ECLI:NL:GHARL:2023:2253

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
21-003147-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van levensgezel met gevangenisstraf en tbs-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor de mishandeling van zijn levensgezel, waarbij hij haar meerdere malen met een stang heeft geslagen en haar gedwongen heeft te vluchten om aan zijn geweld te ontsnappen. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar wijzigt de op te leggen straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest en had daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd. Het hof legt dezelfde gevangenisstraf op, maar verklaart de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar. Het hof oordeelt dat een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet voldoende is voor de problematiek van de verdachte, die eerder ook al was veroordeeld voor partnermishandeling. De verdachte heeft een problematische achtergrond, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek, wat de noodzaak van een stevige maatregel onderstreept. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, wordt ook toegewezen. Het hof legt de verdachte de verplichting op om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003147-22
Uitspraak d.d.: 14 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 13 juli 2022 met parketnummer
16-151314-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
verblijvende in [kliniek] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.C. Heijmerink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte wegens mishandeling van zijn levensgezel veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden opgelegd, welke duidelijk uitvoerbaar is verklaard. Ook is verdachte veroordeeld tot de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. Ten slotte heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 1.083,27 met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en goede gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen, behalve voor zover het betreft de beslissing omtrent de op te leggen straf en/of maatregel. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste wijze heeft beslist. Wel zal het hof het vonnis met aanvulling van de gronden, bevestigen.

Aanvulling van gronden

Het hof overweegt dat aangeefster [slachtoffer] op 9 juni 2021 is onderzocht op de Spoedeisende Hulp van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. De conclusie over het geconstateerde letsel staat vermeld op pagina 45 van het dossier. Het hof gebruikt deze conclusie voor het bewijs en in aanvulling op het vonnis van de rechtbank zal de conclusie over het geconstateerde letsel op pagina 45 ook als bewijsmiddel dienen.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal vindt het kader waarbinnen verdachte nu in het Forensisch Psychiatrisch Centrum [kliniek] verblijft passend en heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook in hoger beroep moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest, in combinatie met de maatregel van tbs met voorwaarden. Daarbij heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat zowel het locatie- als het contactverbod als bijzondere voorwaarden kunnen worden geschrapt. Wel vordert de advocaat-generaal dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte hulp te bieden binnen een ander, minder zwaar, kader. Volgens de verdediging bieden bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke straf voldoende waarborgen voor een effectieve en succesvolle behandeling, nu verdachte gemotiveerd is om mee te werken aan langdurige behandeling. Oplegging van de tbs-maatregel is daarom niet vereist voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen. De raadsvrouw stelt voor om een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, inclusief de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen, met uitzondering van een contactverbod met aangeefster. Het is namelijk in het belang van het kindje van verdachte en aangeefster en in lijn met de wens van aangeefster dat zij contact mogen hebben, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van het hof [1]
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft op 9 juni 2021 zijn partner mishandeld in hun gezamenlijke woning. Hij heeft haar gedurende een paar uur meerdere malen met een stang geslagen, haar met een mes in haar been en hand gestoken en haar op haar lichaam geslagen. Dit alles heeft verdachte gedaan om zijn vriendin te dwingen antwoord te geven op de vragen die hij had. Deze situatie moet voor het slachtoffer enorm beangstigend zijn geweest, zoals ook blijkt uit haar aangifte waarin zij verklaart: “Ik ben echt doodsbang voor [verdachte] . Ik dacht dat [verdachte] mij dood wilde maken en ik wilde bijna vanaf de derde verdieping, waar ik woon, afspringen.” Ze is uit de woning gevlucht en een tandartsenpraktijk binnen gerend. Daar is zij opgevangen door de aanwezigen, terwijl zij overstuur was en meerdere malen het bewustzijn verloor. Hetgeen nogmaals de ernst van de mishandeling en de invloed daarvan op het slachtoffer benadrukt. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en haar pijn en letsel bezorgd in een omgeving waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen.
De persoon van verdachte
Het hof heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 januari 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder in 2017 door het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld voor partnermishandeling van zijn vorige vriendin.
Verder heeft het hof kennisgenomen van pro Justitia rapportages van forensisch psychiater [psychiater] van 22 februari 2022 en gezondheidspsycholoog [psycholoog] van 21 februari 2022.
