ECLI:NL:GHARL:2023:2486

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.315.941
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders over minderjarigen na ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, die samen het gezag over de kinderen hebben, waren in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het gezag was beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank had geoordeeld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig werden bedreigd en dat de ouders niet in staat waren om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders een belast verleden hebben en dat de kinderen professionele opvoeders nodig hebben. De ouders hebben een verstandelijke beperking en zijn beperkt weerbaar, wat hen belemmert in het bieden van de juiste zorg voor hun kinderen. Ondanks de positieve ontwikkelingen die de ouders claimen, zoals een verhuizing naar een rustigere omgeving en het volgen van opvoedingsadviezen, oordeelt het hof dat de ouders niet in staat zijn om de benodigde zorg te bieden. De kinderen hebben baat bij een stabiele en voorspelbare omgeving, wat de ouders niet kunnen garanderen.

Het hof heeft ook het verzoek van de ouders om een onafhankelijk deskundigenonderzoek afgewezen, omdat dit te belastend zou zijn voor de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het gezag van de ouders over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] definitief is beëindigd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die duidelijkheid nodig hebben over hun opvoedperspectief.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.941
(zaaknummer rechtbank Gelderland 398289)
beschikking van 23 maart 2023
in de zaak van
[verzoeker]en
[verzoekster],
beiden wonende in [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de ouders,
advocaat: mr. F. Pool in Rotterdam,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd in Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI,

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 12 september 2022;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van de ouders van 6 maart 2023.
2.2
Het hof heeft [de minderjarige1] uitgenodigd om met één van de raadsheren te praten over de zaak. [de minderjarige1] is niet naar het gesprek gekomen.
2.3
De mondelinge behandeling was op 7 maart 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders met hun advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • een vertegenwoordiger van de GI.
2.4
Het hof heeft de ambulant begeleider van de ouder bijzondere toegang verleend om als toehoorder bij de zitting te zijn.

