ECLI:NL:GHARL:2023:243

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
21-001933-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot mensenhandel, hypotheekfraude en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1979, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander, overtreding van de Opiumwet, deelname aan een criminele organisatie, en hypotheekfraude. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 1, 2 en 7, die betrekking hadden op mensenhandel, hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten.

Wel is de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van pepperspray en het medeplegen van valsheid in geschrifte, met betrekking tot de hypotheekaanvraag. De verdachte had samen met anderen valse documenten opgesteld om een hypotheek aan te vragen, wat het vertrouwen in dergelijke documenten ondermijnt. Het hof heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en heeft de gevangenisstraf gematigd tot 20 dagen, in plaats van de oorspronkelijk geëiste 60 dagen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in strafprocedures en de bescherming van de rechten van verdachten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001933-19
Uitspraak d.d.: 16 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 27 maart 2019 met parketnummer 16-701957-12 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1979,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 december 2021, 10 november 2022, 11 november 2022 en 16 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank en veroordeling ter zake van het onder 1, 2, 4, 6 en 7 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. W.J. Ausma, naar voren is gebracht.

3.Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 27 maart 2019 vrijgesproken van de onder 3 en 5 tenlastegelegde feiten, te weten: het medeplegen van diefstal van elektriciteit en voorhanden hebben van een ploertendoder. Daarnaast is verdachte ter zake van het onder 1, 2, 4, 6 en 7 ten laste gelegde – kort samengevat – het samen met een ander voordeel trekken uit seksuele uitbuiting (door een ander), het meermalen samen met anderen telen van hennep en in het verlengde daarvan handelen als deelnemer aan een criminele organisatie, het voorhanden hebben van pepperspray en het medeplegen van valsheid in geschrifte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van het voorarrest. Verder is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Namens verdachte is bij akte rechtsmiddel van 9 april 2019 beperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 27 maart 2019. Het hoger beroep ziet uitsluitend op de feiten 1, 2, 4, 6 en 7.
Het hoger beroep blijft daarom beperkt tot dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte ter zake van het onder 1, 2, 4, 6 en 7 tenlastegelegde is veroordeeld. Waar hierna wordt gesproken van ‘de zaak’ of ‘het vonnis’ wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot andere bewijsbeslissingen en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

4.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Namens verdachte is door zijn raadsman aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging. Door over te gaan tot vervolging handelt het openbaar ministerie in strijd met het verbod van willekeur
De advocaat-generaal heeft het verweer weersproken.
Het hof is van oordeel dat het standpunt van de verdediging dat andere verdachten (nog) niet zijn vervolgd, dan wel dat hun zaken zijn geseponeerd, en andere vergelijkbare bedrijven die kamers aan prostituees verhuren niet worden vervolgd, niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.
In artikel 167 lid 1 Sv is aan het openbaar ministerie de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het openbaar ministerie om al dan niet tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd. Aan uitlatingen of gedragingen van functionarissen aan wie geen bevoegdheden in verband met de vervolgingsbeslissing zijn toegekend, kan zulk gerechtvaardigd vertrouwen dat (verdere) vervolging achterwege zal blijven evenwel in de regel niet worden ontleend. Dat sprake is geweest van een dergelijke situatie is niet gesteld en ook niet gebleken.
Een uitzonderlijk geval als hiervoor bedoeld doet zich ook voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur (dat in de strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging). Aan het oordeel dat het openbaar ministerie om deze reden in de vervolging van een verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard dienen zware motiveringseisen te worden gesteld.
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van een uitzonderlijk geval als hiervoor omschreven.
Om mensenhandel tegen te gaan doet het openbaar ministerie in zijn algemeenheid strafrechtelijk onderzoek naar alle verschijningsvormen van daderschap, daaronder ook begrepen de ‘uitbaters van de uitbuiting’, de zogenoemde faciliteerders. Ook in het geval van personen die als zodanig in de ‘buitenste schil’ betrokken zijn bij de prostitutie, zoals verhuurmakelaars, kan er voor het openbaar ministerie een vervolgingsrecht bestaan.
De omstandigheid dat voor anderen jegens wie aanwijzingen bestaan dat zij zich aan een vergelijkbaar strafbaar feit schuldig hebben gemaakt geen vervolging is gevolgd, staat er niet aan in de weg dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Daarvoor is tenminste noodzakelijk dat er sprake is van een gelijk geval waarin niet tot vervolging is overgegaan. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van een gelijk geval. Overigens brengt het achterwege blijven van een vervolging in een vergelijkbare zaak niet mee dat de vervolgingsbeslissing in die zaak voortaan maatgevend zou dienen te zijn. Mogelijk is ten onrechte niet vervolgd of geseponeerd. Ook capaciteitsproblemen kunnen noodzaken tot het maken van keuzes bij het vervolgen van strafbare feiten. De advocaat-generaal heeft in casu toegelicht dat een bewuste afweging is gemaakt tegen welke personen het openbaar ministerie vervolging zou instellen alsook ten aanzien van de door de mate van betrokkenheid bij de prostitutie ingegeven volgorde van het vervolgen van verschillende verdachten. De beslissing om verdachte te vervolgen kan op zich niet als willekeur worden uitgelegd, mede gelet op de rol van verdachte bij de mensenhandel en de daaromtrent te beantwoorden vragen over strafbaarheid en strafwaardigheid. .
Alles afwegend, ook gelet op het ontstaan van de verdenking(en), waarbij naast het bemiddelen bij de verhuur van woningen aan prostituees ook sprake zou zijn van handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, is geen sprake van een situatie waarin vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
Slotsom
Het verweer wordt verworpen. Het openbaar ministerie is, nu ook overigens niet is gebleken van vervolgingsbeletselen, ontvankelijk in de vervolging.

5.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2010 tot en met 09 april 2013 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) (sub 6) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van
[slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5]
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] meermalen (tegen betaling van bedragen) geholpen bij het vinden van een woning en/of bij haar/hun inschrijving in de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie) en/of bij andere inschrijvingen (bij de Kamer van Koophandel en/of de GG en GD) en/of administratieve werkzaamheden
en/of
(telkens) op een of meer woon- en/of verblijfadres(sen) ondergebracht en/of gehuisvest en/of een huurcontract verstrekt (waarmee zij zich bij (een) instantie(s) kon(den) inschrijven), welke woning(en) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) aan een of meer van bovengenoemde vrouwen verhuurde(n) en/of bemiddelde(n) in de verhuur van die woning(en),
en waarvoor hij en/of zijn medeverdachte een geldelijke vergoeding ontving(en), althans voordeel uit trokken;
2.
hij op of omstreeks een of meer tijdstippen gelegen in de periode van ongeveer 05 november 2012 tot en met 04 april 2013 op meerdere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk (grote hoeveelheden) hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad te weten
(eind-pv p 96 c.a.)
in of omstreeks de periode van ongeveer 01 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 te [plaats 5] te weten [in het pand [adres 2] aldaar] 1368 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 137 c.a.)
in of omstreeks de periode 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 te [plaats 3] , gemeente [gemeente 1] , te weten [in het pand [adres 3] aldaar] 360 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 175 c.a.)
in de periode van ongeveer 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 te [plaats 4] te weten [in het pand [adres 4] aldaar] 376 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 190 c.a.)
