ECLI:NL:GHARL:2023:2325

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
200.308.518/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot echtscheiding en vernietiging van huwelijk met betrekking tot vaderschap en registratie in de Basisregistratie Personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding en de vernietiging van een huwelijk. De verzoekster, een moeder die in 2014 vanuit Eritrea naar Nederland kwam, heeft in hoger beroep de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van haar kinderen aangevochten. De moeder stelt dat het geregistreerde huwelijk met de man in de Basisregistratie Personen (Brp) onterecht is, omdat zij nooit gehuwd is geweest en de man niet kent. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldig huwelijk bestaat tussen de moeder en de man, omdat er geen bewijs is van een huwelijksvoltrekking die voldoet aan de Eritrese wetgeving. De moeder heeft ook aangetoond dat de man niet de biologische vader is van haar twee oudste kinderen, wat complicaties met zich meebrengt voor de juridische status van de kinderen.

Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland vernietigd en verklaard dat er geen rechtsgeldig huwelijk bestaat. Dit betekent dat de registratie van het huwelijk in de Brp ongedaan moet worden gemaakt, zodat de juridische situatie van de moeder en haar kinderen overeenkomt met de feitelijke situatie. De beslissing van het hof is van belang voor de erkenning van de kinderen door hun biologische vader en voor het gezag van de moeder over de kinderen. De moeder heeft belang bij deze verklaring, omdat de man ten onrechte als echtgenoot en juridische vader wordt aangemerkt, wat de erkenning van de kinderen door hun biologische vader belemmert.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.518/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 202256 en 202257)
beschikking van 16 maart 2023
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. S.M. Wolfert te Leek,
en
[de man](de man),
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
en
[de bijzondere curator](bijzondere curator van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] )
kantoorhoudende te Groningen,
verzoeker in hoger beroep betreffende de gegrondverklaring ontkenning vaderschap ten aanzien van [de minderjarige1] en belanghebbende betreffende de gegrondverklaring ontkenning vaderschap ten aanzien van [de minderjarige2] .
In het kader van zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1.
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 16 december 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 16 maart 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 12 april 2022, met bijlage(n);
- een journaalbericht van de bijzondere curator van 25 mei 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 17 november 2022, met bijlage(n).
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 25 november 2022 plaatsgevonden. De moeder is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Daarnaast is de bijzondere curator verschenen.
2.3.
De moeder heeft gebruik gemaakt van de diensten van een tolk Tigrinya.
2.4.
De man is, hoewel hij daartoe op de juiste wijze (via de Staatscourant) is opgeroepen, niet verschenen.
2.5.
Na de mondelinge behandeling zijn, volgens afspraak met de moeder, binnengekomen:
- een akte uitlating, tevens wijziging van het verzoek van de moeder van 9 januari 2023;
- een journaalbericht namens de moeder van 19 januari 2023, met als bijlage de (gecorrigeerde) geboorteakte van [de minderjarige3] .

3.De feiten

3.1.
De moeder is in 2014 vanuit Eritrea met [de minderjarige1] naar Nederland gekomen.
3.2.
Na aankomst van de moeder in Nederland is een huwelijk tussen haar en de man geregistreerd in de Basisregistratie Personen (Brp). Een huwelijksdatum en verdere gegevens van de man zijn niet geregistreerd.
3.3.
In de Brp is geregistreerd dat de moeder en de man de ouders zijn van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 te [plaats1] (Eritrea);
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2020 te [plaats2] .
3.4.
Uit een zelftest vaderschapsonderzoek van Verilabs, uitgevoerd op 17 augustus 2021 op basis van DNA-materiaal dat in het bijzijn van de bijzondere curator is afgenomen op 11 augustus 2021, blijkt dat [naam1] met 99,99% zekerheid de biologische vader is van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.5.
De moeder is [in] 2022 bevallen van [de minderjarige3] . [naam1] heeft aangifte gedaan van de geboorte van [de minderjarige3] . De man staat geregistreerd als vader van [de minderjarige3] .
3.6.
