ECLI:NL:GHARL:2023:1965

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
21-001047-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met beroep op noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1974, was betrokken bij een burenruzie op 27 september 2020, waarbij openlijk geweld werd gepleegd tegen een buurman, de heer [benadeelde]. De politierechter had de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 22 februari 2023 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De verdachte voerde aan dat zij handelde uit noodweer, omdat zij haar partner verdedigde tegen een aanval van de buurman. Het hof oordeelde dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de partner van de verdachte, waardoor het handelen van de verdachte als noodzakelijk ter verdediging kon worden aangemerkt. Het hof concludeerde dat het beroep op noodweer slaagde, waardoor de verdachte niet strafbaar was en ontslagen werd van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001047-21
Uitspraak d.d.: 8 maart 2023
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht,
van 17 februari 2021 met parketnummer 16-244504-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. M.C. Coster, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft het tenlastegelegde openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen bewezenverklaard en verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 27 september 2020 te [pleegplaats] openlijk, te weten, op de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde] door
- met een honkbalknuppel meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [benadeelde] te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam, te stompen en/of te slaan en/of
- tegen het lichaam van die [benadeelde] te schoppen en/of
- aan de haren van die [benadeelde] te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Op 27 september 2020 in [pleegplaats] was verdachte betrokken bij een burenruzie tussen enerzijds verdachte en haar partner, de heer [medeverdachte] , en anderzijds een buurman, de heer [benadeelde] .
Aangever, de heer [benadeelde] , heeft verklaard dat hij op 27 september 2020 een onhandige opmerking in de richting van de zoon van verdachte heeft gemaakt. De zoon van verdachte is naar haar toegelopen, waarop verdachte naar buiten is gegaan om verhaal te halen. Aangever heeft verder verklaard dat verdachte hem vervolgens heeft geduwd en in zijn buik geslagen en dat hij op het punt stond om haar terug te slaan. Aangever balde zijn vuist en bracht zijn arm omhoog, maar bedacht zich en bracht zijn arm weer naar beneden. Na dat moment zag aangever dat de partner van verdachte, de heer [medeverdachte] , uit zijn woning kwam rennen en dat hij een honkbalknuppel in zijn hand had. Hij zag dat [medeverdachte] de honkbalknuppel omhoog hief en hem meermaals sloeg. Aangever kon de slagen afweren met zijn arm en werd daarbij meermaals geraakt op zijn linker onderarm. Tijdens het gevecht kwamen aangever en [medeverdachte] op de grond terecht en om zich te verdedigen heeft aangever de honkbalknuppel gegrepen om het geweld te stoppen. Mogelijk heeft aangever [medeverdachte] geraakt. Daarna voelde hij dat hij meerdere keren werd geraakt en dat er ook aan zijn haren werd getrokken door verdachte en mogelijk een andere buurvrouw.
Verdachte heeft verklaard dat aangever haar zoon heeft bedreigd, waarop zij naar hem is toegelopen om verhaal te halen. Verdachte heeft aangever een duw gegeven. Op dat moment kwam de partner van verdachte naar buiten. Hij probeerde aangever naar de grond te werken. Verdachte zag dat aangever ineens de honkbalknuppel vast had en haar partner vol op het hoofd raakte. Verdachte heeft aangever toen aan zijn haren vastgehouden en hem een paar klappen in het gezicht gegeven.
Enkele getuigen hebben een en ander van het incident waargenomen en hebben verklaringen bij de politie afgelegd. Getuige [persoon 1] heeft verklaard dat hij zag dat [benadeelde] en [medeverdachte] op de grond lagen en dat verdachte [benadeelde] vasthield. Beide mannen hadden de honkbalknuppel vast en waren in gevecht om de controle over die knuppel. Hij zag dat verdachte probeerde om de mannen te scheiden en dat zij [benadeelde] in het gezicht sloeg en aan zijn haren trok. Getuige [persoon 1] heeft verklaard dat hij zag dat [medeverdachte] met een honkbalknuppel op [benadeelde] afrende en dat hij hem in zijn gezicht sloeg. Hij heeft ook gezien dat verdachte [benadeelde] aan zijn haren trok.
