ECLI:NL:GHARL:2023:1933

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
200.315.355
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van de zoon van rechthebbende tot bewindvoerder na geestelijke of lichamelijke toestand van rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor de rechthebbende, die lijdt aan vasculaire dementie. De zoon van de rechthebbende had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarin een professionele bewindvoerder was benoemd. De kantonrechter had in zijn beschikking van 2 juni 2022 een beperkt bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende, waarbij de toenmalige echtgenote van de rechthebbende als bewindvoerder was aangesteld. Na het overlijden van de echtgenote, heeft de zoon van de rechthebbende verzocht om zelf als bewindvoerder te worden benoemd.

Het hof overwoog dat de voorkeur van de rechthebbende voor een bewindvoerder niet meer kon worden vastgesteld door zijn geestelijke toestand. De wet schrijft voor dat bij voorkeur een van de kinderen van de rechthebbende tot bewindvoerder wordt benoemd, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding meer was om van de wettelijke voorkeur af te wijken, vooral omdat de professionele bewindvoerder geen bezwaar had tegen de benoeming van de zoon als bewindvoerder. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter en benoemde de zoon van de rechthebbende tot bewindvoerder, met ingang van 1 april 2023.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de voorkeur van de rechthebbende en de rol van de kinderen in de benoeming van een bewindvoerder, vooral in situaties waarin de rechthebbende niet meer in staat is om zijn voorkeur kenbaar te maken. De uitspraak is een bevestiging van de wettelijke richtlijnen omtrent de benoeming van bewindvoerders in het kader van het personen- en familierecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.355
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9884096, BM 80171)
beschikking van 7 maart 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de zoon van rechthebbende,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Roermond.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: rechthebbende,
en
[de dochter van de rechthebbende],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de dochter van rechthebbende,
en
[de kleindochter van de rechthebbende],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de kleindochter van rechthebbende,
en
[naam1] h.o.d.n. [de bewindvoerder] Bemiddeling & Bewindvoering,
in privé en in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [verzoeker] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 juni 2022, uitgesproken onder zaaknummer 9884096. Die beschikking wordt hierna ook de ‘bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 september 2022;
- een bericht van [de bewindvoerder] van 23 november 2022 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de zoon van rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- de kleindochter van rechthebbende; en
- [de bewindvoerder] .
Ook de dochter van rechthebbende was opgeroepen, maar zij is niet naar het hof gekomen. Aan de echtgenote van de zoon van rechthebbende, mevrouw [naam2] , is bijzondere toegang tot de mondelinge behandeling verleend.
2.3
Op 13 februari 2023 heeft het hof nog een brief ontvangen namens de zoon van rechthebbende met daarbij gevoegd een verklaring van [de bewindvoerder] van 10 februari 2023.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van 3 mei 2022 heeft de kantonrechter wegens de geestelijke of lichamelijke toestand van rechthebbende een beperkt bewind ingesteld over diens goederen en [naam3] , de toenmalige echtgenote van rechthebbende, tot bewindvoerder benoemd. Het beperkte bewind betrof de (verondersteld) gezamenlijke woning van rechthebbende en mevrouw [naam3] in Suriname.
3.2
Mevrouw [naam3] is [in] 2022 overleden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter het beperkte bewind uitgebreid tot een bewind over alle goederen die rechthebbende (zullen) toebehoren en [de bewindvoerder] met ingang van 3 juni 2022 tot (opvolgend) bewindvoerder benoemd.
4.2
De zoon van rechthebbende is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hemzelf tot bewindvoerder over de goederen van rechthebbende te benoemen.
4.3
Uit de onder 2.3 gemelde verklaring van [de bewindvoerder] blijkt dat zij zich niet verzet tegen de benoeming in haar plaats van de zoon van rechthebbende tot bewindvoerder over de goederen van rechthebbende.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd. Indien de rechter aanleiding ziet om af te wijken van deze in de wet geregelde voorkeur, dient hij die beslissing op dit punt te motiveren.
5.2
Het hof overweegt als volgt. De voorkeur van rechthebbende kan als gevolg van zijn vasculaire dementie niet meer worden vastgesteld en de echtgenote van rechthebbende is overleden. Dat betekent in dit geval dat bij voorkeur een van de kinderen van rechthebbende tot bewindvoerder wordt benoemd. De zoon van rechthebbende wil graag bewindvoerder worden.
Uit de bestreden beschikking blijkt dat de kantonrechter van de in de wet geregelde voorkeur is afgeweken en een onafhankelijke, professionele bewindvoerder heeft benoemd. De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat de toenmalige belanghebbenden van mening verschillen over de te benoemen bewindvoerder. Inmiddels is echter vast komen te staan dat de kring van belanghebbenden kleiner is dan door de kantonrechter verondersteld: de zoon van mevrouw [naam3] is niet de zoon van rechthebbende en inmiddels staat vast dat mevrouw [naam3] geen mede-eigenaar was van het huis in Suriname. Bovendien heeft [de bewindvoerder] verklaard dat de nalatenschap van [naam3] is verdeeld.
Op de mondelinge behandeling bij het hof heeft de kleindochter van rechthebbende verklaard dat zij, evenals haar moeder (de dochter van rechthebbende) achter de benoeming van de zoon van rechthebbende tot bewindvoerderstaat.
5.3
Naar het oordeel van het hof is er geen aanleiding meer om van de in de wet geregelde voorkeur af te wijken. [de bewindvoerder] heeft in haar verklaring van 10 februari 2023 aangegeven dat zij er alle vertrouwen in heeft dat de zoon van rechthebbende het bewind kan voeren.
Van het bestaan van bezwaren tegen de benoeming van de zoon van rechthebbende tot bewindvoerder ten behoeve van rechthebbende is ook anderszins niet gebleken.
5.4
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking voor zover het betreft de benoeming van de bewindvoerder vernietigen en de zoon van rechthebbende tot bewindvoerder benoemen.
Het hof zal de zoon van rechthebbende per 1 april 2023 benoemen zodat de zoon van rechthebbende en [de bewindvoerder] genoeg gelegenheid hebben om de overdracht van het bewind voor te bereiden. Om procestechnische redenen zal het hof [de bewindvoerder] niet ontslaan als bewindvoerder, maar de bestreden beschikking met ingang van 1 april 2023 deels vernietigen.
5.5
Ten aanzien van het verzoek van de zoon van rechthebbende om deze beschikking ‘voor zover nodig’ uitvoerbaar bij voorraad te verklaren overweegt het hof als volgt. Artikel 1:435 lid 10 BW bepaalt dat de tot bewindvoerder benoemde persoon bewindvoerder wordt daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.
Dat betekent dat de benoeming vanaf de in dat artikel bedoelde momenten werkt.
De zoon van rechthebbende heeft derhalve geen belang bij toewijzing van het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt met ingang van 1 april 2023 de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 juni 2022, voor zover het betreft de benoeming van de bewindvoerder, en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt met ingang van 1 april 2023 tot bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende: [verzoeker] , geboren te [plaats1] [in] 1967;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.E.L. Klein, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 7 maart 2023 door mr. M.H.F. van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.