De moeder en de kinderen hebben de Eritrese nationaliteit. De nationaliteit van de man is niet bekend.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 16 december 2021. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder heeft, na aanvulling van haar verzoek bij akte van 9 januari 2023, verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en
de verzoeken tot nietigverklaring van het huwelijk, (of) de echtscheiding dan wel de verklaring voor recht dat er geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk alsnog toe te wijzen;
primair:de verzoeken tot gegrondverklaring van de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van de man voor alle drie kinderen toe te wijzen;
subsidiair:de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over alle drie kinderen;
meer subsidiair:de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen;
althans te bepalen als het hof in goede justitie vermeent te behoren.
4.2.
De moeder heeft in hoger beroep haar verzoeken uitgebreid, in die zin dat die verzoeken ook op [de minderjarige3] zien. Weliswaar heeft de moeder de verzoeken ten aanzien van [de minderjarige3] pas voor het eerst in hoger beroep gedaan, maar het hof zal deze verzoeken wel in de beoordeling meenemen. [de minderjarige3] is geboren [in] 2022, dus na de datum van de bestreden beschikking. Dit maakt dat de verzoeken ten aanzien van hem in eerste aanleg nog niet konden worden gedaan. Het hof acht het in het belang van [de minderjarige3] om de verzoeken in het kader van deze procedure te behandelen. Dit is niet in strijd met de goede procesorde.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg de gewone verblijfplaats van de moeder zich in Nederland bevond en zij daar sinds ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan die indiening van dat verzoek verblijfplaats had, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 Brussel II-bis rechtsmacht toe om te oordelen over de echtscheiding en nietigverklaring van het huwelijk.
5.2.
Voordat de vraag aan de orde is of op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding dan wel tot vernietiging van het huwelijk, zal het hof eerst moeten vaststellen of het geregistreerde huwelijk tussen de moeder en de man in Eritrea rechtsgeldig is en vervolgens kan worden erkend. Dit gebeurt aan de hand van de artikelen 10:31 en 10:32 BW.
In 10:31 BW staan de voorwaarden voor erkenning:
1. een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, wordt als zodanig erkend;
2. een buiten Nederland ten overstaan van een diplomatieke of consulaire ambtenaar voltrokken huwelijk dat voldoet aan de vereisten van het recht van de staat die die ambtenaar vertegenwoordigt, wordt als rechtsgeldig erkend tenzij die voltrekking in de staat waar zij plaatsvond niet was toegestaan;
3. voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden onder recht mede begrepen de regels van internationaal privaatrecht;
4. een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
5.3.
Artikel 10:32 BW geeft vervolgens een aantal redenen waarom een huwelijk, ook al komt dit huwelijk ingevolge 10:31 BW voor erkenning in aanmerking, niet wordt erkend. Een dergelijke reden is onder meer als het huwelijk kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde of indien een van de echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van het huwelijk niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt.
5.4.
Vast staat dat het huwelijk tussen de moeder en de man op basis van een verklaring onder ede (VOE) is geregistreerd in de Brp. Volgens de moeder is bij haar aankomst in Nederland in 2014 echter ten onrechte aangenomen dat zij gehuwd was. De moeder stelt dat zij niet gehuwd is en de man niet kent. De in de Brp vermelde naam van de echtgenoot vertoont overeenkomsten met de naam van de vader van de moeder. De moeder vermoedt mede om die reden dat de registratie op een misverstand berust. Zij wil dat de registratie van het huwelijk in de Brp wordt doorgehaald. Zij heeft in 2022 een bezwaarschriftprocedure gevoerd, gericht tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders (het college) van 16 juni 2022 om de registratie van het huwelijk tussen haar en de man niet te verwijderen uit de Brp. Het college heeft haar bezwaar ongegrond verklaard omdat niet buiten redelijke twijfel staat dat de in de Brp opgenomen gegevens over het huwelijk feitelijk onjuist zijn. Het college verwijst daarbij naar de door de moeder op 24 juli 2014 te Delfzijl afgelegde VOE. De moeder betwist echter dat zij heeft verklaard dat zij in Eritrea met de man gehuwd is. De moeder kan zich niet herinneren of zij bij het afleggen van de VOE gehoord is in bijzijn van een tolk. Een en ander heeft tot gevolg dat de moeder en de kinderen zich in een voor hen zeer lastige situatie bevinden. Zolang het huwelijk van de moeder en de man in de Brp staat vermeld, wordt de man immers als juridische vader van de kinderen aangemerkt, met alle gevolgen van dien. De moeder heeft echter aangetoond dat de man niet de biologische vader is van haar twee oudste kinderen. Zij en de kinderen hebben er alle belang bij dat de juridische situatie overeenkomt met de feitelijke situatie, maar door het besluit van het college is het tot op heden niet gelukt om dat te bewerkstelligen.
