ECLI:NL:GHARL:2023:265

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
200.266.128/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en advisering door Spaar Select in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over effectenlease. De zaak is aangespannen door Dexia Nederland B.V. tegen een geïntimeerde, die eerder in conventie eiser was en in reconventie verweerder. Het hof heeft op 10 januari 2023 uitspraak gedaan na een getuigenverhoor dat plaatsvond op 20 april 2022. De geïntimeerde heeft zijn toenmalige echtgenote als getuige laten horen, die verklaarde dat zij en de geïntimeerde advies hebben gekregen van een medewerker van Spaar Select over het aangaan van een effectenleaseovereenkomst. Het hof oordeelde dat Spaar Select verdergaande adviezen heeft gegeven dan toegestaan op basis van de vrijstelling, en dat Dexia hiervan op de hoogte had moeten zijn. Het hof heeft de vordering van de geïntimeerde toegewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Dexia is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaal van € 3.701,-. Het hof heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en verklaard dat de veroordelingen uitvoerbaar zijn bij voorraad. De uitspraak is gedaan in het kader van de effectenleaseproblematiek, waarbij de rol van tussenpersonen en de advisering door hen centraal staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.266.128/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6073563)
arrest van 10 januari 2023
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer uit Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.B. Maliepaard uit Rotterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 22 februari 2022 hier over.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte uitlaten bewijs van [geïntimeerde] ;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 20 april 2022;
- de memorie na enquête van [geïntimeerde] ;
- de memorie na enquête van Dexia.
1.3.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof een datum voor arrest vastgesteld.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1.
[geïntimeerde] is in het tussenarrest van 22 februari 2022 toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat Spaar Select ten aanzien van de overeenkomst met nummer [nummer1] (overeenkomst I) verstrekkender heeft geadviseerd dan haar op grond van haar vrijstelling was toegestaan en dat hij dat advies heeft opgevolgd.
2.2.
[geïntimeerde] heeft zijn toenmalige echtgenote [naam1] , als getuige laten horen. Dexia heeft afgezien van een tegengetuigenverhoor.
2.3.
[naam1] heeft als getuige onder meer verklaard dat zij indertijd aanwezig is geweest toen [de medewerker van Spaar Select] van Spaar Select bij [geïntimeerde] op bezoek is geweest. Zij herinnert zich dat [de medewerker van Spaar Select] heeft gevraagd naar hun financiële situatie. Tijdens het gesprek is de wens uitgesproken om te sparen voor de studie van de kinderen, die toen nog klein waren. [de medewerker van Spaar Select] zei dat die wens kon worden gerealiseerd door geld op te nemen en dat te beleggen. Daarvoor zou een andere hypotheek moeten worden afgesloten. Het zou gaan om een bedrag van NLG 200.000,- in totaal. Daarna is op dat advies afgegaan door [geïntimeerde] en [naam1] en is een nieuwe hypotheek afgesloten bij de Postbank, naast de hypotheek die zij hadden bij Rabobank. Het verschil tussen het in het persoonlijk financieel plan genoemde bedrag van NLG 164.400,- en het bedrag van NLG 200.000,- kan volgens [naam1] mogelijk het gevolg zijn geweest van de wens van [geïntimeerde] en [naam1] om een nieuwe keuken aan te schaffen. Ze verklaart dat zij en [geïntimeerde] dezelfde maandlasten wilden houden en dat dit ook het geval was. Ze verklaart zich niet meer te herinneren wie de hypotheekaanvraag heeft ingediend. Tot slot verklaart ze niet zelf naar de notaris te zijn geweest.
2.4.
Het hof vindt de verklaring van [naam1] consistent en voldoende geloofwaardig en de verklaring ondersteunt de verklaring van [geïntimeerde] , die tijdens de mondelinge behandeling ook heeft verklaard dat hij niet naar de notaris is geweest, dat komt overeen met de verklaring van [naam1] .
[geïntimeerde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij geen verklaring heeft waarom de hypotheeklening twee weken later is aangevraagd, nadat de eerste overeenkomst Allround Effect is aangevraagd, dat zijn vrouw dat destijds heeft geregeld en dat hij het zich niet kan herinneren. Dat [naam1] na twintig jaar niet weet wie de aanvraag heeft gedaan is daarmee niet in strijd.
2.5.
