Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor de rechthebbende, die lijdt aan vasculaire dementie. De zoon van de rechthebbende had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarin een professionele bewindvoerder was benoemd. De kantonrechter had in zijn beschikking van 2 juni 2022 een beperkt bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende, waarbij de toenmalige echtgenote van de rechthebbende als bewindvoerder was aangesteld. Na het overlijden van de echtgenote, heeft de zoon van de rechthebbende verzocht om zelf als bewindvoerder te worden benoemd.
Het hof overwoog dat de voorkeur van de rechthebbende voor een bewindvoerder niet meer kon worden vastgesteld door zijn geestelijke toestand. De wet schrijft voor dat bij voorkeur een van de kinderen van de rechthebbende tot bewindvoerder wordt benoemd, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding meer was om van de wettelijke voorkeur af te wijken, vooral omdat de professionele bewindvoerder geen bezwaar had tegen de benoeming van de zoon als bewindvoerder. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter en benoemde de zoon van de rechthebbende tot bewindvoerder, met ingang van 1 april 2023.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de voorkeur van de rechthebbende en de rol van de kinderen in de benoeming van een bewindvoerder, vooral in situaties waarin de rechthebbende niet meer in staat is om zijn voorkeur kenbaar te maken. De uitspraak is een bevestiging van de wettelijke richtlijnen omtrent de benoeming van bewindvoerders in het kader van het personen- en familierecht.