ECLI:NL:GHARL:2023:2402

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
200.322.197
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een kwetsbare minderjarige met een belaste voorgeschiedenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 19 januari 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend. De minderjarige, geboren in 2008, heeft een kwetsbare achtergrond en een zeer belaste voorgeschiedenis, wat haar behoefte aan stabiliteit en regelmaat in haar leven onderstreept. De moeder erkent niet haar aandeel in de problematiek, wat leidt tot zorgen over het schoolverzuim van [de minderjarige].

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2023 is de minderjarige verschenen en heeft zij met een lid van het hof gesproken. De moeder was aanwezig met haar advocaat, maar de vader was niet verschenen. De GI, de gecertificeerde instelling, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder om de beschikking te vernietigen. Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de zorgen die er zijn over de opvoedsituatie van [de minderjarige].

Het hof heeft vastgesteld dat de wettelijke vereisten voor een machtiging tot uithuisplaatsing zijn voldaan. De moeder heeft niet in staat gebleken om [de minderjarige] te stimuleren en te motiveren om naar school te gaan, wat leidt tot ongeoorloofd schoolverzuim. Het hof heeft geconcludeerd dat de zorgen over [de minderjarige] niet alleen voortkomen uit het schoolverzuim, maar ook uit haar voorgeschiedenis en de onrust binnen de opvoedsituatie. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen, wat betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in stand blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.197
(zaaknummer rechtbank Overijssel 289935)
beschikking van 21 maart 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 19 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 februari 2023, en
  • het verweerschrift van de GI met producties.
2.2
Op 7 maart 2023 is de na te noemen minderjarige [de minderjarige] verschenen. [de minderjarige] heeft buiten aanwezigheid van partijen met een lid van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 7 maart 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
  • twee vertegenwoordigers van de GI.
2.4
De vader is tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen. Hij heeft zich van tevoren niet afgemeld. De raad voor de kinderbescherming heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2008. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van 28 maart 2012 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel. Op enig moment heeft de GI de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] overgenomen.
3.3
De ondertoezichtstelling van [de minderjarige] is steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 20 september 2022 tot 28 maart 2023.
3.4
Bij beschikking van 3 oktober 2022 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder bepaald.
3.5
[de minderjarige] is op 19 januari 2023 geplaatst in een pleeggezin in [plaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, namelijk tot en met 27 maart 2023. Daarnaast heeft de kinderrechter de beslissing over de verlenging van de ondertoezichtstelling aangehouden.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de GI om machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlenen alsnog af te wijzen.
4.3
De GI voert verweer. De GI vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlenen. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
[de minderjarige] is een kwetsbaar meisje met een zeer belaste voorgeschiedenis. Zij heeft behoefte aan orde en regelmaat in haar leven en de dagelijkse gang naar school is mede daarom heel belangrijk. Het lukt de moeder niet om [de minderjarige] de stimuleren en te motiveren om naar school te gaan en het lukt haar ook niet om hierin grenzen te stellen voor [de minderjarige] . De moeder is op dit punt pedagogisch onmachtig. In het pleeggezin lukt het de pleegouders en [de minderjarige] wél om [de minderjarige] op tijd en de hele dag naar school te (laten) gaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder gezegd dat de zorgen kunnen worden weggenomen door een sta-op-hulp in te zetten om te helpen [de minderjarige] naar school te laten gaan. Het hof is van oordeel dat een sta-op-hulp - als die al ingezet zou kunnen worden - niet alle zorgen over de schoolgang van [de minderjarige] wegneemt. [de minderjarige] heeft niet alleen moeite om naar school te gaan, ook als zij daar eenmaal is, verzuimt zij ongeoorloofd in de loop van de dag. Een sta-op-hulp kan [de minderjarige] daarin niet begeleiden. De moeder weet op de momenten waarop [de minderjarige] van school verzuimt niet waar [de minderjarige] is, terwijl de moeder telefonisch niet bereikbaar is voor school of de hulpverlening. Ook dat vindt het hof zorgelijk, temeer omdat de moeder niet inziet wat haar aandeel in dit probleem is of wat zij aan de verbetering zou kunnen en moeten bijdragen.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. De Gruijl namens de moeder nog aangevoerd dat alleen schoolverzuim niet genoeg is om [de minderjarige] uit huis te plaatsen. Het hof benadrukt dat het schoolverzuim niet de enige zorg over [de minderjarige] was en is. [de minderjarige] heeft - zoals hiervoor al geschreven - een zeer belaste voorgeschiedenis. Er is al sinds 2012 sprake van een ondertoezichtstelling. Er is veel onrust geweest binnen de opvoedsituatie van [de minderjarige] . Zo heeft [de minderjarige] op dit moment geen contact met haar vader bij wie zij, tot zij in augustus 2022 naar haar moeder is gegaan, twee jaar heeft gewoond. Er is binnen het gezin van [de minderjarige] in het verleden veel hulpverlening ingezet. Deze hulpverlening wordt vaak met succes afgerond, maar het positieve effect van de hulpverlening is steeds maar kort geweest. Een voorwaarde van de GI om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder te laten zijn was dat [de minderjarige] de hulp van een (jeugd)coach zou accepteren. Die hulp is niet van de grond gekomen omdat [de minderjarige] daarvoor niet gemotiveerd was. De GI weet niet welke hulpverlening wel voldoende zou kunnen zijn. Ook tijdens het gesprek bij het hof heeft [de minderjarige] gezegd dat zij ook nu niet weet welke hulp zij nodig heeft.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, ten aanzien van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing, bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 19 januari 2023, voor zover deze ziet op de daarin verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 21 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.