Uit het onderzoek van de psychiater [psychiater] blijkt onder meer het volgende. In
diagnostische zin kan bij verdachte gesproken worden van een ziekelijke stoornis van de
geestvermogens in de zin van een stoornis in het gebruik van cannabis, matig/ernstig en een
gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde
persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Het handelen van verdachte kan begrepen worden vanuit zijn kwetsbare zelfbeeld en problematische agressieregulatie als onderdeel van de persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De psychiater adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Op korte termijn wordt het risico op herhaling als matig en op de (middel)lange termijn als matig tot hoog ingeschat. Volgens de psychiater is, gezien de ernst van de psychopathologie, langdurende en intensieve ambulante behandeling noodzakelijk. Hierbij kan zowel gedacht worden aan de combinatie van individuele behandeling en groepsbehandeling (bij voorkeur de combinatie van beide) vanuit een eenduidig psychotherapeutisch referentiekader, zoals schemagerichte therapie of Mentalization-Based Therapy.
Psycholoog [psycholoog] onderschrijft grotendeels de bevindingen van psychiater [psychiater] .
Daarnaast blijkt uit zijn rapport het volgende. Verdachte is vanuit zijn persoonlijke
problematiek volstrekt onvoldoende in staat om met woede, teleurstelling en een gevoel van
machteloosheid om te gaan en het lukt hem onvoldoende om op momenten waarop de
interne spanning oploopt, de gevoelens te controleren. Volgens de psycholoog heeft dit
geresulteerd in het ten laste gelegde, waardoor het in verminderde mate aan verdachte dient
te worden toegerekend. Het risico op vergelijkbaar delictgedrag wordt op de korte termijn
ingeschat als matig, maar op de langere termijn als hoog.
Het hof neemt deze conclusies van de deskundigen over en zal het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De reclassering (GGZ Inforsa) heeft op 20 mei 2022 een advies over tbs met voorwaarden
uitgebracht. Daaruit blijkt dat de reclassering de kans op recidive inschat als hoog en dat
positief wordt geadviseerd over tbs met voorwaarden bij oplegging van de in het advies
genoemde voorwaarden, die - kort gezegd- het volgende inhouden: (1) geen strafbare feiten
plegen, (2) meewerken aan reclasseringstoezicht, (3) meewerken aan een time-out, (4) niet
naar het buitenland, (5) klinische behandeling voor verslavingsproblematiek, (6) beschermd
wonen, (7) ambulante behandeling, (8) dagbesteding, (9) openheid over relaties, (10)
financiën, (11) drugsverbod, (12) alcoholverbod, (13) locatieverbod en (14) contactverbod
met aangeefster. De reclassering adviseert om deze tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te
verklaren en daarnaast een GVM-maatregel op te leggen.
Op 1 februari 2023 heeft de reclassering weer een rapport over verdachte opgemaakt. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 26 augustus 2022 bij FPK [kliniek] verblijft in het kader van de dadelijk uitvoerbaar verklaarde tbs-maatregel. Er is gerapporteerd dat verdachte sinds zijn plaatsing goed meewerkt aan de gestelde voorwaarden en het
tbs-toezicht. Over het algemeen zijn er positieve signalen over zijn deelname aan de behandeling en zijn functioneren op de afdeling. De aangereikte zorg lijkt helpend en vanuit de reclassering bestaat de voorkeur om de ingezette hulp in het kader van tbs met voorwaarden voort te zetten. Daarbij is wel in overweging gegeven om het contactverbod te laten vervallen of aan te passen, zodat er ruimte wordt gemaakt voor contactherstel.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zelf ook van mening is dat hij hulp nodig heeft en dat hij wil meewerken aan behandeling en begeleiding, omdat hij als gevolg van zijn cocaïnegebruik naar eigen zeggen erg is veranderd. Het verblijf in [kliniek] valt hem echter zwaar en de maatregel van tbs werkt naar zijn idee stigmatiserend. Verdachte past naar zijn idee niet bij de groep van personen die in de kliniek moet verblijven en vindt het daarom moeilijk om steeds gemotiveerd te blijven. Als de maatregel van tbs met voorwaarden toch wordt opgelegd, zal hij zich wel volledig blijven inzetten om zo snel mogelijk stappen te kunnen maken.
