ECLI:NL:GHARL:2023:2582

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
200.312.690/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over voortzetting van ondertoezichtstelling van kinderen in het kader van echtscheiding en omgangsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [kind1], [kind2] en [kind3], in het kader van een echtscheiding. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was van mening dat de ondertoezichtstelling moest worden voortgezet, terwijl de vader en de bijzondere curator van mening waren dat dit niet in het belang van de kinderen was. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig belast zijn door de echtscheidingsproblematiek en dat er een hevige echtscheidingsstrijd tussen de ouders gaande is, wat heeft geleid tot een ernstige weerstand van de kinderen tegen contact met hun vader. De bijzondere curator had eerder geadviseerd om de ondertoezichtstelling te bekrachtigen, maar het hof oordeelde dat de voortzetting van de ondertoezichtstelling schadelijker zou zijn voor de kinderen dan het ontbreken van contact met hun vader. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling geen haalbaar doel meer dient en dat de kinderen rust en ruimte moeten krijgen. De beslissing van het hof houdt in dat de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover het de verlenging van de ondertoezichtstelling betreft, wordt bekrachtigd, maar dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de toekomst wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.690/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 139741)
beschikking van 23 maart 2023
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen(de GI),
gevestigd te Assen,
verweerster in hoger beroep.
Als overige belanghebbende zijn aangemerkt:
[de vader](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
advocaat: mr. C.N.N. Cats te Emmen, en
[de bijzondere curator](de bijzondere curator),
kantoor houdende te [vestigingsplaats] .
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad), regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 10 november 2022 verwijst het hof naar zijn
tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een verslag van de bijzondere curator van 8 februari 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 20 februari 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 22 februari 2023 met bijlage(n);
- een brief van de GI van 22 februari 2023.
2. De motivering van de beslissing
2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 10 november 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator over [kind1] , [kind2] en [kind3] om in deze procedure hun belangen te behartigen, waarbij de opdracht was om de stem van de kinderen naar voren te brengen en hun belangen te behartigen.
Het hof heeft de bijzondere curator verzocht om te onderzoeken hoe het met de kinderen gaat, wat hun mogelijkheden zijn in het contact met de vader en wat hun mening is over het voorliggende verzoek. De bijzondere curator is gevraagd om vanuit het belang van de kinderen hierover aan het hof te adviseren.
2.3
Bij brief van 8 februari 2023 heeft de bijzondere curator haar verslag van diezelfde datum overgelegd. Uit dit verslag volgt dat de bijzondere curator heeft gesignaleerd dat de kinderen behoorlijk belast zijn met de echtscheidingsproblematiek van hun ouders, signalen van ouderonthechting aanwezig zijn en dat emotionele toestemming (voor omgang met de vader) ontbreekt van de moeder. De bijzondere curator adviseert - kort gezegd - om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4
De vader heeft bij brief van 20 februari 2023 gereageerd op het verslag van de bijzondere curator en kan zich vinden in haar advies.
2.5
De moeder heeft bij brief van 22 februari 2023 aangegeven dat zij zich niet kan verenigen met het verslag en advies van de bijzondere curator.
2.6
Het hof oordeelt op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat ten tijde van de bestreden beschikking was voldaan aan het wettelijke criterium voor (de verlenging van de) ondertoezichtstelling van [kind1] , [kind2] en [kind3] . Het hof is echter, anders dan de bijzondere curator en de vader, van oordeel dat de ondertoezichtstelling in het belang van de kinderen niet langer voortgezet moet worden en overweegt daartoe als volgt.
2.7
Uit de stukken blijkt dat er sprake is van een hevige echtscheidingsstrijd tussen de ouders, waardoor zij niet in staat zijn om samen afspraken te maken en overleg te hebben over (onder meer) het contact tussen de vader en de kinderen. De ouders zijn inmiddels ook in een juridische procedure verwikkeld over de door de moeder verzochte vervangende toestemming voor verhuizing. De kinderen zitten door de voortdurende strijd van de ouders klem en hebben een ernstige weerstand opgebouwd tegen hun vader. Gelet op het verstoorde contact tussen de ouders en de afwijzende houding van de kinderen richting hun vader vindt er sinds de echtscheiding geen omgang meer plaats tussen de vader en de kinderen.
Het traject Ouderschap na Scheiding van [naam1] waar de ouders in 2020 door de kinderrechter naar zijn verwezen ter verbetering van hun onderlinge communicatie en om invulling te geven aan hun gezamenlijk ouderschap is zonder positief resultaat beëindigd. Omdat de kinderen door de complexe scheiding van hun ouders en de weerslag die dat op hen heeft ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, zijn zij in 2021 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling had mede het doel om ervoor te zorgen dat de kinderen onbelast contact met beide ouders kunnen hebben. Het is de GI vervolgens niet gelukt om de daarvoor benodigde hulpverlening in te zetten.
Omdat er tussen de destijds betrokken gezinsvoogd en de moeder sprake was van een vertrouwensbreuk en er geen opvolger beschikbaar was, is er langdurig geen gezinsvoogd meer bij de kinderen betrokken. Vanaf februari 2022 is er (vanwege personeelstekort) in het geheel geen uitvoering meer gegeven aan de ondertoezichtstelling. Uit de recent ingediende stukken blijkt dat dit nog steeds het geval is. Er is dan ook geen zicht op hulp in het kader van de ondertoezichtstelling.
