ECLI:NL:GHARL:2023:1966

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
21-003781-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1955, was eerder vrijgesproken van bedreiging en vernieling, maar veroordeeld voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het opzettelijk beschadigen van een dakgoot. De zaak kwam voort uit een conflict tussen de verdachte en zijn buren, waarbij de verdachte op 20 januari 2021 met een gasdrukgeweer een projectiel op de woning van de buren heeft afgevuurd, wat leidde tot schade aan de dakgoot. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging en vernieling, maar sprak de verdachte vrij van het derde feit, het voorhanden hebben van munitie, omdat er twijfel bestond over de interpretatie van de wet. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, en de in beslag genomen voorwerpen werden verbeurd verklaard. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003781-21
Uitspraak d.d.: 8 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 20 augustus 2021 met parketnummer 16-115438-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van bedreiging en vernieling vrijgesproken en ter zake van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de politierechter de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard en teruggave gelast van de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt. Ook zal het hof anders beslissen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en de inbeslaggenomen voorwerpen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2021 te [pleegplaats] [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een gasdrukgeweer een projectiel naar/tegen de woning van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te schieten;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2021 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een dakgoot en/of een deur (van de woning gelegen aan de [straat] [huisnummer X] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 20 januari 2021 te [pleegplaats] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 182, althans enige hoeveelheid, projectielen van het kaliber .45 voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze - voor zover bewezenverklaard - in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 3