3.De feiten

3.1
De ouders hebben samen het gezag over:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2009, verder te noemen: [de minderjarige1] ;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2015, verder te noemen: [de minderjarige2] .
3.2
In de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 20 augustus 2018 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de GI. In de beschikking van 20 november 2018 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Deze maatregelen zijn steeds verlengd en gelden tot 20 augustus 2023.
3.3
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen in een gezinshuis van [naam1] sinds 20 november 2018.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de raad het gezag van de ouders over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] beëindigd en de GI benoemd tot voogd van beide kinderen.
4.2
De ouders komen met één grief in hoger beroep. De grief ziet op de gezagsbeëindiging. De ouders verzoeken het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en:
I. Het verzoek van de raad om het gezag van te ouders te beëindigen, alsnog af te wijzen;
II. Een nader onderzoek (NIFP) te gelasten op grond van artikel 810a lid 2 Rv,
waarbij kan worden gekozen voor schorsing van het gezag.
4.3
De raad voert verweer in hoger beroep en vraagt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4.
De GI is van mening dat de beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
De rechter kan het gezag van de ouders beëindigen als:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding kan dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt (artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2
Het hof is van oordeel dat de rechtbank het gezag van de ouders op goede gronden heeft beëindigd. Hierna legt het hof uit waarom.
5.3
De ouders stellen zich op het standpunt dat er ten onrechte niet naar de positieve ontwikkelingen bij de ouders wordt gekeken. Zij zijn verhuisd naar een rustigere omgeving, en nemen tips voor wat betreft de opvoeding ter harte. Een uithuisplaatsing is niet meer nodig, nu zij met intensieve ambulante thuishulp handvatten kunnen krijgen voor de opvoeding van de kinderen. Er is wat hen betreft geen ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen die te maken heeft met het gezag. Bovendien is de aanvaardbare termijn voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog niet verstreken. De raad voert verweer en is van mening dat de kinderen niet meer thuis kunnen wonen, zodat een voortzetting van de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet meer aan de orde zijn. De GI sluit zich aan het standpunt van de raad.
5.4.
Het hof stelt vast dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een belast verleden hebben dat hen beschadigd heeft. [de minderjarige1] heeft veel nare herinneringen aan de tijd dat hij bij de ouders woonde. Hij heeft EMDR-therapie nodig gehad om die herinneringen een plaats te geven. [de minderjarige2] heeft last van problematiek op verschillende gebieden. [de minderjarige2] lijkt geen gewetensbesef en kan moeilijk contact maken met anderen. Daarnaast heeft [de minderjarige2] heftige woedeaanvallen, waarbij hij spullen kapotmaakt en anderen pijn kan doen. Toen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uithuisgeplaatst werden, hadden zij een ontwikkelingsachterstand.
5.5
Het hof stelt daarnaast vast dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vanwege hun problematiek professionele opvoeders nodig hebben. Zij hebben baat bij een stabiele, voorspelbare omgeving met opvoeders die zich voortdurend kunnen aanpassen aan wat de kinderen nodig hebben. [de minderjarige2] heeft op school één op één begeleiding nodig om tot ontwikkeling te komen. Daarnaast krijgt [de minderjarige2] nog elke dag zes uur lang specialistische begeleiding in het gezinshuis. In het gezinshuis hebben [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de afgelopen jaren voorzichtig stappen kunnen zetten in hun ontwikkeling. [de minderjarige1] ontwikkelt zich nu als een gemiddeld kind van zijn leeftijd. [de minderjarige2] lukt het inmiddels om in slaap te vallen en een tijdje zelfstandig te spelen op zijn speelkleed.
5.6
Het hof is van oordeel dat de ouders [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet kunnen bieden wat zij nodig hebben. De ouders hebben een verstandelijke beperking en zijn beperkt weerbaar. Dit blijkt uit een intelligentieonderzoek dat [naam2] in 2019 heeft gedaan. Daarbij komt dat de ouders de problematiek van de kinderen niet (h)erkennen. De ouders vinden dat de kinderen nergens last van hebben en dat zij – eventueel met enige handvatten bij het opstarten in de ochtend – voor de kinderen kunnen zorgen. Dit maakt dat de ouders geen enkel inzicht hebben in wat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nodig hebben.
5.7
Het hof is van oordeel dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet meer bij de ouders kunnen wonen. Voor zover de aanvaardbare termijn van artikel 1:266 BW niet reeds geheel is verstreken, acht het hof de ouders ook niet in staat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op zich te nemen. Het is in het belang van de kinderen dat op korte termijn duidelijk is waar hun opvoedperspectief ligt. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn daarom niet meer de geschikte maatregelen. De ouders hebben op de zitting verteld dat zij de uithuisplaatsing van de kinderen nooit zullen accepteren. Indien het gezag niet wordt beëindigd, betekent dit dat er bij de verlengingen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing altijd een strijd rondom de kinderen zal blijven bestaan. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben echter duidelijkheid nodig over hun perspectief. De GI ziet dat vooral [de minderjarige1] daar veel behoefte aan heeft. [de minderjarige1] vraagt regelmatig aan de gezinshuisouders of hij wel in het gezinshuis mag blijven.
5.8
Omdat de ouders niet meer voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kunnen gaan zorgen, is het hof van oordeel dat het gezag van de ouders beëindigd moet worden.
Onderzoek
5.9
De ouders verzoeken het hof om een onderzoek te gelasten door een onafhankelijke deskundige, omdat deze stap volgens hen is overgeslagen. De rechter wijst zo’n verzoek toe als het onderzoek tot de beslissing in de zaak kan leiden en het belang van het kind zich niet tegen het onderzoek verzet (artikel 810a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
5.1
Het hof is van oordeel dat het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zich verzet tegen een onderzoek omdat dit te belastend is voor de kinderen. Tijdens de bezoeken met de ouders laten de kinderen sociaal wenselijk gedrag zien, maar ervoor en erna hebben zij veel last van spanningen. [de minderjarige2] laat na de omgang (fors) grensoverschrijdend gedrag zien. In het kader van een deskundigenonderzoek zou de interactie tussen de ouders en de kinderen geobserveerd moeten worden. De GI heeft uitgelegd dat de ouders dan meer en andere vaardigheden moeten laten zien dat zij nu tijdens de omgang doen. Dit betekent dat de omgang langer zal moeten duren en dat hier nog een externe partij bij aanwezig zal moeten zijn. Aangezien [de minderjarige1] en [de minderjarige2] al belast worden door de omgang zoals die nu is, is het hof van oordeel dat de extra belasting die onderzoek met zich brengt niet in hun belang is. Bovendien heeft de raad verteld dat een deskundigenonderzoek naar schatting ongeveer een jaar zal duren. Dit zou betekenen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog een jaar langer geen duidelijkheid zullen krijgen over hun perspectief. Ook dat is naar het oordeel van het hof - gelet op de moeizame ontwikkeling - niet in hun belang.
5.11
Het hof zal de verzoeken van de ouders afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 juni 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, K.A.M. van Os-ten Have en A.T. Bol, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 23 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.