ECLI:NL:GHARL:2023:2299

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
21-001734-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor smaadschrift en belediging met vrijspraak voor belediging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor smaadschrift en belediging. Het hof heeft de verdachte in de zaak met parketnummer 05-050612-21 vrijgesproken van belediging, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van de aangever in het openbaar heeft aangetast. De verdachte had in een besloten WhatsApp-groep een beledigende opmerking gemaakt, maar het hof oordeelde dat de kans op openbaarmaking door een ander niet aanvaardbaar was.

In de zaak met parketnummer 05-108955-20 heeft het hof echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift. De verdachte had op sociale media berichten geplaatst waarin hij de aangever beschuldigde van oplichting en misleiding. Het hof oordeelde dat deze uitlatingen een duidelijke en concrete gedraging van de aangever betroffen, waardoor de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van de aangever heeft aangetast. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,-, met een vervangende hechtenis van 15 dagen bij niet-betaling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor materiële en immateriële schade, in totaal € 399,17.

Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 05-050612-21 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte in die zaak is vrijgesproken. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001734-22
Uitspraak d.d.: 17 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 april 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-050612-21 en 05-108955-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte ter zake van belediging (parketnummer 05-050612-21) en smaadschrift (parketnummer 05-108955-20) veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, bij niet-betaling te vervangen door een hechtenis van 15 dagen.
In de zaak met parketnummer 05-050612-21 is de vordering van de benadeelde partij, betreffende geleden immateriële schade, toegewezen voor het gehele gevorderde bedrag (€ 150,-), te vermeerderen met de wettelijk rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In de zaak met parketnummer 05-108955-20 is de vordering van de benadeelde partij, betreffende geleden materiële en immateriële schade, toegewezen voor het gehele gevorderde bedrag. Dit komt neer op een te vergoeden bedrag van € 919,99 (€ 119,99 voor materiele schade en € 800,- voor immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-050612-21:
hij op of omstreeks 10 juni 2020 te [plaats] , opzettelijk [slachtoffer] , in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft beledigd, door in een groepsapp van de sportschool [naam sportschool] op WhatsApp, waar die [slachtoffer] deel van uitmaakt of heeft uitgemaakt, een foto te sturen van de auto van die [slachtoffer] , en direct hierna (op hetzelfde tijdstip) een bericht te sturen met de tekst: "Pas op voor deze kakkerlak, bad monkey nieuwe auto!", van welke belediging/beledigende woorden die [slachtoffer] kennis heeft genomen;
Zaak met parketnummer 05-108955-20 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van december 2019 t/m januari 2020 te [plaats] opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op WhatsApp en/of Facebook Messenger en/of Instagram en/of op de (verdachtes) internetsite [naam sportschool] berichten te verspreiden met als inhoud (onder meer) - zakelijk weergegeven -:
- " We sturen gedupeerden naar zijn adres die hij misleid heeft en belazerd heeft!" en/of
- " oplichter is het deze [slachtoffer] . Mooie verhalen die misleidend zijn. Goedkope troep is het. Misbruiken namen van bekende mensen en sportscholen. Ook mbt showroom ruimte bij ons met allerlei condities die ze dan niet nakomen mbt garantie en services over producten. Dan nog intimideren ook. Maar we gaan informeren waar deze oplichters uithangen!" en/of
- " Indrukwekkend buitensporig deze idioot van bad monkey met zijn list en bedrog verhalen. Heb nog interessante opname met hem. Maar rondrijden in omgeving [plaats] . Heb nog wat rotzooi van hem om af te leveren op zijn adres" en/of
- " Deze verkoper [slachtoffer] woont in [plaats] ? Waar? Rijd dikke Mercedes!" met daarbij een foto van een Mercedes en/of
- " Oplichters zijn het met hun troep! Nog intimiderend ook. Komt goed met flapdrol [slachtoffer] !" en/of
- " [kenmerk] getatoeëerd op rug! Jaren actief geweest rechtse partij en zware racist" met daarbij een afbeelding van een [kenmerk] en (oudere) afbeeldingen van voornoemde [slachtoffer] en diens Mercedes en/of een afbeelding met daarop de naam, het telefoonnummer en adres van het bedrijf [bedrijf] van die [slachtoffer] en/of
- " Hij heeft veel andere vijanden mbt lastig vallen alleenstaande vrouwen. En zijn racistische verleden en heden. Oplichtingen. Ik bemoei mij er ook niet mee haha wordt gezellig nog met oud jaar en nieuw jaar! Met zijn intimideren en bedreigingen!";
