Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [verzoeker] en zijn advocaat;
- de bewindvoerder en
- de partner van [verzoeker] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind van [verzoeker]. Het bewind was ingesteld door de kantonrechter in de rechtbank Gelderland op 26 juli 2018, omdat [verzoeker] als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De kantonrechter had op 27 mei 2022 het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind afgewezen, waarop [verzoeker] in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij inmiddels in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. Hij heeft geen schulden meer en zijn financiële situatie is verbeterd, mede door de steun van zijn partner. De bewindvoerder heeft tijdens de zitting verklaard achter de opheffing van het bewind te staan. Het hof heeft vastgesteld dat de noodzaak voor het bewind niet langer bestaat, nu [verzoeker] zijn financiële situatie heeft hersteld en er geen reden is om aan te nemen dat hij opnieuw in financiële problemen zal komen.
Het hof heeft besloten het bewind per 1 april 2023 op te heffen, zodat de bewindvoerder de gelegenheid heeft om zijn werkzaamheden af te ronden. De beslissing van de kantonrechter is vernietigd en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van de persoonlijke situatie van de betrokkene en de mogelijkheid tot herstel van zelfredzaamheid na een periode van financiële problemen.