Uit de hierboven weergegeven verklaringen van aangever, verdachte en de getuigen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt het hof het volgende af. Toen tussen [medeverdachte] en aangever een vechtpartij ontstond, is verdachte haar partner, [medeverdachte] , te hulp geschoten en heeft zij aangever geslagen en aan zijn haren getrokken. Gelet daarop is het hof van oordeel dat er sprake was van het plegen van openlijk geweld in vereniging door verdachte en haar partner tegen aangever, welk geweld bestond uit het slaan en het aan de haren trekken van aangever door verdachte.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks27 september 2020 te [pleegplaats] openlijk, te weten
,op de [straat] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een persoon te weten[benadeelde] door
- met een honkbalknuppel meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [benadeelde] te slaan en/of
- meermalen
, althans eenmaal,met kracht tegen
het hoofd, althanshet lichaam
,te slaan en
/of
- tegen het lichaam van die [benadeelde] te schoppen en/of
- aan de haren van die [benadeelde] te trekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Door de raadsvrouw is gesteld dat er sprake is van noodweer. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat toen verdachte zag dat aangever op haar partner wilde inslaan, zij zich genoodzaakt voelde om haar partner te verdedigen. Toen aangever de macht over de knuppel kreeg, sloeg hij daarmee hard op het hoofd van de partner van verdachte.
Daarna zag verdachte dat aangever opnieuw naar haar partner wilde uithalen en op dat moment probeerde zij zijn aanval te onderbreken door hem aan zijn haren naar achteren te trekken en hem in zijn gezicht te slaan. Deze gedragingen moeten worden aangemerkt als verdedigend. Het toegepaste geweld voldoet aan de proportionaliteitseis en een andere reële mogelijkheid had verdachte niet, zodat ook aan de subsidiariteitseis is voldaan. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat verdachte daarom ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat geen sprake was van een noodweersituatie omdat verdachte het geweld heeft toegepast op het moment dat de partner van verdachte en aangever op de grond lagen en aldus voordat aangever de partner van verdachte met de knuppel heeft geslagen. Op dat moment was dus geen sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, dan wel de partner van verdachte, zodat niet is voldaan aan de vereisten voor noodweer(exces).
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Voor een geslaagd beroep op noodweer moet het handelen van verdachte zijn geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Evenals de politierechter is het hof van oordeel dat door de aanval van aangever met een knuppel op de partner van verdachte sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de partner van verdachte. Weliswaar was aangever kort daarvoor door de partner van verdachte met de knuppel aangevallen, maar toen aangever de knuppel in handen kreeg en daarmee de partner aanviel mocht verdachte haar partner (die dus ontwapend was) helpen verdedigen. Het in dit verband tegen de partner van verdachte uitgeoefende geweld was zodanig dat verdachte hem daartegen mocht verdedigen. Hierdoor kwam verdachte in een fysieke confrontatie met aangever. Het slaan en het aan de haren trekken van aangever door verdachte was naar het oordeel van het hof geboden ter noodzakelijke verdediging van haar partner en stond in redelijke verhouding tot het geweld van de wederrechtelijke aanranding. Daarmee is volgens het hof – zoals ook volgens de politierechter – voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het beroep van verdachte op noodweer slaagt. Verdachte is ten aanzien van het bewezenverklaarde feit om die reden niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.662,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Een benadeelde partij kan in de vordering tot schadevergoeding worden ontvangen als aan verdachte ter zake van een strafbaar feit waaruit die schade rechtstreeks voortvloeit enige straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf (artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering).
Van een dergelijke situatie is geen sprake nu verdachte ter zake van het plegen van openlijk geweld is ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. R.G.J. Welbergen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman, griffier,
en op 8 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.