ECLI:NL:GHARL:2023:2644

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
21-002300-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van (medeplegen) doodslag, medeplegen zware mishandeling met de dood tot gevolg en openlijk geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was aangeklaagd voor (medeplegen van) doodslag, zware mishandeling met de dood tot gevolg en openlijk geweld, gepleegd op 16 augustus 2020. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, maar het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de dodelijke steekpartij. Het hof oordeelde dat het slachtoffer, gewapend met een ploertendoder, als eerste geweld gebruikte tegen de verdachte, die op dat moment als bemiddelaar optrad. De verdachte had geen opzet om te doden en er was geen bewijs van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde handelen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002300-21
Uitspraak d.d.: 30 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 april 2021 met parketnummer 18-209736-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 en 14 februari 2023, 30 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde en veroordeling van verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd dat het hof hierop conform de rechtbank zal beslissen. Deze vordering is aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij bovengenoemd vonnis – kort gezegd – veroordeeld ter zake van het in vereniging plegen van openlijk geweld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek, en de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door samen met zijn medeverdachte(n), althans alleen, die [benadeelde partij 1] op te wachten en/of om hem heen/bij hem te gaan staan en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 1] te slaan en/of stompen en/of te trappen en/of te schoppen, en/of met (een) (honkbal)knuppel(s), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan, en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam en/of het hoofd, te steken;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten, scheurletsel hoofdhuid, gebroken neusbeen, perforatie (linker)long en/of klaplong (rechts) heeft toegebracht, door samen met zijn medeverdachte(n), althans alleen, die [benadeelde partij 1] op te wachten en/of om hem heen/bij hem te gaan staan en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 1] te slaan en/of stompen en/of te trappen en/of te schoppen, en/of met (een) (honkbal)knuppel(s), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam en/of het hoofd, te steken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] openlijk, te weten op/aan [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij 1] , door samen met zijn medeverdachte(n), althans alleen, die [benadeelde partij 1] op te wachten en/of om hem heen/bij hem te gaan staan en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 1] te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen, en/of met (een) (honkbal)knuppel(s), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam en/of het hoofd, te steken, terwijl dit door verdacht(en) gepleegde geweld de dood ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat algehele vrijspraak moet volgen. Van een gezamenlijk plan om te gaan vechten was geen sprake; verdachte kwam juist om te bemiddelen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte als eerste een klap met een ploertendoder kreeg op zijn hoofd en vanaf dat moment niets meer weet. Niet bewezen kan worden dat hij een bijdrage heeft geleverd aan het daarna uitgeoefende geweld. Van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten is dan ook geen sprake. Met betrekking tot de aangetroffen DNA-sporen op de honkbalknuppel stelt de verdediging zich op het standpunt dat die op meerdere manieren op de honkbalknuppel terecht kunnen zijn gekomen en daarom niet beschouwd kunnen worden als bewijs van daderschap.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal acht de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging bewezen. Kort gezegd stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat uit forensisch bewijs volgt dat verdachte het slachtoffer meermalen met de metalen honkbalknuppel tegen het hoofd heeft geslagen. Het openbaar ministerie gaat daarnaast uit van een andere vaststelling van feiten dan de rechtbank nu naar het oordeel van de advocaat-generaal de gebeurtenissen voorafgaand aan het incident niet los gezien kunnen worden van de confrontatie met dodelijke afloop zelf. Deze visie op de zaak maakt dat het openbaar ministerie in hoger beroep tot een hogere strafeis komt dan de strafoplegging van de rechtbank.

Oordeel hof

1. Vaststelling feiten en omstandigheden [1]
1.1
Geweldsincident
Op 16 augustus 2020 tussen 03:32:18 en 03:38:21 uur [2] vindt een ernstig geweldsincident plaats in de [straat] in [pleegplaats] waarbij [benadeelde partij 1] (hierna: het slachtoffer) en zijn zoon [benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2] ) aanwezig zijn en verdachte met zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 1] ) en diens vriend, [medeverdachte 2] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 2] ).
Hierbij komt het 51-jarige slachtoffer om het leven en raakt verdachte gewond aan zijn hoofd.
