ECLI:NL:GHARL:2023:2492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.322.095
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een 17-jarige dochter in het kader van gezag en ondertoezichtstelling

In deze zaak gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een 17-jarige dochter, geboren in Syrië, die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE). De ouders, die gezamenlijk het gezag over hun dochter hebben, zijn in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter die de uithuisplaatsing heeft goedgekeurd. De kinderrechter had eerder besloten dat de dochter in een crisisvoorziening moest verblijven, en deze beslissing is door het hof bevestigd.

De ouders zijn van mening dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is en dat hun dochter veilig bij hen kan wonen. Echter, het hof heeft vastgesteld dat de dochter zich thuis onveilig voelde en dat er een gebrek aan communicatie en begrip tussen haar en de ouders bestaat. Ondanks de inspanningen van een organisatie die gespecialiseerd is in het begeleiden van gezinnen met een niet-westerse achtergrond, zijn de gesprekken niet tot een oplossing gekomen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van de dochter nog steeds noodzakelijk is voor haar welzijn en ontwikkeling. De ouders lijken niet in staat om de situatie van hun dochter te begrijpen en te respecteren, wat leidt tot ernstige emotionele schade voor haar. Daarom heeft het hof de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd en de uithuisplaatsing verlengd tot aan de meerderjarigheid van de dochter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.095
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 545001)
beschikking van 23 maart 2023
inzake
in het hoger beroep van:
[verzoekster],
de moeder,
en
[verzoeker],
de vader,
samen te noemen: de ouders,
woonplaats [woonplaats1] ,
advocaat: mr. B. Drykoningen in Utrecht.
en
(1) de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
hierna: SAVE,
in Utrecht,
en
(2)
de raad voor de kinderbescherming,
in Zwolle,
hierna te noemen: de raad.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2005 in [plaats1] in Syrië.

2.Belangrijke informatie

2.1
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] . Dat betekent dat de ouders het recht en de plicht hebben [de minderjarige] te verzorgen en op te voeden en beslissingen over haar te nemen.
2.2
[de minderjarige] is bij beschikking van de kinderrechter van 29 juni 2022 voorlopig onder toezicht gesteld van SAVE. De kinderrechter heeft bij beschikking van 28 september 2022 de (definitieve) ondertoezichtstelling uitgesproken tot 28 oktober 2022.
2.3
[de minderjarige] woonde tot de uithuisplaatsing bij de ouders. De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 juni 2022 ook een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een crisisvoorziening voor de duur van vier weken. Die machtiging (voor een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder) is bij beschikking van 7 juli 2022 verlengd voor de resterende duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, dus tot 29 september 2022.
Bij beschikking van 28 september 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 28 oktober 2022.

3.De beslissing van de kinderrechter

3.1
De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 27 oktober 2022 op verzoek van de raad een beslissing genomen over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en op verzoek van SAVE een beslissing genomen over de uithuisplaatsing van [de minderjarige] .
3.2
De kinderrechter heeft in die beschikking [de minderjarige] onder toezicht gesteld van SAVE tot aan haar meerderjarigheid, tot 8 augustus 2022.
3.3
De kinderrechter heeft verder beslist dat [de minderjarige] moet wonen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder van 28 oktober 2022 tot 8 augustus 2023.

4.Het hoger beroep

De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter over de uithuisplaatsing. Daarom zijn in zij hoger beroep gegaan. Zij vinden dat het hof het verzoek van SAVE om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder alsnog moet afwijzen.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van de ouders met bijlagen, en
  • het verweerschrift van SAVE met bijlagen.
5.2
Op 27 februari 2023 heeft [de minderjarige] aan het hof verteld wat zij van de zaak vindt.
5.3
De zitting bij het hof was op 28 februari 2023.
Aanwezig waren:
  • de ouders, met hun advocaat, bijgestaan door een tolk Syrisch-Arabisch;
  • een medewerkers van SAVE, en
  • een medewerker van de raad.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kinderrechter.
6.2
De kinderrechter kan de uithuisplaatsing verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
6.3
De verhalen van [de minderjarige] en de ouders staan nog steeds lijnrecht tegenover elkaar. [de minderjarige] blijft bij haar verhaal dat zij zich thuis onveilig voelde, dat zij werd uitgescholden en geslagen, dat zij bang is voor een gedwongen huwelijk en dat haar iets overkomt wanneer zij weigert te trouwen. Volgens de ouders is [de minderjarige] niet lichamelijk en geestelijk mishandeld, doen de ouders niet aan uithuwelijken en is [de minderjarige] veilig bij hen thuis. Los van het antwoord op de vraag over de veiligheid van [de minderjarige] bij de ouders thuis, is de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog steeds noodzakelijk. [de minderjarige] heeft namelijk een gevoel van onveiligheid ervaren waarover zij niet met de ouders in gesprek kan, ook niet met intensieve hulp van de begeleiders van [naam1] . [naam1] is een organisatie die deskundigheid heeft om op een sensitieve manier mensen met een niet-westerse achtergrond te begeleiden. De door [naam1] begeleide gesprekken hebben [de minderjarige] en haar ouders tot nu toe niet dichter bij elkaar kunnen brengen.
6.4
[de minderjarige] heeft verteld dat zij veel van haar familie houdt, dat zij graag contact met haar familie wil en dat zij zich verscheurd voelt doordat haar ouders niet kunnen accepteren dat zij niet meer thuis wil wonen. Ook de ouders lijden onder deze situatie. De moeder heeft verteld dat zij niet meer kunnen eten en slapen sinds [de minderjarige] niet meer thuis woont.
6.5
Hoewel de ouders veel van [de minderjarige] houden, lukt het hen niet om bij [de minderjarige] aan te sluiten op haar weg naar volwassenheid. Zo blijven de ouders als enige oplossing zien dat [de minderjarige] weer thuis komt wonen of bij een naast familielid. Daarmee gaan de ouders er volledig aan voorbij dat zij te maken hebben met een dochter van zeventien jaar die over een paar maanden de volwassen leeftijd bereikt en vanaf dan haar eigen beslissingen mag nemen. Verder gedragen de ouders zich niet in het belang van [de minderjarige] door zich de ene keer lief en steunend op te stellen en een ander moment boos en dreigend. [de minderjarige] heeft daar veel last van. De ouders kunnen niet over het gezichtsverlies stappen dat het vertrek van [de minderjarige] volgens hen heeft veroorzaakt en zij lijken hun eigen verdriet en boosheid boven het mentale welzijn van [de minderjarige] te stellen. De schade die de ouders met deze houding bij [de minderjarige] veroorzaken beoordeelt het hof als zó ernstig dat uithuisplaatsing van [de minderjarige] tot aan haar volwassenheid onverminderd noodzakelijk is.
6.6
Kortom, het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 oktober 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.B. de Groot en H. Phaff, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 23 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.