ECLI:NL:GHARL:2023:2298

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
21-000177-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling van een hond

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, een ervaren hondentrainer, was eerder vrijgesproken van mishandeling van een hond. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarna het hof de zaak opnieuw heeft beoordeeld. Tijdens de zitting op 3 maart 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen.

De tenlastelegging betrof het veroorzaken van pijn en letsel aan een hond in de periode van 1 tot en met 30 september 2019. De advocaat-generaal heeft betoogd dat de verdachte de hond meerdere keren met een lijn heeft geslagen, wat door deskundigen als dierenmishandeling is gekwalificeerd. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, omdat hij de hond in een trainingssituatie corrigeerde. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte niet gerechtvaardigd waren en dat de hond pijn heeft ondervonden.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het tenlastegelegde feit. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook besloten tot onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen die in verband staan met de zaak. De uitspraak is gedaan in het licht van de ernst van de feiten en de maatschappelijke verontwaardiging die is ontstaan door het handelen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000177-22
Uitspraak d.d.: 17 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 januari 2022 met parketnummer 05-187498-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F.J.M. Kobossen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – mishandeling van een hond vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep –tenlastegelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 30 september 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, immers heeft hij die hond meermalen, althans eenmaal, met een lijn en/of een touw, althans enig voorwerp, op/tegen het lichaam en/of op/tegen de kop, althans het lichaam, geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de hond volgens het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven zes keer op de kop en het lichaam wordt geslagen. Hierdoor heeft de hond pijn en wordt de gezondheid en het welzijn van het dier onnodig benadeeld. Twee deskundigen hebben verklaard dat het slaan geen opvoedkundige reden heeft en niets met het aan- of afleren van vaardigheden te maken heeft. Het slaan dient daarmee geen redelijk doel, aldus de advocaat-generaal. Daarnaast worden de gedragingen van verdachte door de deskundigen als dierenmishandeling gekwalificeerd.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de hond. Verdachte bevond zich met de hond in een trainingssituatie, traint al lang honden en doet dit – net als andere trainers die bij zijn hondenvereniging trainen – al decennialang zonder problemen op eenzelfde, van derden geleerde, wijze. Het corrigeren van de hond hoort daarbij. Ook blijkt niet uit het dossier dat de hond letsel heeft opgelopen. Het feit dat te zien is dat de hond terugdeinst bewijst nog niet dat hij pijn of letsel heeft.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat getuige dierenarts [getuige] naar aanleiding van de haar getoonde camerabeelden heeft verklaard dat de hond waar verdachte mee werkt niets verkeerd doet, dat verdachte geen enkele opvoedkundige reden heeft om de hond te slaan met de riem, dat de hond er pijn en stress door ervaart en dat zij het slaan ontoelaatbaar acht. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de rapportage door diergedragskundige dr. [diergedragskundige] , waarin zij stelt dat onder meer het slaan met een riem bij geen enkele trainingsmethodiek hoort en niets te maken heeft met het aan- of afleren van gedragingen bij dieren. Zij kwalificeert dit handelen als dierenmishandeling en geeft aan dat dieren hierdoor permanent irreversibel fysieke en/of mentale schade kunnen ondervinden.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze verklaringen wel degelijk dat de hond pijn heeft ondervonden en dat de gezondheid en/of het welzijn van het dier zijn benadeeld door toedoen van verdachte, terwijl hiervoor geen redelijk doel bestond.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in
of omstreeksde periode van 1 september 2019 tot en met 30 september 2019 te [plaats] ,
gemeente [gemeente] , althans in Nederland,zonder redelijk doel
en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was,bij
een dier, te weteneen hond, pijn
en/of letselheeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, immers heeft hij die hond meermalen
, althans eenmaal,met een lijn
en/of een touw, althans enig voorwerp, op/tegen het lichaam en
/ofop
/tegende kop
, althans het lichaam,geslagen
; zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft oplegging van een taakstraf van 60 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, gevorderd.
De raadsman heeft bepleit dat in het geval het hof tot een bewezenverklaring komt bij de strafmaat wordt meegewogen dat verdachte drie keer op instigatie van het openbaar ministerie ter terechtzitting heeft moeten verschijnen en daar kosten voor gemaakt heeft, en dat het tenlastegelegde feit al bijna vier jaar oud is. Daarnaast heeft de raadsman het hof ervan op de hoogte gesteld dat verdachte al zijn hele leven hondentrainer is en dat de vervolging voor dierenmishandeling hem zwaar aangegrepen heeft.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het mishandelen van de hond die hij trainde. Door aldus te handelen heeft hij nodeloos pijn veroorzaakt bij die hond en de gezondheid en het welzijn van het dier benadeeld. Verdachte toont geen enkel inzicht in het laakbare van zijn handelen en neemt daar ook geen verantwoordelijkheid voor. Daarnaast heeft het handelen van onder meer verdachte zoals dat te zien was in een uitzending op televisie voor veel verontwaardiging in de samenleving gezorgd.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 februari 2023 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld.
In het licht van het bewezenverklaarde feit bezien, beschouwt het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straffen een passend uitgangspunt. Het hof ziet echter, gelet op de ouderdom van het feit en het ontbreken van recidive na dit feit aanleiding om af te zien van de voorwaardelijke gevangenisstraf. In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, die nog niet zijn teruggegeven, behoren aan de verdachte toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het begane misdrijf aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en de wet en zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.1 en 8.12 van de Wet dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
vier (prik)halsbanden en vier losse schakels voor prikbanden.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. drs. H.M. Braam, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.P. Keuker, griffier,
en op 17 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.