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak in de zaak met parketnummer 05-050612-21

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit feit. Zij heeft aangevoerd dat verdachte bekend heeft dat hij het in de tenlastelegging weergegeven bericht heeft geplaatst. In een appgroep is het niet mogelijk om zeggenschap over het gedrag van de deelnemers te hebben. Verdachte heeft met het plaatsen van het bericht in de appgroep de aanmerkelijke kans op verspreiding daarvan aanvaard, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op het openbaar raken van de beledigende uiting. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de appgroep waarin de uiting werd gedaan bestond uit een klein aantal leden. Als verdachte iets in de openbaarheid had willen brengen zou hij dit wel via andere kanalen hebben gedaan. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte ook niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand het bericht aan aangever zou doorsturen. Hij ging ervan uit dat dit vanuit de kleine appgroep, die een besloten karakter had, niet zou gebeuren.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-050612-21 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende:
Verdachte is eigenaar van een sportschool. Hij heeft in de groepsapp “ [naam sportschool] ” een bericht verstuurd met de inhoud “Pas op voor deze kakkerlak, bad monkey nieuwe auto”. Daarbij heeft verdachte een foto van aangevers auto en het kenteken daarvan gestuurd. Aangever maakte geen deel uit van de appgroep. Het bericht werd aan hem doorgestuurd door een lid van de appgroep.
Ter terechtzitting bij het hof heeft verdachte verklaard dat de appgroep uit maximaal 10 personen bestond. Uit (screenshots in) het dossier kan niet opgemaakt worden dat er meer dan 8 deelnemers in de appgroep waren. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat er alleen werknemers en vrijwilligers van de sportschool deel uitmaakten van de appgroep. Verdachte was beheerder van de appgroep.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bij het hof verklaard dat hij een bericht in de appgroep heeft gezet om de deelnemers te waarschuwen en dat hij daarbij niet de bedoeling had dat het bericht in de openbaarheid kwam. Het hof acht deze verklaring geloofwaardig. Naar het oordeel van het hof had verdachte er – gelet op de beslotenheid en het geringe aantal deelnemers van de appgroep – ook geen rekening mee hoeven te houden dat zijn bericht in de openbaarheid zou kunnen komen door verspreiding door een ander. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van een aan aangever gerichte, in het openbaar gedane, belediging, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van de zaak met parketnummer 05-108955-20
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van dit feit vrijgesproken dient te worden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er in de berichten die verdachte heeft verstuurd geen sprake is geweest van een “tenlastelegging van een bepaald feit” aan aangever. Verdachte heeft berichten over aangever op Facebook en Instagram geplaatst, maar met de bewoordingen die hij heeft gebruikt heeft hij geen ruchtbaarheid gegeven aan een misdrijf of een gedraging die moreel verwerpelijk is van aangever. Verdachtes uitlatingen kunnen daarom niet beschouwd worden als smaad, aldus de raadsman. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat van de uitlating “Hij heeft heel veel vijanden (…) Met zijn intimideren en bedreigingen!” niet gezegd kan worden dat deze ter kennis van het publiek gebracht is door verdachte, omdat hij de uitlating alleen in een persoonlijk bericht via whatsapp heeft gedaan. Verder heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte met zijn berichten slechts heeft willen informeren en dat de berichten ook in onderlinge samenhang bezien niet tot de concrete tenlastelegging van feiten leiden die nodig is voor een bewezenverklaring van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Meer in het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Voorop staat dat bij aanranding van iemands eer of goede naam door middel van de tenlastelegging van een bepaald feit, zoals omschreven in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht, het anders dan bij belediging moet gaan om een op zodanige wijze tenlastegelegd feit dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging tegen één of meer aanwijsbare personen betreft. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het “feit” niet het gedrag van de betrokkene betreft maar een eigenschap die hem wordt toegedicht en evenmin, zo het wel gaat om zijn gedrag, indien dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en derhalve niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging.