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
In het proces-verbaal bevindingen wordt ten aanzien van het onder verdachte in beslag genomen wapen opgemerkt dat het een gasdrukgeweer betreft dat voorhanden mag worden gehouden. Niet blijkt dat als voorwaarde voor het voorhanden mogen hebben geldt dat er niet mee mag worden geschoten. Ten aanzien van de bij verdachte in de schuur aangetroffen munitie wordt opgemerkt dat deze geschikt is om met het eveneens daar aangetroffen gasdrukgeweer te worden afgevuurd. Deze projectielen/luchtdrukkogels zijn volgens het proces-verbaal van bevindingen dan ook geen munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie. In hetzelfde proces-verbaal van bevindingen wordt echter ook gesteld dat omdat dergelijke munitie tevens geschikt zou zijn om daar munitie van te maken voor een scherpschietend vuurwapen, het voorhanden hebben van de aangetroffen munitie in strijd zou zijn met de Wet Wapens en Munitie.
Het hof betwijfelt of dit laatste een juiste interpretatie is van de Wet Wapens en Munitie, omdat niet valt in te zien dat men wel een gasdrukgeweer voorhanden mag hebben (ook om er mee te schieten), maar niet de bijpassende munitie. Deze twijfel wordt gevoed door de tegenstrijdigheid in het proces-verbaal van bevindingen. Vanwege die twijfel komt het hof tot een vrijspraak van hetgeen verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1 en 2 [1]
Zowel de advocaat-generaal als verdachte hebben zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is voor een bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 en 2 en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Op 10 januari 2021 kregen verbalisanten een melding dat iemand nabij perceel [straat] [huisnummer XX] te [pleegplaats] een harde knal had gehoord. Verbalisanten gingen ter plaatse en werden aangesproken door mevrouw [benadeelde 3] . Zij vertelde dat ze zojuist een harde knal had gehoord afkomstig uit een boomgaard achter perceel [straat] [huisnummer XXX] . [benadeelde 3] is direct naar buiten gegaan en zag in de boomgaard een man lopen, die zij even later herkende als haar buurman de heer [verdachte] . Hij had een lang voorwerp in zijn armen. [2]
Op 20 januari 2021 deed [benadeelde 3] aangifte. Zij verklaarde dat er al jarenlang een geschil is tussen haar familie en hun buurman, de heer [verdachte] . In de afgelopen jaren hebben ze al meermalen aangifte tegen [verdachte] gedaan van vernieling, diefstal en bedreiging.
Op 20 januari 2021, omstreeks 10.30 uur, was zij in de koeienstal op hun terrein. Zij hoorde een harde knal; eenzelfde knal als zij op 10 januari 2021 had gehoord. Tien minuten later zag zij [verdachte] uit zijn schuur komen. Diezelfde middag liep zij buiten bij de woning van haar ouders ( [straat] [huisnummer X] ). Haar oog viel op een klein grijs voorwerp op de grond naast de zijdeur van de woning. Zij herkende in het voorwerp een soort patroon. De politie kwam ter plaatse en ze constateerden samen dat de dakgoot was vernield. De schade aan de dakgoot was ter hoogte waar het patroon was gevonden. De locatie waar het patroon lag, valt direct in het oog. Als het er langer had gelegen, zou het eerder zijn opgemerkt. [3]
Verbalisant kwam na de melding van [benadeelde 3] op 20 januari 2021 ter plaatse. Het is verbalisant bekend dat er sinds meerdere jaren een conflict bestaat tussen de heer [verdachte] , van [straat] [huisnummer XXX] , en de familie [benadeelde 3] . De ouders van aangeefster wonen in de woning aan [straat] [huisnummer X] . Verbalisant zag dat het patroon op ongeveer een meter afstand van de zijdeur van de woning lag. Hij heeft een foto gemaakt van de locatie waar hij het patroon aantrof. Verbalisant keek naar boven en zag dat in de dakgoot boven de deur een gat zat. Hij confronteerde [benadeelde 3] met die schade. Zij zei dat die schade nieuw was. [4]
Op woensdag 20 januari 2021 werd binnengetreden in de woning [straat] [huisnummer XXX] te [pleegplaats] . Bij aanbellen werd de deur geopend door de bewoner, de heer [verdachte] . Hij deelde mee dat er in de schuur een luchtdrukwapen lag. Vervolgens werden het wapen en de daar eveneens aangetroffen patronen in beslag genomen. [5]
Op 21 januari 2021 werd aangeefster opnieuw gehoord. Zij verklaarde dat ze werkzaam was op het agrarisch bedrijf [benadeelde 3] , gevestigd aan het [straat] [huisnummer XX] te [pleegplaats] . Zij woont met haar partner en kinderen op [straat] [huisnummer XXXX] en haar ouders op [straat] [huisnummer X] . Al vanaf het moment dat het agrarisch bedrijf is gevestigd, worden procedures aangespannen door [verdachte] . In een verzoek van [verdachte] om een voorlopige voorziening staat de volgende passage:
‘ [verdachte] heeft al eerder aangegeven dat het maffiose gedrag van de kant van de gemeente [pleegplaats] de volstrekte weerloosheid en rechteloosheid van [verdachte] impliceert, waardoor volgens [verdachte] sprake is van een zodanige situatie van overmacht dat [verdachte] zich gerechtigd acht zich met alle beschikbare middelen te verweren, zo nodig inclusief destructie en ander geweld. Tot nu toe heeft [verdachte] zich dit recht niet toegeëigend, maar aan deze gedoogsituatie komt per 1 mei 2019 een eind.’
De woning die op 20 januari 2021 beschoten is, betreft de woning van de ouders van aangeefster en bevindt zich op [straat] [huisnummer X] .
De familie leeft al jaren in veel angst en onzekerheid. Aangeefster wenste ook aangifte te doen namens haar partner, haar kinderen en haar ouders [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . [6]
Door de politie werd op 20 januari 2021 een onderzoek ingesteld. Bij de vernielde dakgoot werd een projectiel aangetroffen. In de schuur van verdachte werden een gasdrukwapen en munitie aangetroffen. Aan de voorwerpen werden de volgende SIN-nummers gekoppeld:
Kogelpatroon: AAMZ5852NL
Munitie (182 stuks): AAMZ5850NL
Gasdrukwapen: AAMZ5851NL
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen zijn de volgende vragen geformuleerd:
Is het projectiel (SIN AAMZ5852NL) afgeschoten met het wapen (SIN AAMZ5851NL) en komt het projectiel overeen met de bij verdachte aangetroffen munitie (SIN AAMZ5850NL)? [7]
Deze vragen werden voorgelegd aan het NFI. In het rapport van NFI van 10 maart 2021 werden de vragen als volgt beantwoord [8] :
Vraag 1
Het vergelijkend onderzoek naar de kraslijnen heeft aanwijzingen opgeleverd dat de kogel (AAMZ5852NL) is verschoten met het luchtdrukgeweer (AAMZ5851NL).
Voor de kogel (AAMZ5852NL) en het luchtdrukgeweer (AAMZ5851NL, kaliber .45 zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De kogel is afgevuurd uit de loop van het luchtdrukgeweer.
Hypothese 2: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het luchtdrukgeweer.
De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
De uiterlijke kenmerken en de massa van de kogel (AAMZ5852NL) komen overeen met die van de kogels (AAMZ5850NL).
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen leidt het hof af dat het verdachte is geweest die op 20 januari 2021 heeft geschoten in de richting van de woning van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] waardoor hun dakgoot werd beschadigd. Er zijn, gelet op het NFI-onderzoek sterke aanwijzingen dat de op 20 januari 2021 bij de woning aangetroffen kogel is afgevuurd met het geweer van verdachte. Bovendien komt die kogel overeen met de kogels die aangetroffen zijn in de schuur van verdachte. Aangeefster [benadeelde 3] heeft op 20 januari 2021 een knal gehoord en zag even later verdachte uit zijn schuur komen. De politie trof op dezelfde dag in die schuur het geweer aan. Verdachte heeft een aantal mogelijke alternatieve scenario’s opgeworpen (het geweer is per ongeluk afgegaan of iemand anders heeft gebruik gemaakt van het geweer), maar deze verder niet onderbouwd. Deze alternatieve scenario’s acht het hof niet aannemelijk geworden.
Doordat verdachte op een woning heeft geschoten, kon bij de bewoners ervan, mede gelet op de voorgeschiedenis die ze hadden met de verdachte de redelijke vrees ontstaan voor een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks20 januari 2021 te [pleegplaats] [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2]
en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door met een gasdrukgeweer een projectiel
naar/tegen de woning van [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] te schieten;
2.
hij op
of omstreeks20 januari 2021 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een dakgoot
en/of een deur (van de woning gelegen aan de [straat] [huisnummer X]
), in elk geval enig goed,die geheel
of ten deleaan een ander, te weten aan [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [benadeelde 1] en
[benadeelde 2] en aan het beschadigen van de dakgoot. In een langdurige strijd van verdachte tegen zijn buren heeft hij door in de richting van het woonhuis van zijn buren te schieten duidelijk een grens overschreden en een voor de slachtoffers bedreigende, angstige situatie geschapen. Daarnaast heeft verdachte de dakgoot beschadigd. Hierdoor heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendom van anderen en de benadeelden schade en overlast bezorgd. Het hof rekent dit verdachte aan.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 26 januari 2023 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat verdachte inmiddels is verhuisd, maar nog wel gezien is in de omgeving van zijn voormalige buren. Om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal het hof een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