2.8
Vast staat wel dat de kinderen zeer stellig zijn in hun standpunt geen contact met de vader te willen. Uit het verslag van de bijzondere curator komt naar voren dat er voor [kind2] geen enkele mogelijkheid is voor contact met haar vader. Ze wil [de vader] (zoals de vader door alle kinderen wordt genoemd) voor 100% uit haar leven. Ook heeft [kind2] aangegeven dat ze wil dat de ondertoezichtstelling eraf gaat. Voor [kind1] geldt eveneens dat er voor haar geen enkele mogelijkheid is voor contact met de vader. Wat [kind3] betreft heeft de bijzondere curator genoemd dat hoewel [kind3] aangeeft geen contact met zijn vader te willen en hem niet te willen zien, hij ook bevestigt dat de situatie anders zou zijn als zijn moeder het goed zou vinden. Bij herhaling geeft [kind3] daarna aan dat ‘ze dat niet gaat doen’. Hieruit kan worden afgeleid dat [kind3] onvoldoende ruimte en toestemming van de moeder ervaart om het contact met zijn vader aan te gaan.
2.9
Het hof benadrukt dat omgang met beide ouders een fundamenteel recht van ieder kind is. Wanneer één ouder volledig buiten spel wordt gezet en ieder contact met deze ouder ontbreekt, zoals in deze zaak het geval is, is de kans groot dat er op latere leeftijd problemen ontstaan met het zelfbeeld, het aangaan van relaties en dat kinderen moeite hebben met vertrouwen en (gezond) loskomen van de verzorgende ouder, of zich daar juist tegen keren of afzetten. De afwijzende houding van de kinderen richting hun vader lijkt gebaseerd op de band met hun moeder van wie ze afhankelijk zijn. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de moeder een rol speelt bij de negatieve opstelling van de kinderen richting de vader, is er inmiddels bij de kinderen zelf ook sprake van een heftige intrinsieke weerstand tegen hun vader. Duidelijk is dat de kinderen zich in een fors loyaliteitsconflict bevinden. Het hof vindt het zorgelijk dat de moeder ondanks alle adviezen, inspanningen en geboden hulpverlening niet in staat is om hem een rol te geven in het leven van de kinderen. De vader krijgt geen kans om het beeld dat de moeder en de kinderen hebben bij te stellen, waardoor de kinderen opgroeien met een (door de moeder) ingekleurd beeld van de vader en geen mogelijkheid hebben om - door middel van omgang - een eigen beeld, laat staan een positief beeld, van hem te vormen. Gelet echter op de voortdurende heftige strijd tussen de ouders, waarbij iedere poging gericht op contactherstel met de vader veel spanning en stress bij zowel de moeder als de kinderen veroorzaakt, zal het afdwingen van omgang met de vader (in het kader van de ondertoezichtstelling) op dit moment een té grote belasting voor de kinderen opleveren.
2.1
Het hof merkt daarbij op dat de enorme weerstand van de kinderen tegen het contact met de vader inmiddels zo diep zit dat zelfs al zou er op korte termijn een gezinsvoogd beschikbaar voor ze zijn, het de vraag is of die weerstand nog te doorbreken is. De kans om een en ander in het kader van de ondertoezichtstelling in goede banen te leiden, lijkt - mede gelet op de passieve houding van de GI in de afgelopen jaren - verkeken. Het hof is van oordeel dat het laten voortduren van de ondertoezichtstelling, waarin het herstel van contact met de vader een belangrijke rol speelt, in dit geval nóg schadelijker voor de kinderen is dan de huidige - eveneens schadelijke - situatie waarin ze geen contact met de vader hebben.
Voorkomen moet worden dat de kinderen (verder) beschadigd raken doordat de ondertoezichtstelling (en daarmee de omgang met de vader) nog langer als een zwaard van Damocles boven hun hoofd blijft hangen, terwijl de ondertoezichtstelling geen voordeel oplevert en zelfs contraproductief werkt nu de kinderen er stress door ervaren.
2.11
Gelet op het voorgaande, kan het hof niet anders dan vaststellen dat voortzetting van de ondertoezichtstelling geen haalbaar doel dient en gelet op alle extra spanning die het met zich brengt niet in het belang van de kinderen is. Het hof heeft bij zijn beoordeling de meningen van de kinderen meegewogen als ook dat er op dit moment geen verdere concrete zorgen zijn over de kinderen. Duidelijk is dat er bij [kind2] en [kind1] in ieder geval geen enkele ruimte bestaat voor contact met de vader. Zij hebben hun bezwaren daartegen bij de bijzondere curator nader toegelicht en onderbouwd. Voor zover er bij [kind3] wel enige ruimte zou bestaan voor contact met zijn vader, is duidelijk dat hij in de thuissituatie bij de moeder en bij [kind2] en [kind1] niet de vrijheid voelt om dat contact te hebben. De daarvoor benodigde emotionele toestemming van zijn moeder (en zussen) ontbreekt. Het hof is van oordeel dat er op dit moment aan de kinderen rust en ruimte moet worden gegeven. Hopelijk biedt dit hen in de toekomst alsnog de intrinsieke motivatie voor contact met hun vader. Hoewel het hof begrijpt dat dit voor de vader een bijzonder zwaar oordeel is, acht het hof dit de minst schadelijke beslissing voor de kinderen.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof zal de bestreden beschikking,
voor zover de beschikking de verlenging van de ondertoezichtstelling tot heden betreft, bekrachtigen. Het hof zal de bestreden beschikking met ingang van heden vernietigen en beslissen als hierna staat vermeld.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 25 mei 2022, voor zover het de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind1] ( [geboren in] 2008), [kind2] ( [geboren in] 2009) en [kind3] ( [geboren in] 2013) tot heden betreft en vernietigt die beschikking voor het overige;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind1] , [kind2] en [kind3] voor zover deze zich uitstrekt over de periode vanaf heden af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, A.P. de Jong-de Goede en W. Schoo, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 23 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.