in de periode van ongeveer 05 november 2012 tot en met 04 april 2013 te [plaats 1] , te weten [in het pand [adres 5] aldaar] 572 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 09 april 2013 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) (in vereniging met een of meer anderen, althans alleen) (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, en/of
een gasbusje gevuld met (zogeheten) pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te [plaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring en/of van een vals(e) of vervalst(e) salarisspecificatie (salaris februari 2013) afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf 1] (te [plaats 1] ), - zijnde een geschrift dat (telkens) bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) voornoemde werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie heeft verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan de [bank 1] (afdeling [afdeling] ), en bestaande die valsheid of vervalsing hierin
dat [verdachte] niet werkzaam was (als bedrijfsleider) voor en/of in dienst was van het bedrijf [bedrijf 1] en/of niet een brutojaarloon van euro 35.208 had/ontving zoals (telkens) aangegeven op de werkgeversverklaring,
en/of
dat [verdachte] niet een brutomaandsalaris van euro 2.934 en/of (in totaal) een jaarloon van euro 33.148,80 van het bedrijf [bedrijf 1] ontving zoals aangegeven op die salarisspecificatie,
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te [plaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een werkgeversverklaring en/of een salarisspecificatie (salaris februari 2013) afgegeven door of namens [bedrijf 1] (te [plaats 1] ) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden
- dat [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- dat [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- dat [verdachte] bedrijfsleider was en/of
- het bruto jaarsalaris van die [verdachte] euro 35.208 bedraagt,
en/of heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld, en/of op voornoemde salarisspecificatie vermeld en/of doen vermelden dat [verdachte] een brutomaandsalaris van euro 2.934 en/of (in totaal) een jaarloon euro 33.148,80 van het bedrijf [bedrijf 1] ontving zoals aangegeven op die salarisspecificatie, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
7.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2010 tot en met 09 april 2013 te [plaats 1] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, gevormd door hem, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk misdrijven strafbaar gesteld in het/de artikel(en) 273f lid 1 aanhef en sub 1 en/of sub 6 Wetboek van Strafrecht en/of 3 aanhef en onder B (en/of C) Opiumwet en/of 310 jo 311 Wetboek van Strafrecht en/of 225 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Vrijspraak

6.1
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 4
Evenals de rechtbank, met de advocaat-generaal en de raadsman, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
6.2
Vrijspraken ten aanzien van feiten 1, 2 en 7
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1, 2 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
6.2.1
Voordeel trekken uit uitbuiting door een ander (feit 1)
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot veroordeling. Ter zitting in hoger beroep heeft zij aangevoerd dat sprake was van een aanmerkelijke kans op seksuele uitbuiting van de in de tenlastelegging genoemde vrouwen, dat verdachten dit wisten, en dat zij deze aanmerkelijke kans op de koop toe wilden nemen. Dit blijkt uit de feiten en omstandigheden ondersteund door algemene ervaringsregels blijkend uit feiten van algemene bekendheid, aldus de advocaat-generaal.
In hoger beroep is door de raadsman bij pleitnota gemotiveerd vrijspraak bepleit. Kort samengevat is aangevoerd dat geen sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, en al helemaal niet van dubbel opzet en er is geen voordeel genoten.
Het hof overweegt het volgende.
6.2.1.1 Inleiding
Het onderzoek [onderzoeksnaam 1] is gestart in navolging van de onderzoeken [onderzoeksnaam 2] en [onderzoeksnaam 3] . De onderzoeken [onderzoeksnaam 2] en [onderzoeksnaam 3] naar (internationale) mensenhandel waren gericht op verdachten en slachtoffers uit Oost-Europa. Slachtoffers werden in Oost-Europa geworven en onder valse voorwendselen naar Nederland gebracht om hier vervolgens gedwongen, althans onder zeer slechte omstandigheden in de prostitutie te werken.
Uit de hiervoor genoemde onderzoeken en de controles door de politie op het [locatie] kwam naar voren dat de slachtoffers veelal woonruimte huurden van of via [bedrijf 2] aan de [straatnaam 1] in [plaats 1] . Ook bleek dat vrouwen stonden ingeschreven op adressen waar zij niet feitelijk verbleven. Er leek een papieren werkelijkheid te worden gecreëerd die nodig was om op het [locatie] werkzaam te kunnen zijn als prostituee. Naar aanleiding hiervan is het onderzoek [onderzoeksnaam 1] gestart. Tijdens dit onderzoek is nader ingezoomd op [bedrijf 2] . De feitelijke werkzaamheden voor dit bedrijf werden uitgevoerd door de verdachten [medeverdachte 1] en (zijn broer) [verdachte] , [medeverdachte 1] als eigenaar van [bedrijf 2] en [verdachte] als werknemer. Uit dit onderzoek is vervolgens de verdenking gerezen dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het faciliteren van mensenhandel en hier voordeel uit hebben getrokken.
6.2.1.2 Beoordelingskader
Verdachte is ten laste gelegd dat hij, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander (artikel 273f aanhef en eerste lid sub 6º Wetboek van Strafrecht).
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het opzet zowel gericht moet zijn op het voordeel trekken als op de uitbuiting van een ander. Daaronder valt zowel het ‘weten’ (opzet), als de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat sprake is van uitbuiting (voorwaardelijk opzet). Verdachte moet ten minste bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat er sprake was van uitbuiting en dat hij voordeel trok uit die uitbuiting.
6.2.1.3 Overwegingen
De kernvraag is of verdachte gedurende de tenlastegelegde periode ten tijde van het bemiddelen bij de verhuur van woonruimte aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] wist dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze vrouwen (seksueel) werden uitgebuit.
Vooropgesteld wordt dat op enig moment door de rechtbank en/of het gerechtshof onherroepelijk is geoordeeld dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] binnen de aan verdachte ten laste gelegde periode (seksueel) zijn uitgebuit door anderen dan verdachte en/of zijn medeverdachte. Deze uitspraken zijn gewezen
nade periode waarin door verdachte werd bemiddeld bij de verhuur van woonruimte aan deze vrouwen, waardoor deze veroordelingen als zodanig niet kunnen bijdragen aan het bewijs van wetenschap van de uitbuiting.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte met het bedrijf [bedrijf 2] bemiddelde bij de verhuur van woningen, onder meer aan op het [locatie] werkzame prostituees, onder wie ook de hiervoor genoemde slachtoffers van seksuele uitbuiting. Na een gesprek op de kantoorlocatie van [bedrijf 2] kwam veelal een huurovereenkomst tot stand. De vrouwen betaalden de huur contant aan verdachte of zijn medeverdachte. Naast de verhuur hielpen verdachte en/of zijn medeverdachte (een aantal van) deze vrouwen bij de inschrijving in het gemeentelijk register of de Kamer van Koophandel.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij huizen verhuurt aan allerlei mensen, onder wie ook prostituees en hun pooiers. Het maakt verdachte niet uit wie een huis wil huren. Verdachte wist dat er op het [locatie] vrouwen onder dwang van pooiers werkten.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde ‘wist’ (opzet) dat de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] werden uitgebuit.
Nu voorwaardelijk opzet volstaat moet worden beoordeeld of verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de tenlastegelegde periode sprake was van uitbuiting van de genoemde vrouwen.
Van belang is dat verdachte weliswaar in algemene zin wist dat op het [locatie] gedwongen prostitutie voorkwam, maar dat voor de vaststelling dat verdachte ten aanzien van de genoemde vrouwen (voorwaardelijk) opzet op de uitbuiting had dergelijke algemene wetenschap niet volstaat. Uit het dossier blijkt ook niet dat voor verdachte sprake was van concrete aanwijzingen voor dwang ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde vrouwen. Dat verdachte met enige regelmaat contact had met één van de mannen die later wegens uitbuiting is veroordeeld doet hieraan niet af.
