ECLI:NL:GHARL:2023:2479

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
ISD P22/327
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de voortzetting van de ISD-maatregel met aanvulling van gronden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van de ISD-maatregel van de veroordeelde. De rechtbank Rotterdam had eerder op 14 september 2022 besloten dat de voortzetting van de ISD-maatregel vereist was. Het hof bevestigt deze beslissing met aanvulling van gronden. Het hof oordeelt dat beëindiging van de ISD-maatregel zou leiden tot onveiligheid en ernstige drugsoverlast. De veroordeelde heeft zelf bijgedragen aan het niet succesvol doorlopen van het aangeboden traject, waardoor de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is. De veroordeelde heeft aangegeven dat hij graag terug wil naar zijn eigen woning en dat hij bereid is tot ambulante behandeling en begeleiding. Het hof benadrukt dat de resocialisatie van de veroordeelde binnen de ISD-maatregel moet plaatsvinden en dat de PI en de reclassering samen moeten werken aan de beste koers voor de veroordeelde. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de raden waren buiten staat deze mede te ondertekenen.

Uitspraak

ISD P22/327
Beslissing d.d. 2 februari 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
verblijvende in Penitentiaire Inrichting (PI) [locatie] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 14 september 2022, op het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel), inhoudende dat voortzetting van die maatregel vereist is.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de veroordeelde van 27 september 2022;
- het reclasseringsrapport van 19 december 2022;
- een voortgangsverslag van de ISD-maatregel van 3 januari 2022 (het hof begrijpt: 2023);
- het uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 januari 2023;
- re-integratieplan 3 van de PI [locatie] van 10 januari 2023, inhoudende trajectbepaling;
- een e-mailbericht van de raadsman van 18 januari 2023, met als bijlagen een e-mailbericht van [naam] , reclasseringswerker, van 11 januari 2023 en een brief van de veroordeelde van 5 januari 2023;
- een brief van de veroordeelde van 16 januari 2023 ter zitting overgelegd.
Het hof heeft ter zitting van 19 januari 2023 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen.

Overwegingen:

Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde vindt dat de ISD-maatregel niet zorgvuldig is uitgevoerd, omdat hij enige tijd geen contact met zijn toenmalige casemanager heeft gehad hetgeen tot vertraging in het traject heeft geleid. Hierdoor is hij pas in september 2022 uitgestroomd naar een eigen woning in [plaats] met ambulante behandeling en onder toezicht van de reclassering. Helaas is dit misgegaan en is hij teruggeplaatst in de PI. De veroordeelde wil heel graag terug naar zijn eigen woning. Hij heeft veel spijt van zijn terugval en hij zegt er veel van te hebben geleerd. Hij doet zijn best een nieuw leven te leiden. Dit is een proces van vallen en opstaan. Anders dan de PI wil de veroordeelde niet als tussenstap naar begeleid wonen bij [woonlocatie] . Het is ook bekend dat daar veel drugsgebruikers verblijven en dat is voor hem geen goede plek. Volgens de laatste berichten van de reclassering kan veroordeelde echter ook terug naar zijn eigen woning onder de voorwaarde dat hij meewerkt aan een ambulante begeleiding door [instelling 1] . De veroordeelde wil zelf ook ambulante behandeling en begeleiding. Gelet hierop acht de veroordeelde de voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol omdat het nut en de noodzaak van het voorzetten van de maatregel is komen te vervallen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft op goede gronden besloten dat de voorzetting van de ISD-maatregel is vereist. De veroordeelde is welwillend en hij doet erg zijn best om een nieuw leven te gaan leiden, maar het is een traject van vallen en opstaan. Dit blijkt ook uit de terugval in cocaïnegebruik toen hij in zijn eigen woning verbleef. Vanuit de PI is besloten om een stap terug te doen en een hogere mate van beveiliging in te zetten. De maatregel heeft daarom nog steeds meerwaarde en ook de beveiliging van de maatschappij speelt hier een rol. Gelet hierop is de noodzaak van de voortzetting van de maatregel nog steeds aanwezig. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Bevestiging
Het hof is onder aanvulling van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.
Uit de informatie van de PI komt naar voren dat het recidiverisico nog steeds als hoog wordt ingeschat. De veroordeelde is de afgelopen periode meerdere malen teruggevallen in drugsgebruik, waaronder na afloop van de zitting bij de rechtbank op 14 september 2022. Hij heeft niet deelgenomen aan de hem aangeboden ambulante behandeling. Na een beslissing tot terugplaatsing heeft hij zich niet gemeld in de PI en heeft hij zich dus (tijdelijk) onttrokken aan detentie. Dit betekent dat het recidiverisico nog niet is teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau. Naar het oordeel van het hof zal beëindiging van de ISD-maatregel naar verwachting leiden tot onveiligheid, ernstige drugsoverlast en verloedering van het publieke domein. Het is aan de veroordeelde zelf te wijten dat het aangeboden traject niet heeft geleid tot uitstroom. De voorzetting van de maatregel is dus niet zinloos door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt. Het hof is daarom van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel vereist is.
In hetgeen de veroordeelde heeft aangevoerd over de te volgen koers, ziet het hof geen reden de maatregel desondanks te beëindigen. De veroordeelde wenst opnieuw een ambulant traject in zijn eigen woning met ambulante behandeling en begeleiding. De woning is nu nog beschikbaar en dreigt voor hem verloren te gaan als hij nog langer in detentie verblijft. Na het einde van de maatregel kan hij verder worden begeleid op grond van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de proeftijd dan weer gaat lopen. Ook de PI staat een ambulant traject voor ogen, maar wil de veroordeelde daarvoor aanmelden bij een begeleide woonvorm met daarnaast ambulante begeleiding bij [instelling 2] . De reclassering was in eerste instantie ook voorstander van begeleid wonen, maar omdat de veroordeelde zijn woning kan behouden, acht de reclassering het ook mogelijk een ambulant traject te starten onder voorwaarde van meewerken aan ambulante begeleiding door [instelling 1] . Gelet op het verloop van de maatregel tot nu, acht het hof het van belang dat de resocialisatie van verdachte plaatsvindt binnen die maatregel. Het hof gaat ervan uit dat de PI en de reclassering er samen uitkomen wat voor de veroordeelde de beste koers is.

Beslissing

Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 14 september 2022 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde] .
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en drs. P.K.J. Ronhaar en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 2 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.