de bestaande toestand niet zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij de uitvoering van de beslissing. Daarom zal het schorsingsverzoek van de man worden afgewezen.
3.9
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de man verklaard dat hij zijn eerste grief in het hoger beroep (zaaknummer 200.321.592/01), inhoudende dat de rechtbank ten onrechte de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken, intrekt. Het verzoek van de vrouw om de eerste grief van de man in deze procedure over de schorsing reeds te behandelen behoeft daarom geen nadere bespreking meer.
In reactie op de mededeling dat de man zijn eerste grief niet handhaaft, heeft de vrouw aangegeven dat zij haar verzoek om de man te veroordelen in de werkelijke proceskosten van dit schorsingsverzoek dan ook intrekt. Het hof zal de proceskosten - zoals gebruikelijk in dit soort zaken van familierechtelijke aard - compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het schorsingsverzoek van de man af;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep met betrekking tot het verzoek tot schorsing;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, R. Feunekes en L. Hamer, bijgestaan door de griffier, en is op 28 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.