1.2
Doodsoorzaak
Uit sectie op het lichaam van het slachtoffer blijkt dat er sprake was van twee steekletsels halverwege de rug links en rechts, bij leven ontstaan door de inwerking van uitwending mechanisch perforerend/klievend geweld, zoals opgeleverd kan worden door meervoudig steken met één of meerdere scherprandige voorwerpen zoals een mes. Deze letsels hebben geleid tot bloedverlies en ademhalings- en longfunctiestoornissen. Het overlijden wordt verklaard door deze twee steekletsels.
Daarnaast was sprake van scherprandig letsel op de hand, qua locatie passend bij afweerletsels. Verspreid over de hoofdhuid, het gelaat en het rechteroor waren scheurletsels en het neusbeen is gebroken. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door de meervoudige inwerking van mechanisch stomp botsend geweld, zoals bijvoorbeeld opgeleverd kan worden door geslagen worden met bijvoorbeeld een honkbalknuppel. Deze letsels hebben geen bijdrage geleverd aan het overlijden. Dat geldt eveneens voor meerdere aangetroffen oppervlakkige huidbeschadigingen en onderhuidse bloeduitstortingen.
1.3.
Letsel verdachte
Bij verdachte op het voorhoofd is een verticaal georiënteerde huidklieving geconstateerd passend bij een barstwond. Forensisch arts [arts] concludeert in het letselrapport dat het aannemelijk is dat het letsel bij verdachte is ontstaan door een klap met een ploertendoder. De specificaties van dit type wapen (stomp, langwerpig, smal, relatief zwaar, kalibersprong in de steel) passen goed bij de kenmerken van het geconstateerde hoofdletsel.
1.4.
Relevant forensisch bewijs
In de omgeving van de [straat] zijn twee honkbalknuppels aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze honkbalknuppels uit zijn woning afkomstig zijn. Op de metalen honkbalknuppel is op het begin van het slaggedeelte, het handvat en de rugzijde van de tape om het handvat, DNA aangetroffen (AANA5047NL#02, AANA5047NL#03 en AANA5047NL#06) dat afkomstig kan zijn van verdachte. Aan het begin van het slaggedeelte is een bloedspoor bemonsterd waarin een DNA-mengprofiel (AANA5047NL#01) is aangetroffen van minimaal drie personen waarbij het DNA-materiaal afkomstig kan zijn van het slachtoffer, verdachte en een onbekende persoon. Ten aanzien van de bewijskracht heeft het NFI vastgesteld dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van verdachte dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. [3]
Op de houten honkbalknuppel is geen DNA aangetroffen van het slachtoffer. Wel van verdachte (AANA5046NL#01).
1.5
Aanloop confrontatie
Over de aanloop naar de confrontatie bestaat geen discussie. [4]
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn in de avond/nacht van 15 op 16 augustus 2020 op stap geweest en op enig moment, in gezelschap van [betrokkene 1] , teruggekeerd naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] in de [straat] in [pleegplaats] . Bij thuiskomst rijdt [benadeelde partij 2] met [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) op een scooter langs de woning van [medeverdachte 1] . Er wordt over en weer geroepen. Aanleiding was vermoedelijk de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 2] eerder die avond/ begin van de nacht de ruiten van [betrokkene 2] woning in de [straat] had ingegooid en hem de avond daarvoor had mishandeld.
[benadeelde partij 2] en [betrokkene 2] zijn vervolgens weggereden. Uit het dossier blijkt dat [benadeelde partij 2] om 03:22 uur zijn vader, het latere slachtoffer, belt. Medeverdachte [medeverdachte 1] belt ook met zijn vader, verdachte. Dit telefoongesprek vindt om 03.23 uur plaats. Verdachte gaat daarna meteen naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] .
[benadeelde partij 2] keert terug naar de [straat] , vergezeld van zijn vader, het latere slachtoffer, en van [betrokkene 2] . [benadeelde partij 2] en het slachtoffer zijn gewapend met een vleesmes en een ploertendoder. Beiden zijn onder invloed van alcohol. Van het slachtoffer is bekend dat hij op dat moment opgefokt was en zich eerder die avond bij zijn restaurant ook al verbaal agressief had gedragen. Het slachtoffer is na aankomst in de [straat] met de ploertendoder in zijn hand in de richting van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] gelopen. Zijn zoon liep achter hem. [betrokkene 2] is niet meegelopen maar weggegaan. Verdachte, medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bevonden zich buiten voor de woning van [medeverdachte 1] aan de [straat] op het moment dat het slachtoffer, gewapend met een ploertendoder, kwam aanlopen.
