In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de moeder en haar drie kinderen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. Versluis, heeft hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 21 juli 2022 is gegeven. De rechtbank had toen bepaald dat de moeder eens per vier weken begeleide omgang met de kinderen zou hebben in het Omgangshuis [naam1]. De moeder is van mening dat deze regeling onvoldoende mogelijkheden biedt om een hechting met haar kinderen op te bouwen en verzoekt het hof om de omgangsregeling uit te breiden.
De vader, vertegenwoordigd door mr. M.S. Flokstra, is van mening dat de huidige regeling recht doet aan de belangen van de kinderen. Tijdens de zitting op 14 februari 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in het verleden onveiligheid hebben ervaren bij de moeder thuis, wat de huidige begeleide omgang in het omgangshuis rechtvaardigt.
Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen en dat de huidige omgangsregeling in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben aangegeven dat zij de moeder voldoende zien en geen uitbreiding van de omgang wensen. Het hof heeft het beroep van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij beide ouders hun eigen proceskosten moeten dragen.