Het hof verwerpt de stelling van de advocaat-generaal dat verdachte uit eigen ervaring, dan wel als feit van algemene bekendheid door de veelvuldige media-aandacht moet hebben geweten dat het [locatie] in de jaren 2006 tot en met 2016 bekend stond als een plek waar excessief geweld jegens prostituees plaatsvond. Daarbij acht het hof ook van belang dat het [locatie] een door de gemeente en politie gereguleerde plek voor raamprostitutie betrof, waar alleen onder (strikte) voorwaarden kon worden gewerkt, zodat niet zonder meer aangenomen hoefde te worden dat de werkomstandigheden van specifieke vrouwen daar niet aan voldeden, laat staan dat die onder de strafbare grens zouden zijn gezakt.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op grond van de uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen feiten en omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de huur en/of vergoedingen die hij ontving voor de verhuur en bemiddeling van de woning of voor de inschrijving op adressen, afkomstig waren uit de inkomsten van vrouwen die gedwongen in de prostitutie werkten. Het hof zal verdachte daarom van het onder 1 tenlastegelegde vrijspreken.
Voorwaardelijk verzoek
Door de verdediging is voorwaardelijk verzocht om het horen van de getuige [slachtoffer 5] . Nu het hof verdachte vrijspreekt behoeft dit verweer geen bespreking.
6.2.2
Hennepkwekerijen (feit 2)
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 5 november 2012 tot en met 4 april 2013 op meerdere plaatsen in Nederland heeft beziggehouden met (grootschalige) hennepteelt, dan wel opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad.
Uit tapgesprekken, sms-berichten en opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC) volgt dat sprake was van een duidelijke rolverdeling tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarbij [medeverdachte 1] als organisator alles regelt, zoals de woningen en de financiering, en [medeverdachte 2] verantwoordelijk is voor de (op)bouw van de kwekerijen. Voor wat betreft verdachtes betrokkenheid blijkt dat hij af en toe hand-en-spandiensten heeft verleend.
Het hof zal hieronder beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van) telen van hennep dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hennep in de panden aan de [adres 2] te [plaats 5] , de [adres 3] te [plaats 3] , het [adres 4] te [plaats 4] en de [adres 5] te [plaats 1]
[adres 2] te [plaats 5] , [adres 4] te [plaats 4] en [adres 5] te [plaats 1]
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerijen het volgende af:
ten aanzien van de [adres 2]
dat verdachte op de hoogte was van de mogelijkheid tot het huren van de loods en daar vermoedelijk samen met [medeverdachte 2] is wezen kijken;
ten aanzien van het [adres 4]
dat de woning is verhuurd via verdachte, dat na ontdekking van de kwekerij [medeverdachte 1] hem naar de woning heeft gestuurd en hem heeft geïnstrueerd over hetgeen hij moest zeggen en dat hij na de ontmanteling zou regelen dat het slot werd vervangen;
ten aanzien van de [adres 5]
dat de woning via [medeverdachte 1] en verdachte was verhuurd, dat verdachte met [medeverdachte 1] heeft geregeld dat de studenten die daarvoor in de woning zaten ergens anders gingen wonen, en dat verdachte nadat de politie het pand was binnengetreden en de hennepkwekerij had aangetroffen zijn vrouw heeft gebeld om te vertellen dat een van de locaties was opgerold.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat (telkens) de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten gericht op het telen van hennep niet is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte is (telkens) van onvoldoende gewicht. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde (medeplegen van) telen van hennep dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hennep in de panden aan de [adres 2] te [plaats 5] , het [adres 4] te [plaats 4] en de [adres 5] te [plaats 1] .
[adres 3] te [plaats 3]
Het hof acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van) telen van hennep dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hennep in het pand aan de [adres 3] te [plaats 3] , zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat op grond van de verklaringen van getuige [getuige] , alsook de tapgesprekken, het alternatieve scenario waarin verdachte weliswaar op de hoogte is geweest van de hennepkwekerij aan de [adres 3] , maar daarbij niet actief betrokken is geweest, niet onaannemelijk wordt geacht. Voor dit oordeel acht het hof met name van belang de opmerking van [getuige] tegen [medeverdachte 1] inhoudende: ‘jullie wisten wat ik ging doen en zijn dus medeschuldig. Dan had [verdachte] de woning niet moeten verhuren’, welke opmerking [getuige] maakte tijdens een getapt telefoongesprek waarin hij zich kennelijk onbespied waande.
Dat verdachte betrokken is geweest bij het vergoeden van de schade aan de woning doet aan het oordeel van het hof niet af nu die betrokkenheid ook kan worden verklaard door zijn rol als verhuurder dan wel bemiddelaar bij de verhuur van de woning.
Het voorgaande brengt mee dat het hof het onder 2 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6.2.3
Deelname criminele organisatie (feit 7)
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onderdelen op de tenlastelegging die erop zien dat de criminele organisatie het oogmerk had op het plegen van de misdrijven: mensenhandel, gekwalificeerde diefstal, export van verdovende middelen en valsheid in geschrifte. Het hof acht niet bewezen dat het oogmerk van de criminele organisatie was gericht op het plegen van voornoemde feiten.
Nu het hof ten aanzien van feit 2 tot een algehele vrijspraak komt acht het hof evenmin bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een gestructureerd samenwerkingsverband heeft gevormd, waarin verdachte een aandeel heeft gehad, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht die strekten tot de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten: het plegen van misdrijven strafbaar gesteld in artikel 3 aanhef en onder B Opiumwet.
Het voorgaande betekent dat niet is bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte van het onder 7 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

7.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
4.
hij op 09 april 2013 te [plaats 1] een gasbusje gevuld met (zogeheten) pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stoffen van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te [plaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) werkgeversverklaring en van een vals(e) salarisspecificatie (salaris februari 2013) afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf 1] (te [plaats 1] ), - zijnde een geschrift dat telkens bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte voornoemde werkgeversverklaring en salarisspecificatie heeft verstrekt aan de [bank 1] (afdeling [afdeling] ), en bestaande die valsheid hierin dat [verdachte] niet een brutojaarloon van euro 35.208 ontving zoals aangegeven op de werkgeversverklaring, en dat [verdachte] niet een brutomaandsalaris van euro 2.934 en/of (in totaal) een jaarloon van euro 33.148,80 van het bedrijf [bedrijf 1] ontving zoals aangegeven op die salarisspecificatie,
en
hij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 te [plaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie (salaris februari 2013) afgegeven door of namens [bedrijf 1] (te [plaats 1] ) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft doen opmaken, immers hebben verdachte en verdachtes mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden
- dat [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en
- dat [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en
- dat [verdachte] bedrijfsleider was en
- het bruto jaarsalaris van die [verdachte] euro 35.208 bedraagt,
en heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,
en
op voornoemde salarisspecificatie doen vermelden dat [verdachte] een brutomaandsalaris van euro 2.934 en/of (in totaal) een jaarloon euro 33.148,80 van het bedrijf [bedrijf 1] ontving zoals aangegeven op die salarisspecificatie, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift.
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

10.Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In eerste aanleg is verdachte wegens een groot aantal zeer ernstige misdrijven veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In hoger beroep komt het hof tot een beperktere bewezenverklaring. Die beperktere bewezenverklaring brengt mee dat in hoger beroep een aanzienlijk lagere straf wordt opgelegd.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 22 maart 2013 samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan hypotheekfraude. In opdracht van verdachte heeft de boekhouder van het bedrijf waarvoor verdachte werkzaam was een loonstrook en een werkgeversverklaring valselijk opgemaakt. Verdachte heeft geprobeerd om met deze valse stukken een hypotheek aan te vragen bij de [bank 1] .
Dit soort fraude ondermijnt het vertrouwen dat in het economische en maatschappelijke verkeer in dergelijke documenten met een bewijsbestemming moet kunnen worden gesteld. Verdachte heeft met zijn handelen dat vertrouwen aangetast met het enkele doel voor zichzelf een gunstige financiële situatie te creëren.