Over hetgeen vervolgens plaatsvindt bestaat onduidelijkheid.
1.6.
Verklaringen direct betrokkenen incident
Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig was bij de confrontatie de bewuste nacht. Hij heeft verklaard dat het slachtoffer op hem af kwam en hem direct met een ploertendoder een klap op zijn hoofd gaf. Verdachte heeft verklaard zich vanaf dat moment verder niets meer te herinneren.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij aanwezig was bij de confrontatie de bewuste nacht. Hij ontkent geweld te hebben gebruikt tegen het slachtoffer en heeft verklaard ook niet gezien te hebben hoe het slachtoffer aan zijn verwondingen is gekomen. Hij heeft verklaard dat hij er alleen tussen is gesprongen nadat het slachtoffer met een ploertendoder op zijn vader afkwam. [medeverdachte 1] heeft tenslotte verklaard dat hij na de confrontatie op zijn vaders scooter is weggereden naar de woning van zijn vader.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat hij aanwezig was bij de confrontatie de bewuste nacht. [medeverdachte 2] ontkent eveneens geweld te hebben toegepast jegens het slachtoffer en niet te hebben gezien hoe het slachtoffer aan zijn verwondingen is gekomen.
[benadeelde partij 2] heeft direct na het incident als getuige en later als verdachte meerdere verklaringen afgelegd over wat er gebeurd zou zijn die bewuste nacht. Het hof constateert met de rechtbank dat [benadeelde partij 2] op onderdelen niet consistent heeft verklaard. Het gaat dan om de handelingen die door verdachte en zijn medeverdachten zouden zijn begaan in de aanloop naar en tijdens de confrontatie en om de aanwezigheid en het gebruik van wapens door verdachte en zijn medeverdachten. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat deze verklaringen op inhoud zodanig verschillen en tegenstrijdig zijn dat deze niet als betrouwbaar aan te merken zijn en onbruikbaar zijn om tot het bewijs gebezigd te worden. Dat geldt niet voor de verklaring van [benadeelde partij 2] voor zover die ziet op de omstandigheid dat hijzelf gewapend met een mes naar de woning van [medeverdachte 1] is gegaan. Die verklaring vindt steun in forensisch onderzoek. Dit mes is aangetroffen op de plaats delict en hierop is DNA van [benadeelde partij 2] aangetroffen.
Verder zijn er geen getuigen die gezien hebben door wie, hoe en op welk moment letsel aan het slachtoffer is toegebracht.
2. Vrijspraakmotivering
2.1
Duiding aanloop en initiatief confrontatie
Over de duiding van de confrontatie bestaat in hoger beroep discussie.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof met de rechtbank van oordeel dat het initiatief voor de gewelddadige confrontatie niet bij verdachte en zijn medeverdachten lag.
De omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 2] in de avond/nacht van 15 op 16 augustus 2020 de ruiten van [betrokkene 2] woning heeft ingegooid en hem de avond daarvoor heeft mishandeld doet daar niet aan af. Er is immers geen reden geweest voor [medeverdachte 2] te denken dat daarmee de zoon van het slachtoffer, laat staan het slachtoffer zelf, uit zijn tent zou worden gelokt. Dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bij dat slaan en bij dat ingooien van de ramen of bij het besluit daartoe over te gaan betrokken waren, is bovendien niet gebleken. Wel heeft het gedrag van [medeverdachte 2] in algemene zin voeding gegeven aan de oplopende spanningen. Dat blijkt uit een Whatsappbericht van het slachtoffer aan [medeverdachte 2] waarbij het slachtoffer hem aanspreekt op het ingooien van de ruiten bij [betrokkene 2] . Dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte waren van dit appbericht blijkt uit het dossier overigens niet.
Met betrekking tot de Whatsappberichten die [medeverdachte 2] vervolgens aan het slachtoffer stuurt, te weten:
'Kom met zijn 3-en terug dan. Als je het voor hun op wil nemen.' kan, ook na nader onderzoek in hoger beroep, niet vastgesteld worden dat het slachtoffer die berichten gelezen heeft voor zijn komst naar de woning van [medeverdachte 1] . Van die berichten kan dus niet worden vastgesteld dat zij feitelijk hebben bijgedragen aan zijn komst en derhalve ook niet dat zij een rol hebben gespeeld in de aanloop naar het incident, of dat zij voor verdere escalatie hebben gezorgd. Uit het versturen van de berichten kan hooguit worden afgeleid dat medeverdachte [medeverdachte 2] een confrontatie kon verwachten. Aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ervan op de hoogte waren dat [medeverdachte 2] deze berichten naar het slachtoffer had gestuurd, ontbreken.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zijn vader, verdachte, belde om te bemiddelen. Hij was bang dat [benadeelde partij 2] terug zou keren met diens vader om de confrontatie aan te gaan. Dit was in het verleden eerder gebeurd. Verdachte heeft steeds verklaard dat zijn zoon belde en dat hij er naar toe is gegaan omdat hij in de buurt als buurtvader optrad en wilde bemiddelen. Die verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige] . Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niets te vrezen had van het slachtoffer omdat hij een paar weken ervoor juist met het slachtoffer een gesprek had gevoerd over de spanningen tussen hun zoons en zij afgesproken hadden zich er niet mee te bemoeien. Het hof acht voornoemde verklaringen geloofwaardig en gaat ervan uit dat medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte belde om escalatie te voorkomen en om hem te vragen te bemiddelen.
Het slachtoffer en zijn zoon [benadeelde partij 2] zijn vervolgens bewapend met een ploertendoder en mes naar de [straat] gegaan. Zij hadden die wapens in hun handen toen zij op de woning van [medeverdachte 1] afliepen. Het hof leidt uit het paraat hebben van de wapens af dat een gewelddadig treffen het doel was en uit de aard van de wapens ook dat dit ernstig geweld in kon houden.
Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat het slachtoffer na aankomst met zijn zoon in de [straat] op verdachte afliep met een ploertendoder in zijn hand en verdachte daarmee een klap gaf op zijn hoofd. Het hof acht deze verklaringen ten aanzien van de volgtijdelijkheid betrouwbaar. Deze lezing vindt namelijk ook steun in de verklaring van de partner van het slachtoffer, [benadeelde partij 3] . Zij heeft verklaard dat zij van haar zoon [benadeelde partij 2] heeft gehoord dat haar partner, het slachtoffer, als eerste een klap uitdeelde op het hoofd van verdachte.
Het was dus het slachtoffer zelf dat verdachte als eerste een klap met een meegebrachte ploertendoder heeft gegeven. Het hof concludeert dat het slachtoffer niet alleen een gewelddadig treffen opzocht, maar dat hij bovendien het initiatief tot ernstig geweld aan zich heeft gehouden. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat verdachte, dan wel zijn medeverdachten zelf op voorhand bereid of van plan was/waren dit niveau van geweld in te zetten dan wel een confrontatie met deze inzet kon(den) verwachten.
2.2.
Betrokkenheid verdachte
Vast staat dat de dood van het slachtoffer is veroorzaakt door twee steekwonden in de rug en dat het overige letsel niet heeft bijgedragen aan zijn overlijden. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 1] deze twee dodelijke steekwonden aan het slachtoffer heeft toegebracht. Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat verdachte als medepleger van doodslag kan worden aangemerkt.
Het dossier geeft geen helder beeld wat zich precies heeft afgespeeld en in welke volgorde. Op welk moment het slachtoffer in zijn rug is gestoken, is op basis van het dossier niet vast te stellen. Ook kan niet worden vastgesteld of verdachte vooraf of ten tijde van de confrontatie wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een mes had en hiermee zou gaan steken. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij geen mes heeft gezien en ook het moment van het steken niet heeft gezien. Verdachte heeft verklaard zich na de klap niks meer te herinneren. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor het tegendeel. Uit niets blijkt dat verdachte er ten tijde van de confrontatie met het slachtoffer rekening mee moest houden dat het slachtoffer door het gebruik van een mes dodelijk getroffen zou worden. Van een nauwe en bewuste samenwerking blijkt in het geheel niet en ook blijkt niet wat de precieze bijdrage van verdachte - die dan ook nog van voldoende gewicht moet zijn geweest om als medepleger gekwalificeerd te kunnen worden - is geweest. Het primair ten laste gelegde medeplegen van doodslag kan dan ook niet bewezen worden.
Het slachtoffer had naast de steekwonden ook ander fors letsel, ontstaan door de meervoudige inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld zoals bijvoorbeeld mogelijk door het geslagen worden met een honkbalknuppel. Met de rechtbank, advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het letsel dat niet het gevolg is geweest van het steken, te weten de scheurletsels en het gebroken neusbeen, niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Reeds hierom kan het subsidiair tenlastegelegde, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, niet worden bewezen.
De vraag waarvoor het hof vervolgens gesteld is, is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegd: Het in vereniging plegen van openlijk geweld.
Het hof acht het, gelet op het dossier, aannemelijk dat het slachtoffer ook met een honkbalknuppel is geslagen. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep heeft echter weinig aan het licht gebracht ten aanzien van het aandeel en de precieze betrokkenheid van ieder van de verdachten met betrekking tot deze geweldshandelingen, daaronder verstaan de volgtijdelijkheid van handelen. Vast staat dat de knuppels op de radiator in de gang in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] lagen, maar onduidelijk blijft door wie en op welk moment ze gepakt en gebruikt zijn. Er waren vier personen op het adres bij de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aanwezig. Geen van de getuigen heeft waargenomen dat één van de verdachten een honkbalknuppel in zijn hand had.
Uit voornoemd forensisch onderzoek blijkt dat op het uiteinde van het slaggedeelte van de metalen honkbalknuppel bloed van het slachtoffer is aangetroffen. Bovendien wordt op meerdere plekken op deze honkbalknuppel DNA van verdachte aangetroffen; aan het begin van het slaggedeelte van de metalen knuppel in het DNA-mengprofiel en op het handvat. Op de houten honkbalknuppel wordt op het handvat DNA van verdachte aangetroffen. Op basis van deze forensische bevindingen heeft de rechtbank bewezen verklaard, en acht ook de advocaat-generaal bewezen, dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer (meermalen) met een metalen knuppel tegen het hoofd heeft geslagen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Met betrekking tot de houten honkbalknuppel stelt het hof vast dat op deze honkbalknuppel geen DNA van het slachtoffer is aangetroffen. Bij gebrek aan verdere informatie aangaande het gebruik van deze honkbalknuppel bij de mishandeling van het slachtoffer, kan niet aangenomen worden dat het slachtoffer met deze honkbalknuppel is geslagen.
Met betrekking tot de metalen honkbalknuppel stelt het hof het volgende vast. Het hof concludeert, gelet op de resultaten van het forensisch onderzoek aan deze knuppel, dat het slachtoffer hiermee wel is geslagen.
Verdachte heeft voor de aangetroffen
DNA-sporenop deze honkbalknuppel een verklaring gegeven. Van meet af aan heeft hij tegenover de politie, de rechtbank en ook tegenover het hof verklaard dat hij met deze honkbalknuppel tijdens het klussen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] glasplaten kapot heeft geslagen. Deze lezing vindt steun in een opgenomen telefoongesprek op 5 september 2020 tussen verdachte en zijn zoon [zoon] . Daarin geeft verdachte ook aan dat hij de knuppel eerder gebruikt heeft. Verdachte weet op dat moment niet dat het telefoongesprek werd opgenomen. Dit (feitelijk alternatieve) scenario is derhalve een op zichzelf genomen niet onaannemelijk of ongeloofwaardig scenario en kan niet worden weerlegd door bewijsmiddelen.
Dat verklaart echter niet het
bloedspoordat op de metalen honkbalknuppel is aangetroffen en dat zowel aan het slachtoffer als aan verdachte te relateren is. Op het handvat en de rugzijde van de tape om het handvat is een bloedspoor aangetroffen dat aan verdachte te koppelen is. Het aantreffen van deze bloedsporen kan naar het oordeel van het hof echter niet zonder meer tot de conclusie leiden dat verdachte dus de persoon is geweest die het slachtoffer ook daadwerkelijk heeft geslagen met deze honkbalknuppel. Zoals reeds vastgesteld, was verdachte zelf gewond geraakt aan zijn hoofd en bloedde hij flink toen hij met de ploertendoder is geslagen. Dat komt overeen met hetgeen getuige [betrokkene 1] heeft verklaard. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat het bloed uit zijn hoofd spoot en daarbij ook gewezen op de omstandigheid dat hij bloedverdunners gebruikt. Ten aanzien daarvan geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat wonden bij gebruikers van bloedverdunners lang(er) blijven bloeden.