Straf
Het hof is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan zo ernstig zijn dat niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het incident zelf is als zeer ernstig te beschouwen en het is niet de eerste keer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan partnermishandeling. Al het voorgaande samengenomen is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, passend is.
Maatregel
Gelet op de adviezen van de deskundigen en de reclassering heeft de rechtbank als volgt getoetst of aan de vereisten is voldaan om tbs met voorwaarden op te leggen:
Voor het kunnen opleggen van tbs met voorwaarden moet aan een aantal vereisten zijn
voldaan, namelijk:
i. er dient sprake te zijn van een tbs-waardig delict: een misdrijf bedreigd met ten
minste vier jaar gevangenisstraf of dat is genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1,
van het Wetboek van Strafrecht;
ii. er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was
van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
iii. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen
vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
iv. verdachte dient zich bereid te hebben verklaard tot naleving van de voorwaarden en
v. er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van tbs. Ten
eerste heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waar naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer op is gesteld, te weten mishandeling
van zijn levensgezel. Ten tweede was bij verdachte volgens de deskundigen sprake van een
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een
persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, alsmede een stoornis in het
gebruik van cannabis en cocaïne, matig van ernst, waardoor geadviseerd is om het ten laste
gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten derde maakt de veiligheid
van personen dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld. Verdachte wordt
veroordeeld voor een geweldsdelict en de inschatting van de deskundigen is dat het risico op herhaling op lange termijn (zonder behandeling) matig tot hoog is. Ten vierde heeft
verdachte zich bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden en ten vijfde is er recent
een multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt, zoals hierboven aangehaald.
Zowel psychiater [psychiater] als psycholoog [psycholoog] hebben ter terechtzitting, na vragen van
zowel de verdediging als de rechtbank, aangegeven dat wat hen betreft een behandeling in
het kader van bijzondere voorwaarden(het hof begrijpt: bij een voorwaardelijk strafdeel)
niet passend is. Daarbij is (mede) van belang dat er een zeer intensieve en lange behandeling van verdachte nodig is om zijn
(persoonlijkheids)problematiek te kunnen aanpakken, dat het moeilijk is om een dusdanige
behandelplek te verkrijgen enkel op basis van een bijzondere voorwaarde bij een
voorwaardelijke straf én dat het risico op onttrekking bij een voorwaardelijke straf (bij niet
naleving of een terugval is er alleen de optie om de straf ten uitvoer te leggen) te groot is. De verschillende opheffingen van de schorsingen van de voorlopige hechtenis van verdachte
door het telkens overtreden van de schorsingsvoorwaarden laten zien dat een stevig(er) kader nu op zijn plek is. De rechtbank is het met het voorgaande eens en constateert dat de
maatregel van tbs met voorwaarden hier passend is.
Het hof deelt deze conclusie van de rechtbank en acht ook de maatregel van tbs met voorwaarden in dit geval passend. Een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden biedt naar het oordeel van het hof een onvoldoende stevig kader voor de problematiek en worstelingen waar verdachte mee kampt. Verdachte is op de goede weg en heeft het nodige laten zien door de wijze waarop hij zich heeft opengesteld voor behandeling en de positieve stappen die hij inmiddels daarin heeft gezet, maar het hof acht het risico op een terugval vanuit een ambulant kader te groot. De maatregel van tbs met voorwaarden zal ervoor zorgen dat verdachte op de juiste wijze stapsgewijs wordt begeleid. Daar is uiteindelijk ook verdachte zelf bij gebaat.
Gelet op het meest recente reclasseringsadvies en de (mede via haar raadsvrouw geuite) wens van aangeefster op dit punt, ziet het hof op dit moment onvoldoende reden om een contactverbod met aangeefster op te leggen. Ook een locatieverbod zal niet meer als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. Verdachte zal aldus in het kader van de opgelegde maatregel verder kunnen worden begeleid in het contact met aangeefster en hun kind.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De tbs-maatregel wordt opgelegd voor een feit dat inbreuk maakt op de integriteit van het
lichaam van personen. Het hof zal daarom bepalen dat de maatregel dadelijk
uitvoerbaar zal zijn. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte ook in deze fase nog - zonder de juiste behandeling en begeleiding - opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
GVM-maatregel
Gelet op de positieve ontwikkelingen die verdachte in het kader van de opgelegde tbs-maatregel al heeft doorgemaakt, acht het hof het niet noodzakelijk dat er na afloop van die maatregel nog gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden. Daarom zal het hof geen GVM-maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

Vordering van de benadeelde partij

De vordering
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag
van € 1.083,27. Dit bedrag bestaat uit € 83,27 materiële schade en € 1.000 immateriële
schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen en de benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het bedrag wederom in zijn geheel wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is niet betwist door de verdediging en is naar het oordeel van het hof ook voldoende onderbouwd, zodat deze zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.083,27. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Gedeeltelijke vernietiging van het vonnis
- Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Oplegging straf en maatregel
Gevangenisstraf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 (acht) maanden.
