ECLI:NL:GHARL:2023:1931

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
200.314.968
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind op verzoek van de betrokkene na verbetering van financiële situatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind van [verzoeker]. Het bewind was ingesteld door de kantonrechter in de rechtbank Gelderland op 26 juli 2018, omdat [verzoeker] als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De kantonrechter had op 27 mei 2022 het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind afgewezen, waarop [verzoeker] in hoger beroep ging.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij inmiddels in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. Hij heeft geen schulden meer en zijn financiële situatie is verbeterd, mede door de steun van zijn partner. De bewindvoerder heeft tijdens de zitting verklaard achter de opheffing van het bewind te staan. Het hof heeft vastgesteld dat de noodzaak voor het bewind niet langer bestaat, nu [verzoeker] zijn financiële situatie heeft hersteld en er geen reden is om aan te nemen dat hij opnieuw in financiële problemen zal komen.

Het hof heeft besloten het bewind per 1 april 2023 op te heffen, zodat de bewindvoerder de gelegenheid heeft om zijn werkzaamheden af te ronden. De beslissing van de kantonrechter is vernietigd en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van de persoonlijke situatie van de betrokkene en de mogelijkheid tot herstel van zelfredzaamheid na een periode van financiële problemen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.968
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9807042)
beschikking van 7 maart 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. D.A. IJpelaar te Den Haag
en
[verweerder],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 27 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 augustus 2022;
- een brief van de bewindvoerder van 7 december 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2023 plaatsgevonden. Hierbij aanwezig waren:
  • [verzoeker] en zijn advocaat;
  • de bewindvoerder en
  • de partner van [verzoeker] .

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1949.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 26 juli 2018 zijn de goederen van [verzoeker] onder bewind gesteld omdat [verzoeker] als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, met benoeming van [verweerder] als bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind afgewezen.
4.2
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij vraagt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het beschermingsbewind alsnog op te heffen.
4.3
De bewindvoerder heeft het hof verzocht om een andere bewindvoerder te benoemen en [verzoeker] , zo begrijpt het hof, te gebieden zich in de tussentijd te onthouden van lasterpraat over de bewindvoerder.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter het bewind opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken.
5.2
[verzoeker] voert aan dat hij in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. Er zijn geen schulden meer. De auto van [verzoeker] -waaraan in de beschikking van de kantonrechter gerefereerd wordt- is betaald door zijn partner en de lasten hiervan worden al geruime periode uit het maandbudget voldaan.
5.3
De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard achter de opheffing van het bewind te staan. Nu [verzoeker] een partner heeft die hem waar nodig kan helpen, moet [verzoeker] de kans krijgen het zelf te doen.
5.4
Het hof oordeelt als volgt. Het bewind is ingesteld omdat [verzoeker] tijdelijk niet in staat was ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Hij heeft een roerige periode doorstaan. Inmiddels is [verzoeker] , na het succesvol doorlopen van een WSNP-traject, al geruime tijd schuldenvrij. Hij heeft een nieuwe partner die hem helpt en de financiële situatie van [verzoeker] is stabiel. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de bewindvoerder verklaard dat het beslag op de Duitse rente (pensioenuitkering) is opgeheven, waardoor er meer financiële ruimte is. Dit maakt dat de lasten van de nieuwe auto van [verzoeker] (voor zover deze hoger zijn dan zijn vorige auto) waarschijnlijk alsnog binnen het budget vallen. Bovendien is het hof van oordeel dat de vrees voor het ontstaan van nieuwe schulden op zichzelf geen reden is voor de voortzetting van het bewind.
Gelet op het voorgaande bestaat de noodzaak van het bewind niet langer, zodat het beschermingsbewind kan worden opgeheven.
5.5
Het hof ziet aanleiding het bewind met ingang van 1 april 2023 op te heffen, zodat de bewindvoerder de gelegenheid heeft om zijn werkzaamheden af te ronden en aan [verzoeker] over te dragen.
5.6
Nu het hof het bewind zal opheffen komt het niet toe aan de beoordeling van de verzoeken van de bewindvoerder. Hierbij merkt het hof nog op dat op grond van
artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in hoger beroep geen zelfstandig verzoek kan worden gedaan.
5.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het hoger beroep van [verzoeker] . Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 27 mei 2022;
heft op met ingang van 1 april 2023 het bewind over alle goederen die aan [verzoeker] (zullen) toebehoren;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.B. de Groot en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 7 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.