Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 9 november 2022 de gecertificeerde instelling (GI) machtigde om [de minderjarige] uit huis te plaatsen. De moeder heeft drie grieven ingediend en verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI af te wijzen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [de minderjarige] is geboren in 2022 en de moeder is alleen belast met het gezag. Op 7 april 2022 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft op 1 juli 2022 [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI en op 27 oktober 2022 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. Sindsdien verblijft [de minderjarige] in een pleegzorgvoorziening.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 heeft de moeder aangegeven open te staan voor een plaatsing in een moeder-kindhuis, maar de GI heeft verklaard dat er momenteel geen plek beschikbaar is. Het hof heeft de zorgen over de thuissituatie van de moeder en de veiligheid van [de minderjarige] overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft. Het hof heeft de motivering van de kinderrechter overgenomen en voegt hieraan toe dat er nog geen duidelijkheid is over de leerbaarheid van de moeder en het perspectief van [de minderjarige]. Het hof heeft het verzoek van de moeder afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd.