ECLI:NL:GHARL:2023:1934

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
200.315.455
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor voor betrokkene in het kader van mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een mentor voor betrokkene. De zoon van betrokkene had in eerste aanleg verzocht om hemzelf tot mentor te benoemen, maar de kantonrechter had een onafhankelijke, professionele mentor benoemd. De zoon van betrokkene ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 bleek dat er geen meningsverschillen meer waren over de benoeming van de zoon tot mentor, en dat zowel de kleindochter als de dochter van betrokkene achter deze benoeming stonden. Het hof overwoog dat de voorkeur van betrokkene, als gevolg van zijn vasculaire dementie, niet meer kon worden vastgesteld en dat zijn echtgenote was overleden. Hierdoor was er aanleiding om de zoon van betrokkene tot mentor te benoemen, conform de wettelijke voorkeur. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter en benoemde de zoon van betrokkene tot mentor, met ingang van 1 april 2023. Het verzoek van de zoon om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren werd afgewezen, omdat hij daar geen belang bij had.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.455
(zaaknummers rechtbank Gelderland 9824034 en 9824114)
beschikking van 7 maart 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de zoon van betrokkene,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Roermond.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de betrokkene],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: betrokkene,
en
[de dochter van de betrokkene],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de dochter van betrokkene,
en
[de kleindochter van de betrokkene],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de kleindochter van betrokkene,
en
[de mentor van de betrokkene] h.o.d.n. [naam1] Bemiddeling & Bewindvoering,
in privé en in haar hoedanigheid van mentor van betrokkene,
gevestigd te Nijmegen,
verder te noemen: [de mentor van de betrokkene] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 2 juni 2022, uitgesproken onder zaaknummer 9824034 en 9824114. Die beschikking wordt hierna ook de ‘bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 september 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de zoon van betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de kleindochter van betrokkene;
- [de mentor van de betrokkene] .
Ook de dochter van rechthebbende was opgeroepen, maar zij is niet naar het hof gekomen.
Aan de echtgenoot van de zoon van betrokkene, mevrouw [naam2] , is bijzondere toegang tot de mondelinge behandeling verleend.
2.3
Op 13 februari 2023 heeft het hof nog een brief ontvangen namens de zoon van betrokkene met daarbij gevoegd een verklaring van [de mentor van de betrokkene] van 10 februari 2023.

3.De feiten

3.1
Bij verzoekschrift van 8 maart 2022 heeft de zoon van betrokkene verzocht een mentorschap ten behoeve van betrokkene in te stellen en hem tot mentor te benoemen.
3.2
Bij verzoekschrift van 8 maart 2022 heeft ook de kleindochter van de betrokkene verzocht een mentorschap ten behoeve van betrokkene in te stellen en om samen met haar oom, de zoon van rechthebbende, tot mentor te worden benoemen.
3.3
[in] 2022 is [naam3] , de echtgenote van betrokkene, overleden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene en [de mentor van de betrokkene] tot mentor benoemd.
4.2
De zoon van betrokkene is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hemzelf tot mentor van betrokkene te benoemen.
4.3
Uit de onder 2.3 gemelde verklaring van [de mentor van de betrokkene] en de daaraan voorafgaande correspondentie tussen de advocaat van de zoon van betrokkene en [de mentor van de betrokkene] blijkt dat [de mentor van de betrokkene] zich niet verzet tegen de benoeming in haar plaats van de zoon van betrokkene tot diens mentor.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:452 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd. Indien de rechter aanleiding ziet om af te wijken van deze in de wet geregelde voorkeur, dient hij die beslissing op dit punt te motiveren.
5.2
Het hof overweegt als volgt. De voorkeur van betrokkene kan als gevolg van zijn vasculaire dementie niet meer worden vastgesteld en zijn echtgenote is overleden. Ingevolge het voorgaande dient in dit geval bij voorkeur een van zijn kinderen tot mentor te worden benoemd. De zoon van betrokkene wil graag mentor worden.
Uit de bestreden beschikking blijkt dat de kantonrechter van de in de wet geregelde voorkeur is afgeweken en een onafhankelijke, professionele mentor heeft benoemd, omdat de toenmalige belanghebbenden van mening zouden verschillen over de te benoemen mentor.
In hoger beroep is gebleken dat van meningsverschillen geen sprake (meer) is: tijdens de mondelinge behandeling heeft de kleindochter van betrokkene verklaard dat zij en haar moeder, de dochter van betrokkene, achter de benoeming van de zoon van betrokkene tot mentor van betrokkene staan.
5.3
Naar het oordeel van het hof is er geen aanleiding meer om van de in de wet geregelde voorkeur af te wijken. Uit de verklaring van [de mentor van de betrokkene] van 10 februari 2023 blijkt dat zij de zoon van betrokkene het mentorschap zeker toevertrouwt. Van het bestaan van bezwaren tegen de benoeming van de zoon tot mentor van betrokkene is ook anderszins niet gebleken.
5.4
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking voor zover het betreft de benoeming van de mentor vernietigen en de zoon van betrokkene tot diens mentor benoemen.
Het hof zal de zoon van betrokkene per 1 april 2023 benoemen zodat de zoon van betrokkene en [de mentor van de betrokkene] genoeg gelegenheid hebben om de overdracht van het mentorschap voor te bereiden. Om procestechnische redenen zal het hof [de mentor van de betrokkene] niet ontslaan als mentor, maar de bestreden beschikkingen met ingang van 1 april 2023 deels vernietigen.
5.5
Ten aanzien van het verzoek van de zoon van betrokkene om deze beschikking ‘voor zover nodig‘ uitvoerbaar bij voorraad te verklaren overweegt het hof als volgt. Artikel 1:452 lid 10 BW bepaalt dat de taak van de mentor aanvangt daags nadat de benoemingsbeschikking is verstrekt of verzonden, tenzij die beschikking een later tijdstip vermeldt.
Dat betekent dat de benoeming vanaf de in dat artikel bedoelde momenten werkt.
De zoon van betrokkene heeft derhalve geen belang bij toewijzing van het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt met ingang van 1april 2023 de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 juni 2022, voor zover het betreft de benoeming van de mentor, en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt met ingang van 1 april 2023 tot mentor van betrokkene: [verzoeker] , geboren te [plaats1] [in] 1967;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.E.L. Klein, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 7 maart 2023 door mr. M.H.F. van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.