In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil over kinderalimentatie tussen de ouders van twee minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin de kinderalimentatie door de man was vastgesteld op nihil. De vrouw verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de verzoeken van de man af te wijzen. De man, verweerder in hoger beroep, vroeg het hof om het beroep van de vrouw ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 bereikten partijen overeenstemming over de kinderalimentatie en de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Het hof legde deze overeenstemming vast in de beschikking. De ouders kwamen overeen dat de kinderen per 1 april 2023 hun hoofdverblijfplaats bij de man zouden hebben en dat de kinderalimentatie voor zowel de vrouw als de man op nihil zou worden vastgesteld. Tevens werd afgesproken dat het kindgebonden budget en de kinderbijslag vanaf die datum tussen partijen zouden worden verdeeld.
Het hof vernietigde de bestreden beschikking en stelde de kinderalimentatie voor de vrouw en de man met ingang van 1 april 2023 vast op nihil. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten droeg, gezien de relatie tussen partijen en de aard van de procedure.