Met betrekking tot de in beslag genomen goederen

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen verbeurd worden verklaard, aangezien het voorwerpen betreft met behulp waarvan de feiten zijn begaan.
Van de inbeslaggenomen 1 STK Wapenkoffer met wieltjes zal de teruggave worden gelast.
Van de inbeslaggenomen 182 STK Patronen zal de teruggave worden gelast, nu verdachte is vrijgesproken van het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie met betrekking tot die patronen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] en [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.045,00, bestaande uit € 1.045,- materiële schade, € 2.000,- per persoon aan immateriële schade en € 1.000,- aan proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.045,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van € 2.000,- per persoon aan immateriële schade overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat voor vergoeding van immateriële schade een wettelijke grondslag is vereist, zoals opgenomen in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het eerste lid van dat artikel luidt, voor zover hier van belang:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
(...)
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”
Van de onder b.3. bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade – in de vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ – heeft geleden tot na te melden bedrag. Daarbij neem het hof in aanmerking dat het geestelijke letsel van de benadeelde partij is toegelicht en in enige mate steun vindt in de bij de vordering overgelegde stukken, maar eveneens dat zich hier de situatie voordoet waarin reeds uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat een aantasting ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Het hof heeft daarbij mede gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de context waarbinnen het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden. Het hof schat de omvang van de immateriële schade, waarbij tevens is gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegewezen, op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid op het bedrag van € 250,- per persoon te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf na te noemen aanvangsdatum.
Proceskosten
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand. Redelijke uitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering brengt mee dat bij de begroting van de proceskosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Daarin wordt bij vorderingen beneden de € 25.000,- het ‘Liquidatietarief Kanton’ gehanteerd. Gelet op de hoogte van de toe te wijzen vordering bedraagt de vergoeding vanaf 1 februari 2023 € 199,- per punt. Het hof rekent voor elke vordering drie punten, een punt voor het indienen van de vordering, een punt voor de behandeling daarvan in eerste aanleg en een punt voor de behandeling van de vordering bij het hof. Dat zou neerkomen op een bedrag van in totaal € 1.194,-. Omdat de vordering proceskosten namens beide benadeelde partijen beperkt is tot een bedrag van € 1.000,-, zal het hof dat bedrag toewijzen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.150,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen tegen [benadeelde 3] waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen tegen [benadeelde 5] waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen tegen [benadeelde 6] waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen tegen [benadeelde 4] waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 36b, 36f, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Gasdrukwapen;
  • 1 STK Kogelpatroon.

Gelast de teruggave van:

  • 1 STK Wapenkoffer met wieltjes;
  • 182 STK Patronen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 772,50 (zevenhonderdtweeënzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit € 522,50 (vijfhonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
500,00 (vijfhonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 772,50 (zevenhonderdtweeënzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit
€ 522,50 (vijfhonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 januari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 772,50 (zevenhonderdtweeënzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit € 522,50 (vijfhonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
500,00 (vijfhonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 772,50 (zevenhonderdtweeënzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit
€ 522,50 (vijfhonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 januari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. A. H. Garos, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. R.G.J. Welbergen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman, griffier,
en op 8 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 42.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 46 en 47.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49 en 50 en de daarbij behorende foto’s.
5.Proces-verbaal van binnentreden in een woning, p. 81.
6.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster, p. 106 t/m 109.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 83 en 84.
8.Rapport NFI, p. 85 e.v.