Daarnaast heeft verdachte zich op 9 april 2013 schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie door het voorhanden hebben van een busje pepperspray. Verboden wapenbezit brengt voor de maatschappij onaanvaardbare veiligheidsrisico’s met zich mee, onder meer vanwege het gevaar van escalatie van geweld. Daarom is een strafrechtelijke reactie passend.
Bij de strafoplegging houdt het hof verder rekening met een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 13 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij in 1999 ter zake van openlijke geweldpleging onherroepelijk is veroordeeld. Ook heeft verdachte in 2005 een transactie voldaan vanwege overtreding van de Regeling werkmap.
Daarnaast houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze uit het dossier blijken en ter terechtzitting van het hof door zijn raadsman naar voren zijn gebracht. In het bijzonder is gebleken dat de (achteraf) onterechte verdenking ‘mensenhandel’ grote impact heeft gehad op het (sociale) leven van verdachte.
De raadsman heeft overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Het hof stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de inleidende dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Het hof overweegt met betrekking tot het totale procesverloop in deze zaak het volgende.
Verdachte is op 9 april 2013 in verzekering gesteld. In 2013 en 2014 heeft de zaak meerdere keren op zitting gestaan, zowel pro forma als regie. De rechter-commissaris heeft op verzoek van de verdediging nader onderzoek gedaan, waarbij een groot aantal getuigen is gehoord. Dit onderzoek is in oktober 2014 afgerond. Vervolgens heeft de zaak tot februari 2018 stilgelegen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek [onderzoeksnaam 2] , de strafzaken tegen de uitbuiters. Door de – op zich begrijpelijke – beleidskeuze van het openbaar ministerie om eerst de kernfiguren te vervolgen en daarna de zogenoemde ‘buitenste schil’ is voor verdachte sprake geweest van een onwenselijk lange periode van onzekerheid. Deze periode komt niet voor rekening van verdachte. Uiteindelijk is op 27 maart 2019 vonnis gewezen. Namens verdachte is op 9 april 2019 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Na de regiezitting op 17 december 2021 is opnieuw nader onderzoek gedaan. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 10 en 11 november 2022, waarna bij dit arrest van 16 januari 2023 einduitspraak wordt gedaan.
Het hof is van oordeel, gelet op genoemd procesverloop alsook de ingewikkeldheid van de zaak en de omvang van het dossier, dat de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep in aanzienlijke mate, te weten met respectievelijk bijna drie jaar en een jaar is overschreden en dat deze overschrijdingen matiging van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg moet hebben.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijdingen van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen.

11.Beslag

Conservatoir beslag ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering
Het beslag dat is gelegd ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering blijft gehandhaafd gelet op de aangekondigde ontnemingsvordering.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 16 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Aanvulling
Door het hof gebezigde bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 4
1. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 10 april 2013 (pagina 11476 van een dossier met zaaknummer 2013-077559, onderzoek [onderzoeksnaam 1] , opgemaakt door politie [regio] , doorgenummerd 1 tot en met 11676 (ordner 1 t/m 25) en
- 1 e aanvulling van 3 december 2013, genummerd 2013-077559 E doorgenummerd 11677-11857;
- 2 e aanvulling van 11 februari 2014, genummerd 2013-077559 E doorgenummerd 11857-11876;
- 3 e aanvulling van 14 april 2014, genummerd 2013-077559 F doorgenummerd 11877-11925;
- 4 e aanvulling van 10 juni 2014, genummerd 2013-077559 G doorgenummerd 11926-11936;
- 5 e aanvulling van 10 juli 2014, genummerd 2013-077559 H doorgenummerd 11937-11946),
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Op 9 april 2013 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning aan de [adres 6] te [plaats 1] . In de woning werden de verdachten [medeverdachte 1] ( [geboortedatum 1] ) en [verdachte] ( [geboortedatum 2] ) aangehouden.
Als bijlagen gaan bij dit proces-verbaal:
- kennisgeving van inbeslagneming alsmede de bijlage inbeslaggenomen goederen
Bijlage inbeslaggenomen goederen – KVI:
Code Omschrijving goederen
[nummer] peperspray (het hof begrijpt: pepperspray)
Opmerkingen: (in schoudertas, [naam 3] zegt dat het eigendom is van [verdachte] )
2. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van vertalen doorzoeking [adres 6] d.d. 10 mei 2013 (pagina 11488 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Op dinsdag 9 april 2013, was ik, als zoeker aanwezig bij de doorzoeking op de [adres 6] , te [plaats 1] . Ik hoorde dat de bewoners in het pand merendeels Turks spraken. Door de Hulpofficier van Justitie, [naam 1] werd mij gevraagd of ik vanwege de taalbarrière, de bewoners in het Turks wilde toespreken. Ik ben zelf de Turkse taal machtig en zei dat ik dit wilde doen.
Ik vertelde dat er in de woning diverse goederen zijn aangetroffen welke in beslag genomen zouden worden. Alvorens de goederen getoond werden, werd er het verschoningsrecht uitgelegd door collega [naam 2] . Ik vertaalde dit naar het Turks.
Ik hoorde [naam 2] bij de goederen vragen van wie deze waren. Ik hoorde [naam 3] of [naam 4] bij een aantal goederen reageren. De reacties van [naam 3] en [naam 4] staan vermeld in de Kennisgeving van Inbeslagname.
3. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 14 april 2013 (pagina 11448 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Op vrijdag 12 april 2013 te 10:41 uur werden de hieronder genoemde sporendragers door mij in ontvangst genomen van [naam 5] van Politie [plaats 1] . Deze sporendragers waren in verband met het onderzoek [onderzoeksnaam 1] inbeslaggenomen.
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Sporendrager(s)
Goednummer : [goednummer]
Object : Spuitbus (Pepperspray)
Aantal/eenheid : l Busje
Land : Nederland
SIN : [SIN]
Bijzonderheden :| [nummer]
4. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2013 (pagina 2292 van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Naar aanleiding van de aangetroffen, inbeslaggenomen voorwerpen, werd door mij, in het kader van de Wet wapens en munitie, een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
Foto's.
Van de inbeslaggenomen voorwerpen zijn 20 foto's gemaakt die deel uit maken van dit proces-verbaal.
Omschrijving voorwerpen.
l.
SIN : [SIN]
Wapen : gasbusje
Categorie : II sub 6
Indien dit gasbusje onbevoegd voorhanden wordt gehouden:
Verbodsartikel : Artikel 26 lid l WWM
Strafartikel : Artikel 55 lid 3a WWM
Bovenvermeld gasbusje, dat slechts fabrieksmatig gevuld kan worden, bleek bij onderzoek gedeeltelijk gevuld te zijn. Volgens opschrift zou dit busje 15 ml pepperspray bevatten. Het busje is van het merk [merk] en model [model] (foto l t/m. 4). Bij het indrukken van de spuitknop bleek dat dit gasbusje goed werkte en dat er gas/vloeistof vrijkwam. De kleur van het gas/vloeistof was bruin, welke gebruikelijk is voor pepperspray. Het gasbusje is een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met pepperspray, zijnde een weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof.