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Tbs-maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van verdachte:
1. Geen strafbaar feit plegen
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2. Meewerken aan reclasseringstoezicht
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a. Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
b. Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
c. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
d. Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
e. Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
f. Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
g. Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
h. Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
3. Opname voor een time-out
Verdachte kan voor een time-out worden opgenomen in een FPC, FPK of FPA, te bepalen door de Dienst Individuele Zaken (DIZ), of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
4. Niet naar het buitenland
Indien verdachte tijdens de tbs met voorwaarden maatregel een (incidenteel) bezoek wil brengen aan het buitenland, beslist de reclassering hoe en op welke wijze dit zich verhoudt tot de geldende voorwaarde(n). De reclassering kan de officier van justitie in bijzondere gevallen daarover om advies vragen.
5. Klinische behandeling
Opname in een zorginstelling
De veroordeelde laat zich, indien geïndiceerd, opnemen en zal verblijven in [kliniek] of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, teneinde zich klinisch te laten behandelen voor zowel zijn verslavings- als persoonlijkheidsproblematiek. De opname duurt zolang de verslavingsreclassering dat in samenspraak met de zorginstelling nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
6. Wonen
Verdachte zal, indien geïndiceerd, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt voor zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
7. Ambulante behandeling
Verdachte werkt (in geval van een klinische behandeling: aansluitend daaraan) mee aan een ambulante behandeling door Inforsa Forensische Ambulante Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
8. Dagbesteding
Verdachte zal zijn dagbesteding vormgeven in overleg met zijn behandelaars en de reclassering en zich houden aan de afspraken in het kader hiervan. Hij zal niet veranderen van dagbesteding zonder toestemming van de reclassering.
9. Relaties
Verdachte geeft openheid over zijn (seksuele) relaties aan de reclassering.
Verdachte geeft toestemming om, indien de reclassering dit nodig acht, contact met hen op te nemen. Wanneer verdachte een intieme relatie krijgt, werkt verdachte, indien de reclassering dit indiceert, mee aan relatietherapie.
10. Financiën
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
11. Drugsverbod
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. Verdachte zal zijn medewerking verlenen aan controles op middelengebruik, middels urinecontroles en/ of bloedproeven indien de reclassering dit nodig acht. Cannabis mag verdachte wel gebruiken in overleg met de reclassering en zolang de reclassering dit goed vindt, bijvoorbeeld indien dit door een arts op medische indicatie wordt voorgeschreven.
12. Alcoholverbod
Verdachte gebruikt geen alcohol zolang de reclassering een verbod nodig acht. Indien alcoholgebruik wel toegestaan is houdt verdachte zich aan de afspraken die hij met betrekking tot gecontroleerd alcoholgebruik met de reclassering en zijn behandelaren maakt. Verdachte zal zijn medewerking verlenen aan controles op middelengebruik, middels urinecontroles en/of bloedproeven indien de reclassering dit nodig acht.
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 1 Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 38 lid 2 Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Vordering van de benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] geheel toe tot een bedrag van
€ 1.083,27 (duizend drieëntachtig euro en zevenentwintig cent), bestaande uit € 83,27 (drieëntachtig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.083,27 (duizend drieëntachtig euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 83,27 (drieëntachtig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
- Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
- Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
- Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 juni 2021.
Gedeeltelijke bevestiging van het vonnis
- bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. O.G. Schuur en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B. van Leeuwen, griffier,
en op 14 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het hof neemt een aantal overwegingen in het kader van de op te leggen straf over van de rechtbank. Deze overwegingen zijn schuingedrukt.