In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellanten] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, dat op 16 maart 2022 is gewezen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst tussen [appellanten] en Woningstichting GoedeStede ontbonden wegens wanbetaling, waarbij [appellanten] zijn veroordeeld tot ontruiming en betaling van de huurachterstand. [Appellanten] zijn het niet eens met deze uitspraak en hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij de vernietiging van het vonnis en terugbetaling van de betaalde bedragen eisen.
Het hof heeft in hoger beroep de vraag beantwoord of het juiste rechtsmiddel is ingesteld. Het hof concludeert dat het vonnis van de kantonrechter op tegenspraak is gewezen, waardoor het hoger beroep ontvankelijk is. Het hof bekrachtigt vervolgens het vonnis van de kantonrechter, omdat de huurachterstand van vier maanden een ernstige tekortkoming oplevert die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De door [appellanten] aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn niet voldoende om de ontbinding te weerleggen.
Daarnaast heeft het hof de bezwaren van [appellanten] tegen de proceskostenveroordeling verworpen. Het hof oordeelt dat de proceskostenveroordeling terecht is opgelegd aan [appellanten], die in het ongelijk zijn gesteld. De kosten van het hoger beroep worden vastgesteld op € 783 voor griffierecht en € 1.183 voor salaris van de advocaat. Het hof verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wijst verder gevorderde zaken af.