Derhalve is het hierboven genoemde voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid l
categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 6
1. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte met bijlagen d.d. 11 juni 2013 (pagina 7665 en verder van een dossier met zaaknummer 2013-077559, onderzoek [onderzoeksnaam 1] , opgemaakt door politie [regio] , doorgenummerd 1 tot en met 11676 (ordner 1 t/m 25) en
- 1 e aanvulling van 3 december 2013, genummerd 2013-077559 E doorgenummerd 11677-11857;
- 2 e aanvulling van 11 februari 2014, genummerd 2013-077559 E doorgenummerd 11857-11876;
- 3 e aanvulling van 14 april 2014, genummerd 2013-077559 F doorgenummerd 11877-11925;
- 4 e aanvulling van 10 juni 2014, genummerd 2013-077559 G doorgenummerd 11926-11936;
- 5 e aanvulling van 10 juli 2014, genummerd 2013-077559 H doorgenummerd 11937-11946),
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Op dinsdag 11 juni 2013 te 16:08 uur, verscheen voor mij een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam: [achternaam]
Voornamen: [naam 6]
Geboren: [geboortedatum 3]
Zij deed aangifte [mede] namens de benadeelde
Naam: [bank 1]
Plaats: [plaats 6]
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben werkzaam bij de [bank 1] [vestigingsplaats] als [functie] en in die zin bevoegd tot het doen van aangifte namens de [bank 1] .
Van de politie hebben wij het verzoek gekregen om aangifte te doen tegen [verdachte] geboren [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] daar het vermoeden bestond dat er bij de hypotheekaanvraag van [verdachte] strafbare feiten waren gepleegd, namelijk valsheid in geschriften en/of oplichting.
Op maandag 11 maart 2013 kwam bij ons een aanvraag van genoemde [verdachte] binnen voor het verstrekken van een hypotheek via een tussenpersoon, namelijk [hypotheekadviseur] (zie kopie A). Van de stukken die ik in deze aangifte noem, geef ik u een kopie om achter deze aangifte te voegen.
De aanvraag kwam binnen op naam van genoemde [verdachte] , [verdachte] en op naam van zijn partner.
Het is gebruikelijk dat wij dan een aantal zaken checken, dat is onder andere een werkgeversverklaring. Deze werkgeversverklaring hebben we ontvangen, deze leek op waarheid te berusten. Op de verklaring staat dat [verdachte] zou werken bij [bedrijf 1] dan wel
[bedrijf 1] aan de [adres 7] te [plaats 1] (kopie B).
Het bleek dat er salaris van deze werkgever op een [bank 2] -rekening op naam van [verdachte] binnen kwam. Dat was op rekeningnummer [rekeningnummer 1] (kopie C).
Ook hebben we een salarisspecificatie van [verdachte] ontvangen (kopie D).
Deze drie stukken moeten in ieder geval met elkaar overeenstemmen.
Genoemde hypotheek is vermoedelijk verstrekt op basis van valse stukken.
Bijlage A: offerte aanvraag voor een lening bij [bank 1] [vestigingsplaats]
[afdeling]d.d. 11 maart 2013 (pagina’s 7668-7676)
[hypotheekadviseur]
t.a.v. de heer [naam 7]
Beste heer [naam 7] ,
U heeft voor de heer [verdachte] en mevrouw [naam 8] een offerte aangevraagd voor een lening van 170.625,—. Wilt u deze offerte met de heer [verdachte] en mevrouw [naam 8] bespreken?
Welke documenten ontvangt u?
U ontvangt de volgende documenten die uw klant moet ondertekenen:
l. De offerte en overeenkomst lening
2. Akte van verpanding overlijdensrisicoverzekering
3. Akte mededeling van verpanding overlijdensrisicoverzekering
Stuur alle ondertekende documenten voor 25 maart 2013 naar ons op. U kunt hiervoor de envelop gebruiken die bij deze offerte zit. U kunt de getekende documenten ook bij ons op kantoor afgeven.
U wilt:
- een lening van€ 170.625,—.
4. U stuurt de volgende documenten aan ons op:
Een werkgeversverklaring. Hierin moet staan dat de heer [verdachte] minimaal € 40.958,— per
jaar verdient. Ook moet in de verklaring staan dat u een arbeidscontract voor onbepaalde tijd
heeft. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan 3 maanden. En deze verklaring moet volgens
het model van de Nationale Hypotheek Garantie zijn.
Een origineel - maximaal 6 maanden oud - uitgebreid taxatierapport van het pand aan de [adres 8]
te [plaats 1] , waaruit een minimale marktwaarde blijkt van € 163.000,- gebaseerd op een verbouwing van € 10.000,-. Dit taxatierapport dient te worden opgesteld door een taxateur die is aangesloten bij een door de Nationale Hypotheek Garantie erkend Instituut. Deze documenten moeten aan onze eisen voldoen.
Deze offerte is geldig tot 25 maart 2013. Als u uw handtekening zet, bent u aan deze offerte
gebonden. U moet uw lening dan opnemen vóór 11 maart 2014. Daarbij moet u alles doen wat in deze offerte staat.
Naam: [verdachte]
Datum: 11 maart 2013
[afbeelding handtekening]
Naam: [naam 8]
Datum: 11 maart 2013
Bijlage B: een ingevuld en ondertekend model werkgeversverklaring op naam van
[verdachte] d.d. 3 maart 2013 (pagina 7678)
[afbeelding model werkgeversverklaring]
Bijlage C: Saldo overzicht [bank 2] d.d. 1 maart 2013 (p. 7681)
Mijn [bank 2] Overzicht
Af- en bijschrijving
Bedrag: € 2.094,09 Bij
Rekening: [rekeningnummer 2] – [verdachte] [plaats 1]
Tegenrekening: [rekeningnummer 3]
Datum: 01-03-2013
Mutatiesoort: Overschrijving
Naam / Omschrijving: [bedrijf 1]
Mededelingen: salaris
Bijlage D: Salarisspecificatie (p. 7682)
Salarisspecificatie
Jaar – Periode 2013-2
Begindatum 01-02-2013
Einddatum 28-02-2013
[bedrijf 1] [verdachte]
[adres 7] [adres 9]
[postcode 1] [postcode 2]
[afbeelding salarisspecificatie]
2. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 345 [naam 9] regelt loonstroken voor hypotheekaanvraag, betreft: pv tapgesprek, d.d. 7 januari 2013 (pagina 7141 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Onderstaand gesprek werd beluisterd en vertaald door een beëdigd tolk Turks:
Datum: 26-11-2012
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: Belt met
Telefoon nr: [telefoonnummer 2]
Wie: [naam 9]
Onderwerp: 345 [naam 9] regelt loonstroken voor hypotheekaanvraag
Gespreksinhoud:
[verdachte] (nwg+sh) bun [naam 9] (nwg)
[verdachte] : Ja. Wordt het vanaf 1 oktober 'onbepaalde tijd' of wordt het
'proeftijd'?
[naam 9] : Je kan als je voor onbepaalde tijd een contract wil hebben
[verdachte] : Huh huh ..
[naam 9] : Dan kan je maximaal twee maanden proeftijd geven, maar het kan ook een contract zijn zonder proeftijd of 1 maand.
[verdachte] : Ja. Als we het nou als volgt doen euhh .. dus dat ik op 1 juni begin te
werken en dat we doen alsof jij het contract toen aan mij hebt gegeven?!
[naam 9] : Ik kan doen alsof ik het contract heb gegeven maar loonaangifte euhhh .. [verdachte] : Dat is voor twee maanden hoor, dat maakt niet uit.
[naam 9] : Hoe bedoel je dat?
[verdachte] : Dus doe alsof je het contract al eerder hebt gegeven aan mij .. dus
euhh .. loon weet ik dus euhh .. dat geef je dan 1 maand of 2 maanden.
[naam 9] : Ja, maar als ik op die contract 1 juli zet. .zetten kunnen we doen,
maar met één druk op de knop kunnen ze via de UVW erachter komen van dat jij niet in dienst was.
[verdachte] : Is dat zo?
