ECLI:NL:GHARL:2023:2493

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.322.371
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezag en zorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2011. De moeder van [de minderjarige1] was het niet eens met de eerdere beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 7 november 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd tot 25 juni 2023. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat lijkt om in het belang van [de minderjarige1] te handelen. De minderjarige heeft in zijn jonge leven al veel meegemaakt, waaronder meerdere uithuisplaatsingen en een onveilige thuissituatie. De moeder en de GI zijn het erover eens dat [de minderjarige1] therapie nodig heeft om zijn trauma's te verwerken, maar de moeder weigert toestemming te geven voor deze therapie zolang [de minderjarige1] niet bij haar woont. Dit gedrag van de moeder wordt door het hof als problematisch gezien, omdat het in het belang van [de minderjarige1] is dat hij de benodigde zorg en therapie krijgt zonder onnodige vertraging.

Het hof concludeert dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1]. De moeder lijkt niet in staat om de belangen van haar kind te behartigen, en het hof betwijfelt of zij het contact tussen [de minderjarige1] en zijn vader kan waarborgen. Daarom bekrachtigt het hof de beslissing van de kinderrechter en stelt vast dat [de minderjarige1] niet bij de moeder kan wonen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.371
(zaaknummer rechtbank Gelderland 403751)
beschikking van 23 maart 2023
in het hoger beroep van:
[verzoekster]
woonplaats: [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: E. Uijt de boogaardt in Lelystad
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verder te noemen: de GI;
[de vader],
woonplaats: [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. van den Berg in Arnhem.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2011.

2.Belangrijke informatie

2.1
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] .
2.2
[de minderjarige1] staat onder toezicht van de GI. In de beschikking van 25 juni 2020 heeft de kinderrechter voor het eerst een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [de minderjarige1] . Daarna is de machtiging steeds verlengd.
2.3
[de minderjarige1] woont in een pleeggezin.
2.4
[de minderjarige1] heeft een broertje [de minderjarige2] , zusje [de minderjarige3] en broertje [de minderjarige4] . [de minderjarige4] woont bij de moeder en [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn uithuisgeplaatst.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft op 7 november 2022 op verzoek van de GI een beslissing genomen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] verlengd tot 25 juni 2023.

4.Het hoger beroep

De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter en komt in hoger beroep. De moeder verzoekt het hof om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen en het verzoek van de GI tot het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] alsnog af te wijzen.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 6 februari 2023;
  • een journaalbericht van de moeder van 28 februari 2023;
  • een bericht van de advocaat van de vader van 2 maart 2023;
  • het verweerschrift.
5.2
De zitting bij het hof was op 7 maart 2023. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI.
Het hof heeft aan de begeleider van de vader bijzondere toegang verleend om bij de zitting te zijn als toehoorder.

6.De redenen voor de beslissing

5.1
De kinderrechter kan de uithuisplaatsing verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
5.2
Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van [de minderjarige1] noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding.
5.3
Het hof stelt vast dat [de minderjarige1] al veel heeft meegemaakt in zijn leven. [de minderjarige1] is drie keer uithuisgeplaatst. Thuis is [de minderjarige1] getuige geweest van ruzies en geweld tussen zijn ouders. [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] kregen thuis niet de zorg die zij nodig hadden. [de minderjarige1] voelde zich verantwoordelijk voor zijn jongere broertje en zusje en had de neiging om voor hen te zorgen.
5.4
Het hof stelt vast dat [de minderjarige1] zich na de uithuisplaatsing voor langere tijd goed heeft ontwikkeld in het pleeggezin. Het hof stelt echter ook vast dat de moeder en de GI allebei vinden dat het nu niet meer goed gaat met [de minderjarige1] . Hij heeft faalangst op school, hij is boos weggelopen van huis en hij is (even) in hongerstaking gegaan. [de minderjarige1] heeft de GI verteld dat zijn hoofd vol zit. De moeder denkt daarom dat [de minderjarige1] niet meer op de juiste plek zit in het pleegezin. Het hof deelt echter de visie van de GI dat [de minderjarige1] last heeft van een loyaliteitsconflict en therapie nodig heeft om zijn trauma’s te verwerken.
5.5
[de minderjarige1] heeft PMT-therapie gehad. In april 2022 heeft de therapeut laten weten dat [de minderjarige1] vervolgtherapie nodig heeft, die gericht is op het verwerken van zijn trauma’s en op het verstevigen van de hechtingsrelatie met de pleegouders. De moeder en de GI zien beiden dat [de minderjarige1] deze therapie nodig heeft. De moeder weigert echter om toestemming te geven voor deze therapie waar de GI al sinds september 2022 om heeft gevraagd. De moeder heeft verteld dat zij wel toestemming voor de therapie wil geven, als [de minderjarige1] weer bij haar woont. Het hof is van oordeel dat de moeder niet handelt in het belang van [de minderjarige1] door een thuisplaatsing als voorwaarde te gebruiken voor de therapie. Het hof merkt overigens op dat het op de weg van de GI had gelegen om de moeder hierover een schriftelijke aanwijzing te geven. Het is niet in het belang van [de minderjarige1] dat hij zo lang op de therapie moet wachten.
5.6
Daarnaast stelt het hof vast dat de moeder bij [de minderjarige1] twijfels veroorzaakt over zijn perspectief. De moeder heeft [de minderjarige1] bijvoorbeeld een armband gegeven met ‘ [de minderjarige1] [verzoekster] ’. Dit heeft [de minderjarige1] het gevoel gegeven dat hij van de moeder niet de achternaam van zijn vader mag dragen. De moeder heeft verteld dat dit niet haar bedoeling is geweest. Het hof merkt echter op dat haar advocaat heeft verteld dat de moeder een procedure heeft willen starten om de achternaam van [de minderjarige1] te wijzigen. Door dit handelen van de moeder blijft [de minderjarige1] vastzitten in een loyaliteitsconflict. Ook hiermee handelt de moeder niet in het belang van [de minderjarige1] .
5.7
Het hof is van oordeel dat de moeder niet in staat lijkt om in te zien wat in het belang van [de minderjarige1] is en hiernaar te handelen. Duidelijk is geworden dat de moeder zelf veel begeleiding en uitleg nodig heeft om te kunnen begrijpen waarom sommige acties nodig zijn in het belang van [de minderjarige1] . Het hof is daarom van oordeel dat de moeder de belangen van [de minderjarige1] onvoldoende kan of zal behartigen als hij weer thuis zou wonen.
5.8
Het hof betwijfelt daarnaast of de moeder het contact tussen [de minderjarige1] en de vader in stand zou houden. Het hof ziet dat de verhouding tussen de ouders nog steeds ernstig verstoord is. De moeder heeft zelf verteld dat er veel moet gebeuren voordat zij weer contact kan hebben met de vader. Zij heeft moeite met de rol van de vader in het leven van [de minderjarige1] .Voor [de minderjarige1] is het echter heel belangrijk om goed contact met zijn vader te hebben. Bovendien betwijfelt het hof of de moeder de zorg voor [de minderjarige1] en de thuiswonende [de minderjarige4] tegelijk kan dragen. Toen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met zijn drieën thuis woonden, kregen zij immers niet de zorg die zij nodig hadden.
5.9
Het hof is van oordeel dat [de minderjarige1] nu niet bij de moeder kan wonen. Daarom is de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk. Het hof zal het verzoek van de moeder afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 7 november 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, E. de Boer en A.T. Bol, in samenwerking met mr. L.M. de Wit, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.