Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 juli 2022;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 21 november 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Willemsen van 5 december 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 26 januari 2023 met producties;
- een e-mailbericht van mr. Gerrits van 8 februari 2023 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Willems van 8 februari 2023 met producties.
Het hof heeft - na een korte onderbreking van de mondelinge behandeling - beslist dat de producties worden toegevoegd aan het dossier. De inhoud ervan is van belang omdat, nu het gaat om kinderalimentatie, moet worden uitgegaan van de meest actuele situatie. Bovendien zijn de producties eenvoudig te doorgronden en moet mr. Gerrits in redelijkheid voldoende kennis kunnen hebben genomen van de producties en zich met de vrouw en [verweerder] kunnen hebben voorbereiden op een verweer daartegen.
3.De feiten
- [verweerder] , geboren [in] 2004 in [plaats1] , en
- [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2008 in [plaats1] .
4.Het geschil
5.De overwegingen voor de beslissing
Het hof heeft namelijk, gezien het hiervoor geschetste uitgangspunt van de wet, bij brief van 2 februari 2023 [verweerder] als belanghebbende aangemerkt en hem in de gelegenheid gesteld om zich te stellen als procespartij dan wel aan één van de ouders een machtiging te verstrekken namens hem op te treden. [verweerder] is op de mondelinge behandeling vervolgens zelf verschenen om mondeling verweer te voeren, en is bijgestaan door mr. Gerrits.
Verder stelt het hof vast dat het inkomen van de man, in elk geval per 1 februari 2023, is gewijzigd en is in de afgelopen jaren het contact tussen de man en [verweerder] en [de minderjarige1] verminderd welke omstandigheid van invloed kan zijn op de toepasselijke zorgkorting. Dit alles levert een wijziging van omstandigheden op en dit rechtvaardigt een hernieuwde beoordeling van de door de man te betalen kinderalimentatie.
Het hof overweegt dat het volgens de NIBUD-tabellen berekende ‘Eigen Aandeel’ van de ouders in de kosten van een kind (de behoefte) globaal het totale budget bepaalt dat ouders voor dat kind besteden. Daarbij geldt de ervaringsregel dat de ouders keuzes maken hoe zij dat budget besteden, afhankelijk van hun welstand en persoonlijke voorkeuren. Hogere uitgaven voor bijvoorbeeld kleding of ontspanning worden gecompenseerd door lagere uitgaven op een of meer andere posten. Er is slechts dan aanleiding om dat Eigen Aandeel te verhogen als sprake is van:
- het aandeel van de man € 386,-/€ 864,- x € 606,- = € 271,- per maand, zijnde € 135,50 per kind per maand, en
- het aandeel van vrouw € 478,-/€ 864,- x € 606,- = € 335,- per maand, zijnde € 167,50 per kind per maand.
6.De slotsom
7.Aanhechten draagkrachtberekeningen
8.De beslissing
- van 11 augustus 2021 tot 1 januari 2022 € 174,- per kind per maand;
- van 1 januari 2022 tot 1 januari 2023 € 177,- per kind per maand;
- van 1 januari 2023 tot 1 februari 2023 € 183,- per kind per maand;
- van 1 februari 2023 tot 1 augustus 2023 € 120,50 per kind per maand;
- met ingang van 1 augustus 2023 € 183,- per kind per maand,