In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd tot 2 juli 2023. De moeder stelde dat de belangen van [de minderjarige2] ook met minder ingrijpende maatregelen beschermd konden worden en verzocht om een contra-expertise. De GI, de gecertificeerde instelling, voerde verweer en vroeg het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 waren verschillende partijen aanwezig, waaronder de moeder, de GI en pleegouders. Het hof oordeelde dat de gronden voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren. De moeder had onvoldoende vertrouwen gewekt dat zij in staat was om een stabiele opvoedsituatie te creëren voor [de minderjarige2]. Het hof concludeerde dat de continuïteit en veiligheid in de dagelijkse verzorging en opvoeding van [de minderjarige2] niet gewaarborgd zouden zijn zonder de verlenging van de machtiging.
Het verzoek van de moeder om een contra-expertise werd afgewezen, omdat het hof oordeelde dat dit verzoek niet relevant was voor de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing. Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de kinderrechter, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd.