ECLI:NL:GHARL:2023:2587

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
21-004316-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging en poging tot zware mishandeling rondom voetbalwedstrijd Vitesse-Heerenveen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging en poging tot zware mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd tussen Vitesse en Heerenveen op 8 mei 2022. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een nieuwe straf opgelegd van 120 dagen jeugddetentie, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 40 uren. Het hof heeft ook een gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde jeugddetentie en de proeftijd met één jaar verlengd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging en poging tot zware mishandeling, waarbij hij een significante bijdrage had geleverd aan het geweld tegen de stewards. De verdachte heeft zijn spijt betuigd en het hof heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de adviezen van de jeugdreclassering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004316-22
Uitspraak d.d.: 28 maart 2023
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem -Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland , zittingsplaats Arnhem , van
5 oktober 2022 met parketnummer 05-114626-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-122487-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.M. Frerix, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter van de rechtbank Gelderland heeft de verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling, tot een jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf heeft de politierechter bijzondere voorwaarden verbonden. Ook is de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 120 dagen. Tevens is er beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te [plaats] , openlijk, te weten, op/aan [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] door - op/tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te duwen, en/of - op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [benadeelde 1] te slaan;
2.
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meerdere malen op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -kort samengevat en zakelijk weergegeven- bepleit dat het geweld gepleegd tegen de aangevers [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) en [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) weliswaar is ontstaan uit één gebeurtenis, maar dat het toegepaste geweld tegen [benadeelde 1] zich heeft verplaatst naar een ander deel van de tribune, waar verdachte geen aandeel in had. De verdediging stelt zich op het standpunt dat het opzet van verdachte daarmee niet gericht was op het geweld dat op [benadeelde 1] is toegepast en dat er uiteindelijk sprake is geweest van twee verschillende gebeurtenissen. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte in zoverre vrij te spreken. Het hof zou tot een bewezenverklaring kunnen komen voor openlijke geweldpleging in vereniging begaan tegen [benadeelde 2] en voor poging zware mishandeling. Hierbij zou er sprake zijn van eendaadse samenloop.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Het hof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De verdachte was op 8 mei 2022 voor een voetbalwedstrijd tussen Vitesse en Heerenveen aanwezig op de tribune in het stadion van Vitesse. Hij bevond zich op de Zuid-tribune. De verdachte was daar aanwezig met een groep supporters, die spandoeken bij zich hadden om te protesteren tegen de stadionverboden. De stewards [benadeelde 2] en [benadeelde 1] probeerden de spandoeken van de supporters af te pakken, omdat zij vreesden dat er achter de spandoeken door de supporters vuurwerk zou worden afgestoken. De supporters waren het hier niet mee eens en keerden zich op de tribune tegen de stewards. De verdachte maakte deel uit van deze groep supporters. Vervolgens werden de stewards door diverse personen tegen het lichaam geduwd en geslagen. Op camerabeelden is tevens te zien dat één persoon op het achterhoofd van [benadeelde 2] trapt. De verdachte heeft bekend de persoon te zijn, die op het hoofd van [benadeelde 2] heeft getrapt.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte bij aanvang van het openlijk geweld tegen de stewards aanwezig is geweest en dat hij in ieder geval [benadeelde 2] op zijn hoofd heeft getrapt. Met deze geweldshandeling heeft verdachte een voldoende significante bijdrage geleverd aan het openlijke geweld, dat zowel tegen [benadeelde 2] als tegen [benadeelde 1] was gericht. Aldus heeft verdachte zich naar het oordeel van het hof schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging tegen personen. Omdat sprake is van openlijk geweld is verdachte verantwoordelijk voor zijn eigen handelen en voor het handelen van degenen met wie hij dat geweld gepleegd heeft, zoals het handelen van zijn medeverdachte.
Het hof overweegt ten slotte dat de bewezen verklaarde gedragingen (openlijke geweldpleging in vereniging tegen personen en poging tot zware mishandeling) een zodanig samenhangend en zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, dat verdachte daarvan in wezen ook één verwijt wordt gemaakt, en sprake is van eendaadse samenloop.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks8 mei 2022 te [plaats] , openlijk, te weten,
op/aan [straatnaam] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
eenpers
oonen, te weten [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] door -
op/tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] te duwen, en
/of - op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [benadeelde 1] te slaan;
2.
hij op
of omstreeks8 mei 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een
of meerderemaal
enop/tegen het hoofd
, althans het lichaam,heeft
geschopt en/ofgetrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, en poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd en heeft het hof verzocht om het vonnis te bevestigen.
De raadsvrouw heeft verzocht om net als de politierechter het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met een taakstraf. Aan het voorwaardelijk deel van de straf kunnen de bijzondere voorwaarden, zoals eerder opgelegd door de politierechter worden verbonden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een eendaadse samenloop schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging en poging tot zware mishandeling rondom een voetbalwedstrijd. Verdachte en zijn medeverdachte hebben door hun manier van handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast. De verdachte heeft in ieder geval eenmaal op/tegen het hoofd van [benadeelde 2] getrapt. [benadeelde 2] heeft ter terechtzitting van het hof verklaard, dat hij aan het voorval geen lichamelijke klachten heeft overgehouden, maar dat hij tot op de dag vandaag er psychisch onder lijdt. Dergelijk grof openlijk gewelddadig optreden is in het algemeen en in groepsverband in het bijzonder zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daarbij is het voor de andere, soms nog jonge, bezoekers van de voetbalwedstrijd een slecht voorbeeld hoe je te gedragen als voetbalsupporter. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens gelet op de inhoud van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dit weegt het hof in het nadeel van verdachte mee.
Het hof houdt echter ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met hetgeen door Jeugdreclassering [X] is beschreven in het reclasseringadvies van 24 mei 2022. Daarnaast heeft onder andere [persoon] (begeleidster bij de Jeugdreclassering) ter terechtzitting van het hof verklaard dat verdachte zich aan de afspraken houdt en de hulp en begeleiding van de Jeugdreclassering aanvaardt.
Het hof zal gelet op het verhandelde ter terechtzitting, het dossier en met name de adviezen het jeugdstrafrecht toepassen en is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde zonder meer een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn overige persoonlijke omstandigheden acht het hof het niet wenselijk om verdachte een straf op te leggen die inhoudt dat hij weer terug naar de jeugdinrichting moet.
De verdachte heeft ter terechtzitting zijn spijt betuigd voor zijn handelen. Het leven van verdachte zou een positieve wending hebben aangenomen, nu hij een opleiding volgt, werk heeft en de zorg voor een jong kind draagt. Zijn coach en begeleidster hebben dit ter zitting bevestigd. Daarnaast heeft verdachte het voornemen om eigen woonruimte te zoeken, waar hij met zijn dochter kan gaan wonen. Het hof acht het raadzaam en noodzakelijk dat verdachte wordt en blijft onderworpen aan reclasseringstoezicht teneinde hem te ondersteunen bij zijn problematiek en hulpvraag. Het hof zal gelet op het hiervoor overwogene een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
Alles afwegende is naar het oordeel van het hof de oplegging van jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren uit het oogpunt van vergelding en speciale preventie passend en geboden. Het hof zal aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de jeugdreclassering is geadviseerd. Deze voorwaarden zijn ter zitting met verdachte besproken. Daarnaast zal het hof aan verdachte een taakstraf voor de duur van 40 uren opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.453,13. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.183,68. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.183,68. Het hof komt, net als de politierechter, tot dit bedrag door in plaats van € 352,73 voor het eigen risico een bedrag van € 82,96 toe te wijzen. De overige posten worden volledig toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.900,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat ook het deel van de vordering dat ziet op de trouwring voldoende is onderbouwd.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Gelderland van 14 januari 2022 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, parketnummer 05-122487-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal het hof de vordering slechts gedeeltelijk toewijzen en omzetten in een taakstraf en voor het overige de proeftijd met 1 (één) jaar verlengen. Voor zover het hof de vordering zal toewijzen, wordt de jeugddetentie van 14 dagen omgezet in een taakstraf. Het voorgaande brengt mee dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 14 dagen jeugddetentie.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 55, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
103 (honderddrie) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de
jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig acht;
- zich laat behandelen voor zijn traumatische ervaringen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering en indien de jeugdreclassering het noodzakelijk acht; de behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt; verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling; het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te
beheersen; de jeugdreclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest)
gebruiken voor de controle en de jeugdreclassering bepaalt indien en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- een dagbesteding heeft en deze dagbesteding behoudt indien en voor zolang de
jeugdreclassering noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming [X] , tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.183,38 (duizend honderddrieëntachtig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 183,38 (honderddrieëntachtig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 1.000,-(duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.183,38 (duizend honderddrieëntachtig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 183,38 (honderddrieëntachtig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.900,- (duizend negenhonderd euro) bestaande uit € 1.400,- (duizend vierhonderd euro) materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.900,- (duizend negenhonderd euro) bestaande uit € 1.400,- (duizend vierhonderd euro) materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 mei 2022.
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de jeugddetentie van
120 dagendie voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 14 januari 2022 met parketnummer 05-122487-20, te weten voor een termijn van
14 dagen, en gelast in plaats daarvan de tenuitvoerlegging van een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien)dagen jeugddetentie.
Verlengt voor het overige de proeftijd als vermeld in het vonnis van de rechtbank Gelderland van 14 januari 2022 met parketnummer 05-122487-20, met een termijn van 1 (één) jaar.
Heft ophet geschorste, tegen verdachte verleende, bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.L. Plas en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Bektaş, griffier,
en op 28 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 28 maart 2023.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.