ECLI:NL:GHARL:2023:2395

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
200.317.296
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de moeder en haar drie kinderen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. Versluis, heeft hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 21 juli 2022 is gegeven. De rechtbank had toen bepaald dat de moeder eens per vier weken begeleide omgang met de kinderen zou hebben in het Omgangshuis [naam1]. De moeder is van mening dat deze regeling onvoldoende mogelijkheden biedt om een hechting met haar kinderen op te bouwen en verzoekt het hof om de omgangsregeling uit te breiden.

De vader, vertegenwoordigd door mr. M.S. Flokstra, is van mening dat de huidige regeling recht doet aan de belangen van de kinderen. Tijdens de zitting op 14 februari 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in het verleden onveiligheid hebben ervaren bij de moeder thuis, wat de huidige begeleide omgang in het omgangshuis rechtvaardigt.

Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen en dat de huidige omgangsregeling in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben aangegeven dat zij de moeder voldoende zien en geen uitbreiding van de omgang wensen. Het hof heeft het beroep van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij beide ouders hun eigen proceskosten moeten dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.317.296
(zaaknummer rechtbank Overijssel 265253)
beschikking van 21 maart 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Versluis te Enschede,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.S. Flokstra te Oldenzaal,

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de omgangsregeling van de moeder met [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .

2.Belangrijke informatie

2.1
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2009,
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2011, en
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2011,
over wie de vader alleen het gezag uitoefent.
2.2
Bij beschikking van 21 maart 2017 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, de beschikking van die rechtbank van 28 september 2016 gewijzigd en bepaald dat er in het kader van de ondertoezichtstelling onder regie van de gezinsvoogd vorm gegeven zal worden aan de omgang tussen de moeder en [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met ingang van 21 maart 2017 .Daarbij zal geprobeerd worden terug te werken naar de basisregeling van een dag per veertien dagen.
2.3
Bij beschikking van 27 maart 2019 heeft de kinderrechter in die rechtbank die beschikking van 21 maart 2017 maart gewijzigd in die zin dat met ingang van 27 maart 2019 als regeling geldt dat er eens per acht weken omgang zal zijn via het Omgangshuis [naam1] en eens per acht weken op neutraal terrein onder begeleiding van de wijkcoach van moeder. De ondertoezichtstelling is beëindigd per 21 september 2019.
3.4
Bij inleidend verzoekschrift van 21 april 2021 heeft de moeder de rechtbank verzocht, de beschikking van 27 maart 2019 te wijzigen in die zin dat wordt bepaald:
dat de moeder, naast eens per vier weken op dinsdag anderhalf uur in het Omgangshuis [naam1] , eens per vier weken op dinsdag in en rond haar woning, gedurende de eerste drie maanden 1 uur per keer en daarna 1,5 tot 2 uur per keer, omgang met de kinderen van partijen zal hebben, waarbij gedurende een nader te bepalen periode toezicht zal zijn van een gezinscoach van het Leger des Heils; en
dat de moeder desgewenst telefonisch contact met de kinderen mag hebben, zonder dat daarvoor van te voren met de vader een afspraak behoeft te worden gemaakt,
kosten rechtens.
3.5
Bij tussenbeschikking van 22 juni 2021 heeft de rechtbank :
  • de beschikking van 27 maart 2019 aangevuld in die zin aan dat de moeder telefonisch contact mag hebben met de kinderen, zonder dat hiervoor van tevoren een afspraak met vader behoeft te worden gemaakt; en
  • elke nadere beslissing over de omgang aangehouden tot de mondelinge behandeling van dinsdag 14 december 2021.

3.De beslissing van de rechtbank waar het hoger beroep over gaat

Bij de beschikking van de rechtbank van 21 juli 2022 heeft de rechtbank:
  • de beschikking van 27 maart 2019 gewijzigd en als omgangsregeling vastgesteld dat de moeder eens per vier weken begeleide omgang met de kinderen heeft in het Omgangshuis [naam1] ;
  • de kosten van de procedure gecompenseerd in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt; en
  • het meer of anders verzochte afgewezen.

4.Het verzoek van de moeder in hoger beroep

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij is van mening dat zij met de huidige contactregeling onvoldoende mogelijkheden heeft om een hechting met de kinderen op te bouwen. Omgang bij haar thuis zal leiden tot een betere band. Bovendien heeft de rechtbank onterecht geen onderzoek door de raad gevraagd. De moeder vraagt het hof om alsnog haar verzoek tot uitbreiding van de omgangsregeling met de kinderen toe te wijzen, of een regeling vast te stellen zoals het hof juist vindt, kosten rechtens.
4.2
De vader vindt dat de huidige regeling recht doet aan de belangen van de kinderen. De regeling loopt nog steeds niet geheel naar behoren en de moeder kan moeilijk de belangen van de kinderen voorop stellen.

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift met bijlagen, op 12 oktober 2022;
  • het verweerschrift van de vader; en
  • brieven van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met daarin hun mening.
De zitting bij het hof was op 14 februari 2023. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat; en
  • een vertegenwoordiger voor de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

6.De redenen voor de beslissing

wat in de wet staat
6.1
In artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek staat dat de rechter op verzoek van een ouder de omgangsregeling kan wijzigen als de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
wat het hof beslist
6.2
Het hof vindt het niet nodig om een raadsonderzoek te laten plaatsvinden. Het dossier en wat partijen op de mondelinge behandeling hebben verteld, is voldoende om een beslissing te nemen. De raad heeft ook zelf op de mondelinge behandeling gezegd dat geen nieuw raadsonderzoek nodig is.
6.3
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen en dat de omgangsregeling die de moeder nu met de kinderen heeft zo moet blijven.
Het hof begrijpt de wens van de moeder om [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] meer te zien en ook op een andere plek dan in het omgangshuis, maar dit is niet in het belang van de kinderen. Vast staat dat sprake is van een belast verleden voor de kinderen. De kinderen hebben daarbij onveiligheid gevoeld bij de moeder thuis. Daarom vindt de begeleide omgang ook plaats in het omgangshuis.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de kinderen eerst het verleden moeten verwerken en een plek geven voordat tot eventuele uitbreiding van de omgang met de moeder kan worden overgegaan. De vader heeft gezegd dat hij wil dat de kinderen goed in hun vel zitten en dat hij daarvoor hulp zal zoeken als dat nodig is.
6.4
Het hof is van oordeel dat de huidige omgangsregeling het meest in het belang van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is. Bij dat oordeel speelt ook mee dat de kinderen bij het hof en bij [naam2] hebben verteld dat zij de moeder voldoende zien en de omgang niet willen uitbreiden.

7.De slotsom

7.1
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen. Daarom wijst het hof het beroep van de moeder af. De beslissing van de rechtbank van 21 juli 2022 blijft daarom gelden (dat heet dan: bekrachtigen).
7.2
Beide ouders hebben proceskosten gemaakt. Die proceskosten moeten zij zelf betalen, ook al heeft de moeder ongelijk gekregen. Dat is redelijk omdat deze procedure over hun kinderen gaat.

8.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 21 juli 2022;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers , J.B. de Groot en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 21 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.