[naam 9] : Tuurlijk ja. Als ik vandaag die oktober run doe, dan zit jij al in het
systeem.
[verdachte] : Aha, maar kunnen ze dan wel dinges doen?
[naam 9] : En morgen doe ik de november run en dan zit je ook in het systeem en als ze dan volgende week gaan nachecken, dan zit je euhh .. dan krijg je al twee maanden loon. Als je wilt dan kan ik het wel zonder proeftijd doen.
[verdachte] : Ja. Doe het maar zonder proeftijd.
[naam 9] : Want een bedrijf kan ervoor kiezen om geen proeftijd te nemen .. omdat
je sowieso een gezin hebt en zo en dat je daar ontslag neemt en naar hier komt. Er zijn een heleboel redenen waarom een bedrijf zegt 'ik wil euhh .. behoef geen proeftijd'. En ook kan men dan maximaal een proeftijd van twee maanden geven als je onbepaalde tijd contract hebt..
[verdachte] : Ja.
[naam 9] : En na 1 december ben je je proeftijd al voorbij.
[verdachte] : Ok. Laten we dat dan als volgt doen. Laten we dan 1 maand proeftijd
doen. De mannen gaan dan toch niet zeggen zo van 'we waren net begonnen met werken, waarom neem je meteen onbepaalde tijd' en zo?
[naam 9] : (..) Wat ga je nou met dit contract doen?
[verdachte] : Ik zal een huis kopen joh.
[naam 9] : Oh .. nee, nee, daar zullen ze niet zo veel problemen mee doen. Want jij zat in dienst bij euhh .. [bedrijf 2] ..
[verdachte] : Ja.
[naam 9] : Dit is een euhh .. je gaat dan dinges doen, kan je als argument geven
van ja.. LEGAAL ZITTEN JULLIE NIET BIJ ELKAAR HE?!
[verdachte] : Nee, nee.
[naam 9] : Dus het is onder de naam van [naam 15] ..
[verdachte] : Want die andere man .. dat contract wat ik aan jou heb gegeven weet je?! [naam 9] : Ja.
[verdachte] : De man heeft het helemaal in dinges van start laten gaan denk
ik .. heeft hij het in augustus van start laten gaan?
[naam 9] : Nee, 1 januari 2012.
[verdachte] : Hij heeft het dus toen helemaal van start laten gaan.
[naam 9] : Maar dat contract is toch geldig. Het is toch 'voor onbepaalde tijd' contract?!
[verdachte] : Euhh .. dat contract is geldig maar ik dat contract euhh .. eerst zou ik
me laten inschrijven bij de makelaar ..
[naam 9] : Huh huh ..
[verdachte] : Dat heb ik niet gedaan. Daarom heb ik een ander contract nodig. Maar
de man die de hypotheek voor mij regelde heeft dat contract geregeld ..
[naam 9] : Dit?!
(..)
[verdachte] : Ok. Doe jij het maar zo. Doe zoals jij het weet. Laat ik eens
kijken .. 1 oktober euhh"dan had ik 1 november al een salaris moeten hebben he?!
[naam 9] : Ja, maar DAT GAAN WE OP DE LOONSTROOK MELDEN ALS 'CONTANT BETAALD'. [verdachte] : Ja. En van 1 euhh "eind deze maand moet er dan een salaris komen.
[naam 9] : Ja.
[verdachte] : Daar staat vermeld 2.400 lira/euro ex he, bruto?!
[naam 9] : Er staat 2.400 euro bruto op en dat komt neer op ongeveer 1. 700 euro
netto.
[verdachte] : Ja.
[naam 9] : Maar wat voor welke .. voor hoeveel ga je een huis kopen? Die 2.400
lira/euro is niet genoeg.
[verdachte] : Nee, nee .. ik dinges "MIJN VROUW HEEFT OOK"
[naam 9] : Aha ..
[verdachte] : Ik heb die/haar ook laten doen .. laat ik eens kijken "euhh" aan haar
behoorlijk euhh "twintig" euhh "VIJENTWINTIGDUIZEND EURO PER JAAR.
[naam 9] : Dus die van [naam 3] ?!
[verdachte] : Ja.
[naam 9] : Die van jou is ook 25.000 dus het is dan 50.000, maar het blijft
moeilijk. Voor hoeveel duizend ga je een huis kopen?
[verdachte] : TWEEHONDERDDERTIG KUNNEN ZE GEVEN MET DIE CONTRACT.
[naam 9] : Weet je het zeker?
[verdachte] : Ja, ja. De man euhh"ik heb dit alles van te voren besproken"de man
zei "LAAT DEZE DINGEN ZO KLAARMAKEN, DAN IS HET GOED".
[naam 9] : Ok. En weet je verder moet doen euhh .. jullie moeten het bij de [bank 2]
doen he?! [bank 2] geeft makkelijker contracten af..dinges af..hypotheek af.
[verdachte] : [bank 2] ?
[naam 9] : Ja.
(..)
[verdachte] : Laten we het dan als volgt doen euhh. Regel jij dat alles maar. LAAT IK DAN EIND DEZE MAAND GELD OP DE BANK(REKENING) STORTEN.
[naam 9] : Is goed.
[verdachte] : Euhh .. ik moet 2.400 lira/euro storten/overmaken he?!
[naam 9] : Euhh" Ik moet even kijken het kan ook zijn dat je 2.600 moet gaan be
Euhh "dinges doen"er komen namelijk ook loonheffingen en werkgeverskosten en zo
bij"ik moet het even bekijken "ik weet niet hoeveel het precies is. Het is
meer dan 2.400.
[verdachte] : Kijk jij maar even en geeft het binnen een paar dagen aan mij door.
Aan de hand daarvan gaan we geld storten/overmaken.
3. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 465 interessant gesprek over loonstroken, contant betalen, betreft: pv tapgesprek, d.d. 3 januari 2013 (pagina 7160 en verder van het onder 1 genoemde dossier), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Onderstaand gesprek werd beluisterd en vertaald door een beëdigd tolk Turks:
Datum: 27-11-2012
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: Belt met
Telefoon nr: [telefoonnummer 2]
Wie: [naam 9]
Onderwerp: 465 interessant gesprek over loonstroken, contant betalen
Gespreksinhoud:
[verdachte] (sh) bun [naam 9] (nwg)
[naam 9] zegt dat de maandloon van [verdachte] 1. 700 lira/euro en nog wat is en zijn bruto salaris 2.400 lira/euro.
[naam 9] zegt dat [verdachte] bij de [bank 2] , als hij het voor de huis-dinges daar moet
laten zien, zij het daar niet zullen zien maar hij dan moet zeggen dat hij het contant heeft ontvangen omdat ze elkaar goed kennen en in dezelfde straat dinges zijn. "Als ze daar vragen over hebben", aldus [naam 9] .
(..)
[verdachte] "Hmm .. "
[naam 9] "Stort jij maar 3.000 lira/euro. Laat de man aan jou 1.700 euhh .. dus
wat jouw maandsalaris ook is .. wat daar staat vermeld, moet hij tot op de cent nauwkeurig uitbetalen als salaris november."
[verdachte] "Aha .. "
[naam 9] "Heb je het begrepen? De rest is voor de loonbelasting. Zijn loonbelasting kost ongeveer 1.000 lira/euro."
(..)
[naam 9] "Die van haar/hem stuur ik dan ook mee. Ik maak ze beide samen en stuur ze dan. Maar je moet vandaag tegen hem zeggen dat hij 1. 700 en nog wat netto voor jou moet overmaken."
[verdachte] "Ok. 1.700 euhh .. dat geld dat daar staat vermeld moet hij dus naar mij overmaken?!"