Uit de verklaringen van [naam1] in samenhang met de toelichting die [geïntimeerde] heeft gegeven tijdens de mondelinge behandeling leidt het hof af dat [de medewerker van Spaar Select] , namens Spaar Select, in zijn gesprek met [geïntimeerde] verder is gegaan dan het slechts verstrekken van algemene informatie over de effectenleaseovereenkomsten. [de medewerker van Spaar Select] heeft [geïntimeerde] voorzien van een op zijn specifieke situatie toegesneden advies, waarbij [de medewerker van Spaar Select] heeft gekeken naar de persoonlijke financiële situatie van [geïntimeerde] en heeft aangestuurd op het aangaan van de effectenleaseovereenkomst Allround Effect. [de medewerker van Spaar Select] heeft geïnformeerd naar de wensen van [geïntimeerde] , namelijk het sparen voor de studie van de kinderen en de aanschaf van een nieuwe keuken. [de medewerker van Spaar Select] heeft zich ook laten informeren over de overwaarde in de woning. Ter financiering van de effectenleaseovereenkomst heeft [de medewerker van Spaar Select] geadviseerd om een nieuwe hypothecaire geldlening af te sluiten. [geïntimeerde] is overeenkomst I aangegaan en heeft dit advies dus opgevolgd. Dit alles blijkt uit het PFP van 7 augustus 2000, de hypotheekofferte van
18 augustus 2000 en de verklaringen van [geïntimeerde] en [naam1] . Het hof acht het niet relevant of een eventuele verhoging van het bedrag van de hypothecaire lening is geadviseerd door [de medewerker van Spaar Select] .
2.6.
[geïntimeerde] heeft bij akte nog een kopie van de hypotheekakte overgelegd. Dexia betwist de authenticiteit van de akte omdat de hypotheekakte niet is ondertekend. Het hof ziet geen reden om eraan te twijfelen dat de hypotheekakte door de notaris is opgesteld. De omstandigheid dat [geïntimeerde] en [naam1] op onderdelen verschillend hebben verklaard - zoals dat zij zelf niet bij de notaris zijn geweest, terwijl zij volgens de akte wel bij de notaris zijn verschenen - roept vragen op, maar in het licht van het lange tijdsverloop is het denkbaar dat zij zich niet meer alle details van de gang van zaken herinneren en het gaat hier om een detail van ondergeschikt belang. Wat daarvan ook zij, uit de verklaringen en de overige stukken blijkt genoegzaam dat [de medewerker van Spaar Select] niet slechts algemene informatie heeft verstrekt maar verstrekkender heeft geadviseerd dan hem op grond van de vrijstelling was toegestaan.
2.7.
Voor het beroep op de billijkheidscorrectie is naast het vereiste van advisering door de tussenpersoon ook vereist dat Dexia wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon in kwestie – Spaar Select – [geïntimeerde] zodanig heeft geadviseerd dat zij buiten de grens van haar vrijstelling is getreden. Dit hof heeft in zijn arresten van 3 november 2020 wetenschap bij Dexia aangenomen bij zaken waarin onder meer Spaar Select heeft geadviseerd. In die arresten is uiteengezet waarop dit oordeel gebaseerd is. Het hof is van oordeel dat in de onderhavige zaak de vereiste wetenschap ook aanwezig was bij Dexia. Voor zover door Dexia in deze zaak meer of andere producties zijn overgelegd dan in de bedoelde zaken van 3 november 2020 acht het hof deze onvoldoende overtuigend om tot een ander oordeel te komen. Het hof verwijst voor de redenering naar de hiervoor genoemde arresten die bij Dexia en – via Leaseproces – bij de afnemers bekend zijn. [1]
2.8.
Ten aanzien van overeenkomst I acht het hof aannemelijk dat Spaar Select [geïntimeerde] heeft geadviseerd en dat Dexia dit wist of behoorde te weten. Dexia had [geïntimeerde] dus moeten weigeren op grond van artikel 41 Nadere Regeling 1999. In het tussenarrest van 22 februari 2022 (rechtsoverweging 4.15) heeft het hof al geoordeeld dat ten aanzien van de overeenkomst met nummer [nummer2] (overeenkomst II) het subsidiaire beroep op vernietiging op grond van 1:88 lid 1 sub d en 1:89 BW slaagt. Dit maakt dat de grieven II tot en met IV van Dexia falen.
De conclusie
2.9.
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
2.10.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Dexia in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 324,-
- taxe getuige € 35,-
- salaris advocaat € 3.342,- (3 punten x tarief II € 1.114,-)
Totaal € 3.701,-
2.11.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
2.12.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 21 mei 2019, met dien verstande dat in het dictum onder 3.2 van dat vonnis in plaats van [naam2] [geïntimeerde] moet worden gelezen,
veroordeelt Dexia in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 324,- voor griffierecht, € 35,- voor taxe getuige en op € 3.342,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Dexia in het nasalaris, begroot op € 163,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval Dexia niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.A Wind, J.H. Kuiper en I. Tubben en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
10 januari 2023.

Voetnoten

1.Zie o.m. Hof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8984.