Vast staat dat verdachte van buiten de woning naar binnen is gestrompeld waar in de keuken zijn wond is verzorgd. Het kan dan ook niet anders dan dat op meerdere plekken in en rondom de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] bloed afkomstig van verdachte aanwezig was. Niet onaannemelijk is dat het bloed van verdachte via overdracht op de honkbalknuppel, die naar zeggen van medeverdachte [medeverdachte 1] lag op de radiator in de hal van zijn woning, terecht is gekomen. Het hof merkt in dit verband op dat de wond in de keuken in nabijheid van de medeverdachten en [betrokkene 1] is verzorgd en afgeplakt. In de gegeven context is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het aantreffen van het bloedspoor van verdachte op de honkbalknuppel niet zonder meer de conclusie kan rechtvaardigen dat het dus verdachte was die het slachtoffer één of meermalen met de honkbalknuppel geslagen heeft. Bij het ontbreken van overig bewijs wordt verdachte hiervan vrijgesproken.
Evenmin kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich aan andere geweldshandelingen heeft schuldig gemaakt jegens het slachtoffer.
De vraag die het hof tot slot moet beantwoorden is of verdachte bij gebreke van zelfstandig uitgeoefend geweld enkel door zijn aanwezigheid een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het meer subsidiaire geweld. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend.
Dat betekent dat verdachte algeheel wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Ten overvloede
Het hof realiseert zich, ook omdat de medeverdachten in hun strafzaken hiervan eveneens worden vrijgesproken, dat voornoemd oordeel ter zake van de andere geweldshandelingen dan de twee messteken in de rug, in het bijzonder voor de nabestaanden van het slachtoffer mogelijk onbevredigend is. Hoewel duidelijk is dat de kring van potentiële plegers van deze geweldshandelingen beperkt lijkt tot vier personen, blijft tot op heden onopgehelderd door wie en onder welke omstandigheden het overige forse letsel is toegebracht. Een belangrijk uitgangspunt in het Nederlandse strafrecht is evenwel dat wettig en overtuigend moet worden bewezen dat de betreffende handeling door de verdachte, al dan niet tezamen met een ander, is begaan. Dit om te voorkomen dat iemand wordt veroordeeld voor iets dat hij of zij niet heeft gedaan. Tot die vaststelling kon het hof om redenen als hiervoor genoemd in deze zaak echter niet komen.

Benadeelde partijen

Meerderde benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding. Dat betreft achtereenvolgens [benadeelde partij 3] (partner van het slachtoffer en mede-eigenaar van het restaurant), [benadeelde partij 2] (zoon van het slachtoffer), [benadeelde partij 4] (zoon van het slachtoffer), [benadeelde partij 5] (zoon van het slachtoffer), [benadeelde partij 6] (moeder van het slachtoffer) en [benadeelde partij 7] (vader van het slachtoffer).
Alle benadeelde partijen vorderen vergoeding van affectieschade als gevolg van het overlijden van hun partner, respectievelijk vader of zoon. [benadeelde partij 2] vordert daarnaast vergoeding van shockschade. [benadeelde partij 3] vordert naast de affectieschade ook vergoeding van materiële schade (omzetderving, derving daggoederen, extra personeelslasten en begrafeniskosten).
In eerste aanleg zijn de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van hun oorspronkelijke vorderingen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partijen kunnen daarom in hun vorderingen niet worden ontvangen en worden niet-ontvankelijk verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 30 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s die zijn opgenomen als bijlagen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 november 2020, genummerd 2020223912, onderzoek Cryoliet (hierna: het dossier), opgemaakt door de Politie Noord-Nederland. Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Om 03:32:18 uur heeft medeverdachte [medeverdachte 2] een appbericht gestuurd naar het slachtoffer, waaruit het hof afleid dat het slachtoffer toen nog niet in de [straat] aanwezig was (p. 414 van het dossier). Om 03:38:21 is de 112 melding door de zoon van het slachtoffer, [benadeelde partij 2] gedaan (p. 514 van het dossier).
3.pagina 319 van het dossier.
4.Over de duiding ervan wel; het hof verwijst naar hetgeen daaromtrent wordt overwogen in bewijsoverweging 2.1.