[naam 9] "Ja. 1.743 of 1.763 lira/euro en nog wat.precies op de cent af moet
hij naar jou overmaken als zijnde salaris november. Salaris oktober is er ook.
Als ze vragen hebben .. je moet de loonstrook uitprinten .. Laat hij daarop
schrijven 'contant betaald via kas' en hij moet daar ook zijn handtekening op zetten."
[verdachte] "Ja, is goed."
4. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 430 [medeverdachte 2] is de werkgever van [verdachte] , (nep)contract tek., betreft: pv tapgesprek, d.d. 7 januari 2013 (pagina 7153 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Onderstaand gesprek werd beluisterd en vertaald door een beëdigd tolk Turks:
Datum: 27-11-2012
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: wordt gebeld door
Telefoon nr: [telefoonnummer 2]
Wie: [naam 9]
Onderwerp: 430 [medeverdachte 2] is de werkgever van [verdachte] , (nep)contract tek
Gespreksinhoud:
[verdachte] (nwg+sh) wgd [naam 9] (nwg+sh)
Na begroeting zegt [naam 9] "Ik heb je bankrekeningnummer nodig."
[verdachte] zegt te zullen kijken en vraagt dan " [naam 9] , ga jij dit bedrag overmaken of ik. Hoe moet ik het doen? Ik weet niet hoe ik het moet doen."
[naam 9] "WEL, [medeverdachte 2] DOET ZIJN BANK-DINGES ZELF."
[verdachte] : "Oh, dan geef ik het aan hem."
[naam 9] : "Ja, jij moet het aan hem dingessen. Hij moet het overmaken euhh .. hij gaat het via bank overmaken naar jou toe euhh .. het bedrag dat in jouw loonstrook staat vermeld."
[verdachte] : "Vanaf bedrijfsrekening."
[naam 9] : "Ja, vanaf zijn bedrijfsrekening moet hij het overmaken aan jou."
[verdachte] "ja, is goed."
[naam 9] : "Ja, maar eerste oktober moet hij contant overmaken. November wordt euhh .. moet hij deze maand overmaken. Dan moet ie 'salaris november' schrijven." [naam 9] zegt dat hij het één dezer dagen moet overmaken en zij de loonstrook straks naar [verdachte] gaat sturen.
Daarna geeft [verdachte] zijn rekeningnummer aan [naam 9] door: [rekeningnummer 1] [bank 2] -Bank.
5. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 474 [medeverdachte 2] zegt dat [naam 10] de salaris van [verdachte] moet betalen, betreft: pv tapgesprek, d.d. 30 januari 2013 (pagina 7162 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Onderstaand gesprek werd beluisterd en vertaald door een beëdigd tolk Turks:
Datum: 27-11-2012
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: Belt met
Telefoon nr: [telefoonnummer 3]
Tenaamstelling: [medeverdachte 2] .
Wie: [medeverdachte 2]
Onderwerp: 474 [medeverdachte 2] zegt dat [naam 10] de salaris van [verdachte] moet betalen
Gespreksinhoud:
[verdachte] (nwg+sh) bun [medeverdachte 2] (nwg+sh)
[verdachte] : Joh, stuur maar maandsalaris naar mij .. (lacht) ..
[medeverdachte 2] : Maandsalaris?!
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 2] : Hoeveel?
[verdachte] : 1765 (zeventienhonderdvijfenzestig) lira/euro 59 kurus/cent!
[medeverdachte 2] : Oei! Wat is dat man?!
[verdachte] : .. (lacht) .. als het 2.500 lira/euro bruto is, dan wordt het netto
bedrag dus dit.
[medeverdachte 2] : Heb jij geen geld dan?
[verdachte] : Ik heb het wel.
[medeverdachte 2] : Is goed.
[verdachte] : Ik kan het niet overmaken dus jij moet het overmaken. Van bedrijfsrekening.
[medeverdachte 2] : Is goed. Bij dinges is euhh .. heeft dinges geen pa euhh .. [naam 10] heeft de
(bank)pas. Je moet het tegen hem zeggen.
(..)
[verdachte] : Oh, zal ik het dan zo doen, dat ik het zelf daar stort en het dan zelf overmaak?!
[medeverdachte 2] : Ok. Stort het morgen naar [naam 10] , naar daar. Het geld.
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 2] : En laat hij het dan naar jouw rekening sturen. Ok?!
[verdachte] : Ok, is goed. Dank je wel.
(..)
[verdachte] : Dinges euhh .. van de adviseur en zo zijn een paar brieven gekomen. Er is dus helemaal geen probleem. Slechts voor een maand zal het wel voldoende zijn denk ik. Ik zal meteen alles kunnen kopen.
[medeverdachte 2] : Ik hoop het. Vooruit dan maar.
6. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 5816 gesprek gaat over hypotheekaanvraag loonstrook broer, betreft: pv tapgesprek, d.d. 7 maart 2013 (pagina 7431 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Onderstaand gesprek werd beluisterd en vertaald door een beëdigd tolk Turks:
Datum: 17-2-2013
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: Belt met
Telefoon nr: [telefoonnummer 4]
Tenaamstelling: [naam 13]
Wie: [naam 13]
Onderwerp: 5816 gesprek gaat over hypotheekaanvraag loonstrook broer
Gespreksinhoud:
[verdachte] bun [naam 13] .
[verdachte] : Het bedrijf waar ik werk.
[naam 13] : ja.
[verdachte] : Waar ik mijn loonstrook van krijg. De eigenaar is gewijzigd, is dat een probleem bij het verkrijgen van een hypotheek.
[naam 13] : Nee dat is geen probleem.
[verdachte] : Letten ze daarop?
[naam 13] : Nee daar kijken ze niet naar. Je kan overgenomen worden.
[verdachte] : In de verklaring, werkcontract staat de naam van oude eigenaar, die vertrokken is.
[naam 13] : Maak een nieuwe werkgeversverklaring met dezelfde datum en met de nieuwe naam. Heb je het al aan de bank gegeven, heb je je werkgeversverklaring al ingediend bij de bank.
[verdachte] : Nee dat heb ik niet gedaan.
[naam 13] : Dan moet je dat opnieuw maken, het is 1 minuut werk.
[verdachte] : Maar de nieuwe is mijn oudere broer, hij heeft dezelfde achternaam.
[naam 13] : Hmmm ... dan is het beter om die andere te maken. De banken twijfelen wanneer het om een broer gaat.
[verdachte] : Dan zal ik die oude verklaring afgeven.
[naam 13] : Ja geef dat af, is dat ondertekend?
[verdachte] : Ja het is ondertekend.
[naam 13] : Dan is het geen probleem, geef dat maar af.
7. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 7092 loonstrook werkgeversverklaring, betreft: pv tapgesprek, d.d. 19 maart 2013 (pagina 7465 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Datum: 4-3-2013
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: (het hof begrijpt: [verdachte] )
Met/door: wordt gebeld door
Telefoon nr: [telefoonnummer 5]
Onderwerp: 7092 loonstrook werkgeversverklaring
Gespreksinhoud:
[verdachte] wgd [naam 14]
[verdachte] zegt dat hij de werkgeversverklaring heeft gescand. Hij heeft het inkomen open gelaten en vraagt [naam 14] dat in te vullen. [naam 14] zegt dat dat [verdachte] bij het inkomen 12x 2934 moet invullen, daaronder moet 8% van dat bedrag staan, daaronder moet de 2934 staan als 13e maand. [verdachte] vraagt of het een probleem is dat de aangifte loonheffing nog niet bij het UWV is gemeld. [verdachte] zegt dat het UWV wel weet dat [verdachte] werknemer is. [naam 14] zegt dat het dan geen probleem is. [naam 14] vraagt [verdachte] om de werkgeversverklaring, salarisstrook en de bijschrijving van het salaris op de rekening van [verdachte] toe te sturen.
8. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 7160 loonstrook, betreft: pv tapgesprek, d.d. 19 maart 2013 (pagina 7467 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Datum: 5-3-2013
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: wordt gebeld door
Telefoon nr: [telefoonnummer 5]
Onderwerp: 7160 loonstrook
Gespreksinhoud:
[verdachte] wgd [naam 14]
[verdachte] : [naam 14]
: [verdachte] , Goeie dag
(..)
: bouw je geen pensioen op of iets?
[verdachte] : uhh staat er niet op?
: ( [naam 14] lacht) .. Nee dit is echt, ik zal je .. ik zal even kijken voor je,
kijk een normale loonstrook, nogmaals ik weet ook wel dat we hem enigszins moeten creëren heb ik het idee .. dus .... oi-oi-oi-oi-oi willen we het nou even
goed doen. (..) Een normale loonstrook he
[verdachte] : hmmh
: ziet er heel anders uit. Dan heb je bijvoorbeeld te maken met het salaris,
dan heb je pensioen, dan heb je werkgeversbijdragen en daarna heb je loonheffing.
[verdachte] : Ja
: ik bedoel de beste man .. uuh.je broer heeft toch wel meer mensen in dienst of niet?
[verdachte] : Wel ja .. jaja
: Ik bedoel het moet gewoon een nette salarisstrook zijn.
[verdachte] : Maar. ... Maar is het wel mogelijk uhhh dat mijn boekhouder niet, maar andere boekhouder maakt.is dat wel mogelijk
: Ja dat maakt mij geen ene reet, nee ja dat maakt mij niet uit, als die maar klopt. Weetje dus, je moet beginnen met die 2934 en dan uitkomen op die 2095.
(..)
: Dus weet je wat, ik kijk daar morgen naar en ook die die werkgeversverklaring hij zag er helemaal goed uit, alleen waar jij waar jij waar op staat bijzonder tarief, daar moet zeg maar, dat moet er niet bij staan, dat pijltje naar rechts, maar daar moet gewoon 12 x die 2934 staan snap je. A: Jajaja ik snap het.
: en dan moet ie ook het onderste .. dan heb je de ene de laatste kolom, daar staat loonbeslag, daar moet ie ook nee invullen. Dan is het goed.
[verdachte] : Oh oke.
: Dus als je dat kan laten invullen, heel graag.
[verdachte] : Ja, dat doe ik .. en deze salarisstrook laat ik aan iemand een andere boekhouder maken.
: Ja, die moet ff, hij moet dan wel op die 2095 uitkomen oke
[verdachte] : Ja, dat lukt wel denk ik he
: nou ja, dan moet ie ff naar loonheffing en dat soort meuk, daar moet je dan even naar kijken, als het er maar netjes uit ziet, snap je?
[verdachte] : jajajajaja klopt.
: Oke, nou dan eh ... dan kom ik dan morgen bij je op terug.
9. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 7167 specificeren salarisstrook, betreft: pv tapgesprek, d.d. 19 maart 2013 (pagina 7471 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Datum: 5-3-2013
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: wordt gebeld door
Telefoon nr: [telefoonnummer 5]
Wie: [naam 14]
Onderwerp: 7167 specificeren salarisstrook
Gespreksinhoud:
[verdachte] wgd [naam 14]
zegt dat hij even naar de salarisstrook van [verdachte] heeft gekeken en hij kan vertellen dat die niet helemaal klopt. [naam 14] zegt dat [naam 15] met een G is, dat [straatnaam 1] aan elkaar moet en de loonbelasting moeten ze specificeren. [naam 14] zegt dat de bijschrijvingen een beetje raar zijn. Op jouw bijschrijvingen op de bank wordt 295 45 overgemaakt en niet 294 09. [verdachte] zegt van januari ging fout omdat ze (560 cent?) meer hebben overgemaakt.
[verdachte] zegt de laatste maand was wel goed denk ik. Ja die was goed zegt [naam 14] . [naam 14] zegt die twee moet je even laten specificeren en de spelfouten even aan laten passen, het moet wel even netjes zijn.
[verdachte] zegt dat hij gesproken heeft met die andere Nederlandse boekhouder [naam 16] en die gaat het voor hem maken, morgen is het klaar. [naam 14] zegt laat hem dan ook even die werkgeversverklaring invullen, of heb je geen dertiende maand, het moet even netjes zijn, je bouwt ook geen pensioen op. [verdachte] zegt dat die Nederlander het morgen goed gaat maken. Die andere Turkse was een beetje slordig zegt [verdachte] . [naam 14] zegt die hoef je niet te betalen.
10. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 7216 werkgeversverklaring, betreft: pv tapgesprek, d.d. 19 maart 2013 (pagina 7473 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Datum: 6-3-2013
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: belt met
Telefoon nr: [telefoonnummer 5]
Wie: [naam 14]
Onderwerp: 7216 werkgeversverklaring
Gespreksinhoud:
[verdachte] bun [naam 14]
zegt dat hij een werkgeversverklaring heeft ingevuld en naar [verdachte] toegestuurd. [naam 14] zegt dat [verdachte] broer deze moet overnemen en ondertekenen. [naam 14] heeft de werkgeversverklaring ingevuld zoals hij denkt dat het moet. [naam 14] wilt graag de goede salarisstrook en een bankafschrift waarop [verdachte] salaris wordt bijgeschreven. [naam 14] verzoekt dat de werkgeversverklaring wordt aangevuld en ondertekend en naar hem toegezonden wordt.
11. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 7262 met spoed de salarisstrook, betreft: pv tapgesprek, d.d. 19 maart 2013 (pagina 7475 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Datum: 6-3-2013
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: wordt gebeld door
Telefoon nr: [telefoonnummer 5]
Wie: [naam 14]
Onderwerp: 7262 met spoed de salarisstrook
Gespreksinhoud:
[verdachte] wgd [naam 14]
zegt dat hij met spoed die salarisstrook nodig heeft. [verdachte] zegt dat die boekhouder die mee heeft genomen en dat hij nog op de mail wacht. [naam 14] vraagt of [verdachte] niet zelf naar de [bank 1] is geweest. [verdachte] zegt van niet.
zegt dat hij toestemming en alles heeft en dat als hij die salarisstrook heeft kan de [bank 1] een offerte uitbrengen. [verdachte] vraagt of de [bank 1] iets heeft gezegd dat [naam 14] vraagt of [verdachte] daar is geweest. [naam 14] zegt dat hij dan geen toestemming krijgt. [verdachte] zegt dat hij nooit een hypotheek/lening heeft aangevraagd. [verdachte] zegt dat hij de boekhouder gaat bellen. [naam 14] zegt dat de [bank 1] niet verder kan zonder die salarisstrook.
12. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal 7569 handtekening [verdachte] + vrouw en taxatierapport, betreft: pv tapgesprek, d.d. 19 maart 2013 (pagina 7493 en verder van het onder 1 genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant:
Datum: 11-3-2013
Getapt telefoon nr: [telefoonnummer 1]
Getapte: [verdachte]
Met/door: belt met
Telefoon nr: [telefoonnummer 5]
Wie: [naam 14]
Onderwerp: 7569 handtekening [verdachte] + vrouw en taxatierapport
Gespreksinhoud:
[verdachte] bun [naam 14]
vraagt of [verdachte] over een uurtje op kantoor is. [verdachte] zegt van wel. [naam 14] zegt dat hij de offerte bij zich heeft en dan kunnen [verdachte] en zijn vrouw tekenen.