5.5.
Het hof oordeelt als volgt. De moeder betwist de juistheid van de registratie in de Brp en de kennelijk daaraan ten grondslag liggende VOE. De VOE is niet in deze procedure overgelegd. Dit maakt dat het hof niet kan vaststellen welke details met betrekking tot het huwelijk in de VOE zijn opgenomen. Het hof constateert echter wel dat in de Brp niets is opgenomen over een datum van het huwelijk en/of een plaats waar het huwelijk tussen de moeder en de man zou zijn voltrokken. Het ontbreekt bovendien aan andere informatie waaruit maar enigszins opgemaakt kan worden dat er een huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden en waar, wanneer, door wie en op welke wijze dit dan is gebeurd.
Het hof kan daarom niet vaststellen of er een huwelijk is gesloten dat aan de voorwaarden van de Eritrese wetgeving voldoet. Ook kan het hof niet vaststellen hoe oud de moeder en/of de man zouden zijn geweest ten tijde van een huwelijksvoltrekking, om daarmee te kunnen uitsluiten dat de huwelijksvoltrekking in strijd is met de openbare orde. Voor het hof staat dan ook niet vast dat er in Eritrea een rechtsgeldig huwelijk is gesloten tussen de moeder en de man, dat op grond van artikel 10:31 BW in combinatie met artikel 10:32 BW in Nederland erkend moet worden. Dit leidt het hof tot het oordeel dat er geen huwelijk tussen de moeder en de man is, dat voor erkenning in aanmerking komt, zodat een dergelijk huwelijk ten onrechte in de Brp is geregistreerd.
5.6.
Nu er geen sprake is van een (voor erkenning in aanmerking komend) huwelijk tussen de moeder en de man, kan het hof dat huwelijk niet nietig verklaren en evenmin de echtscheiding tussen hen uitspreken.
5.7.
Volgens het hof heeft de moeder belang bij de gevraagde verklaring voor recht. Immers zolang het huwelijk in de Brp geregistreerd blijft staan, blijft de man ten onrechte aangemerkt als echtgenoot van de moeder en als juridische vader van de kinderen. Dat staat ook aan erkenning van de kinderen door hun biologische vader in de weg, hetgeen het hof niet in het belang van de kinderen acht. Het hof zal daarom voor recht verklaren dat er geen rechtsgeldig huwelijk is tussen de moeder en de man. Dat dient als gevolg te hebben dat de registratie van een huwelijk tussen de moeder en de man in de Brp ongedaan gemaakt dient te worden en de geboorteakten van de kinderen dienen te worden gecorrigeerd.
5.8.
Gelet op het voorgaande komt het hof niet toe aan de bespreking van de (subsidiaire) verzoeken tot gegrondverklaring ontkenning vaderschap, het gezag en de hoofdverblijfplaats van de kinderen, omdat het hof van oordeel is dat er nimmer een rechtsgeldig huwelijk heeft bestaan, de man dus niet de vader is van de kinderen, de moeder alleen het gezag heeft en de kinderen bij haar hun (hoofd)verblijf hebben.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 16 december 2021 en opnieuw beschikkende:
verklaart voor recht dat er geen rechtsgeldig huwelijk bestaat tussen de moeder en de man;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Coster, L. van Dijk en B.J. Voerman, bijgestaan door Y. Eisma, als griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023.