De ratio van de strafbaarstelling van smaad(schrift) ligt in de bescherming van de morele integriteit waarop een ieder in het maatschappelijk verkeer aanspraak kan maken. Uit geldende rechtspraak blijkt dat het bij het bestanddeel “tenlastelegging van een bepaald feit” niet alleen gaat om een ernstig feit zoals een misdrijf of een gedraging die moreel verwerpelijk wordt geacht, maar ook om een duidelijk te onderkennen concrete historische gedraging waarbij de betrokkenheid van het slachtoffer bij dat feit tot uitdrukking komt. [1]
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, stelt het hof het volgende vast.
Aangever [aangever] heeft aangifte en klacht gedaan van belediging door verdachte (via sociale media) in de periode van 2 december 2019 tot en met 16 januari 2020. Verdachte heeft verschillende berichten geplaatst op sociale media waarin aangever onder meer een oplichter wordt genoemd en iemand die misleid en belazerd heeft. Aan de verklaringen van aangever, zoals opgenomen in het dossier, zijn screenshots van diverse berichten gehecht. De inhoud daarvan komt overeen met de tekst van de berichten zoals opgenomen in de tenlastelegging. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bij het hof verklaard dat hij de berichten heeft geplaatst.
Het hof is van oordeel dat de bewoordingen die verdachte jegens aangever heeft gebezigd zoals die zijn opgenomen in de tenlastelegging bij de gedachtestreepjes 1, 2, 3 en 5 – per gedachtestreepje in zijn geheel te lezen – het ten laste leggen van een duidelijk te onderkennen concrete gedraging van aangever betreffen, zoals bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte stelt in zijn berichten immers dat aangever mensen heeft gedupeerd, misleid, belazerd, opgelicht, geïntimideerd en bedrogen, waarbij deze woorden hun concrete inhoud krijgen door de context van het bericht. Het hof concludeert op grond van het voorgaande dan ook dat verdachte met het op Instagram en Facebook gebruiken van de bij de gedachtestreepjes 1, 2, 3 en 5 opgenomen bewoordingen opzet heeft gehad op het publiekelijk aantasten van aangevers eer en goede naam.
Het hof acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift.
Het hof is daarnaast met de raadsman oordeel dat de bewoordingen die verdachte jegens aangever heeft gebezigd zoals die zijn opgenomen in de tenlastelegging bij gedachtestreepje 4 niet het ten laste leggen van een duidelijk te onderkennen concrete gedraging van aangever betreffen, zoals bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht. Wat betreft de bewoordingen zoals die zijn opgenomen in de tenlastelegging bij de gedachtestreepjes 6 en 7 is het hof met de raadsman van oordeel dat van deze uitlatingen niet gezegd kan worden dat deze zijn geplaatst met het doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, gelet op het feit dat verdachte deze uitlatingen alleen in een persoonlijk bericht via whatsapp heeft gedaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-108955-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 05-108955-20 (gevoegd):
hij in
of omstreeks deperiode van december 2019 t/m januari 2020 te [plaats] opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op
WhatsApp en/ofFacebook Messenger en/of Instagram en/of op de (verdachtes) internetsite [naam sportschool] berichten te verspreiden met als inhoud (onder meer) - zakelijk weergegeven -:
- “ We sturen gedupeerden naar zijn adres die hij misleid heeft en belazerd heeft!” en
/of
- “ Oplichter is het deze [slachtoffer] . Mooie verhalen die misleidend zijn. Goedkope troep is het. Misbruiken namen van bekende mensen en sportscholen. Ook m.b.t. showroom ruimte bij ons met allerlei condities die ze dan niet nakomen m.b.t. garantie en services over producten. Dan nog intimideren ook. Maar we gaan informeren waar deze oplichters uithangen!” en
/of
- “ Indrukwekkend buitensporig deze idioot van bad monkey met zijn list en bedrog verhalen. Heb nog interessante opname met hem. Maar rondrijden in omgeving [plaats] . Heb nog wat rotzooi van hem om af te leveren op zijn adres” en
/of
- “Deze verkoper [slachtoffer] woont in [plaats] ? Waar? Rijd dikke Mercedes!”, met daarbij een foto van een Mercedes en/of
- “ Oplichters zijn het met hun troep! Nog intimiderend ook. Komt goed met flapdrol [slachtoffer] !”.
en/of
- " [kenmerk] getatoeëerd op rug! Jaren actief geweest rechtse partij en zware racist" met daarbij een afbeelding van een [kenmerk] en (oudere) afbeeldingen van voornoemde [slachtoffer] en diens Mercedes en/of een afbeelding met daarop de naam, het telefoonnummer en adres van het bedrijf [bedrijf] van die [slachtoffer] en/of
- "Hij heeft veel andere vijanden m.b.t. lastig vallen alleenstaande vrouwen. En zijn racistische verleden en heden. Oplichtingen. Ik bemoei mij er ook niet mee haha wordt gezellig nog met oud jaar en nieuw jaar! Met zijn intimideren en bedreigingen!";
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-108955-20 bewezenverklaarde levert op:
Smaadschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft, onder meer verwijzend naar een eerdere tegen verdachte lopende smaadschriftprocedure, gevorderd dat verdachte voor de onder de twee parketnummers tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, bij niet-betaling te vervangen door een hechtenis van 15 dagen.
De raadsman heeft zich niet uitgesproken over de op te leggen straf.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift. Hij heeft op Facebook en Instagram berichten geplaatst waarin hij onder meer schrijft dat aangever mensen misleidt, bedriegt en intimideert. Door het plaatsen van de berichten op voor publiek toegankelijke plaatsen als Facebook en Instagram heeft verdachte deze berichten ter kennis van derden gebracht. Hij heeft daarmee het recht van aangever op bescherming van zijn eer en goede naam geschonden. Het hof rekent dit verdachte aan.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 februari 2023 blijkt dat verdachte in 2020 door het hof Den Haag is veroordeeld tot een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf wegens smaadschrift, gepleegd in januari 2016.
Volgens de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting is voor – de aan smaadschrift verwante – enkele belediging een geldboete van € 150,- passend. Vanwege het aantal bewezenverklaarde smadelijke tekstberichten acht het hof een geldboete van € 750,- passend. Gelet op de relatieve ouderdom van de zaak en de geringe financiële draagkracht van verdachte zal het hof de gehele geldboete voorwaardelijk opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] in de zaak met parketnummer 05-050612-21
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen voor dit bedrag. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-050612-21 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] in de zaak met parketnummer 05-108955-20
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 919,99.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangegeven dat de benadeelde partij in verband met de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk haar vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering betreffende de materiële schade, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen het tenlastegelegde en de (noodzaak van de) aanschaf van de camera. De raadsman heeft zich niet uitgelaten ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 919,99 (€ 119,99 voor materiële schade en € 800,- voor immateriële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen voor dit bedrag. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-108955-20 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De materiële schade betreft de aanschaf van een beveiligingscamera plus adapter. De materiële schade heeft een voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit, vooral omdat daaraan een opruiend en dreigend karakter niet ontzegd kan worden. De camera draagt bij aan herstel van het gevoel van veiligheid. De factuur van de camera en de adapter is gericht aan [bedrijf] . Het hof is daarom van oordeel dat het bedrag van € 119,99 verminderd dient te worden met het Btw-bedrag à € 20,82. Het wijst de vordering daarom toe tot een bedrag van € 99,17.
De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat – gelet op in vergelijkbare zaken toegewezen bedragen – een bedrag van € 300,- passend is.
Verdachte is tot vergoeding van de hierboven genoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 57, 63 en 261 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-050612-21 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-108955-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-108955-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] in de zaak met parketnummer 05-050612-21
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot
schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] in de zaak met parketnummer 05-108955-20
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-108955-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 399,17 (driehonderdnegenennegentig euro en zeventien cent) bestaande uit € 99,17 (negenennegentig euro en zeventien cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-108955-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 399,17 (driehonderdnegenennegentig euro en zeventien cent) bestaande uit € 99,17 (negenennegentig euro en zeventien cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 7 (zeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 7 mei 2020.
Aldus gewezen door
mr. drs. H.M. Braam, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.P. Keuker, griffier,
en op 17 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 mei 1937, NJ 1937, 1022 en Hoge Raad 30 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB3143.