ECLI:NL:GHARL:2023:1929

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
200.314.597
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van bewindvoering na ontslag van de moeder als bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewindvoering van [naam1]. De moeder, die als bewindvoerder was aangesteld, was door de kantonrechter van de rechtbank Gelderland op 20 mei 2022 ambtshalve ontslagen wegens het niet tijdig indienen van rekening en verantwoording. De moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij niet op de hoogte was van haar verplichtingen en dat zij de gevraagde gegevens tijdig had ingediend. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in beginsel haar taken als bewindvoerder naar behoren heeft uitgevoerd, ondanks het feit dat zij niet op tijd rekening en verantwoording heeft afgelegd. Het hof oordeelt dat er geen gewichtige redenen zijn om de moeder te ontslaan als bewindvoerder, aangezien het vermogen van [naam1] in de afgelopen jaren is toegenomen en er geen schulden zijn. Bovendien heeft de moeder onbetwist gesteld dat zij de stukken op tijd heeft verzonden, en het hof concludeert dat zij niet eerder op de hoogte kon zijn van het feit dat de stukken de kantonrechter niet hadden bereikt.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de moeder haar functie als bewindvoerder over de goederen van [naam1] zal hernemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van continuïteit in de bewindvoering en de rol van de moeder als mentor van [naam1].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.597
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9809438)
beschikking van 7 maart 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.J. Scholten te Doetinchem,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [naam1] ,
en
[naam2] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [naam2] ,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
de vader van [naam1] ;
[de zus],
wonende te [woonplaats3] ,
de zus van [naam1] ;
[de broer],
wonende te [woonplaats4] ,
de broer van [naam1] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 20 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 augustus 2022, en
  • een journaalbericht van mr. H.J. Scholten van 31 augustus 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren de moeder en haar advocaat aanwezig.

3.De feiten en het geschil in hoger beroep

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 18 oktober 2016 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan [naam1] een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld en de moeder tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de moeder ambtshalve ontslagen als bewindvoerder en [naam2] als opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.3
De moeder is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
4.2
De kantonrechter heeft de moeder ontslagen als bewindvoerder omdat zij niet heeft voldaan aan de verplichting om tijdig periodiek rekening en verantwoording af te leggen.
4.3
De moeder stelt dat zij niet eerder op de hoogte was van haar verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording, dan bij ontvangst van de brief van de kantonrechter van 1 juli 2021. Bij brief van 2 september 2021 is dit verzoek door de kantonrechter herhaald. De moeder heeft vervolgens om uitstel verzocht en verkregen tot 1 november 2021. De moeder stelt dat zij de gevraagde gegevens over 2019 en 2020 op 12 oktober 2021 aan de kantonrechter heeft verzonden. De brief van de kantonrechter van 10 februari 2022, waarin haar een laatste termijn werd gegeven voor het indienen van de stukken, heeft de moeder niet ontvangen. De moeder ging er daarom vanuit dat zij had voldaan aan haar verplichtingen.
4.4
Het hof is van oordeel dat geen sprake is van gewichtige redenen om de moeder te ontslaan als bewindvoerder. Het hof stelt voorop dat het gaat om een relatief eenvoudig bewind, waarin het vermogen van [naam1] de afgelopen jaren met enkele duizenden euro’s is toegenomen. Er zijn geen schulden en [naam1] heeft een goed gevulde spaarrekening. Het hof leidt hieruit af dat de moeder haar taken als bewindvoerder in beginsel naar behoren heeft uitgevoerd, zij het dat zij niet op tijd rekening en verantwoording heeft afgelegd.
4.5
Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de moeder de betreffende stukken – na de herinnering van 1 september 2021 - niet op tijd heeft ingediend. De moeder heeft onbetwist gesteld dat zij de stukken op 12 oktober 2021 verstuurd heeft. Dit was binnen de door de kantonrechter verlengde termijn. De kantonrechter heeft vervolgens pas op 10 februari 2022 een laatste herinnering verzonden. Nu de moeder onbetwist stelt de laatste brief van 10 februari 2022 niet te hebben ontvangen, kon zij niet eerder dan na ontvangst van een afschrift van de bestreden beschikking weten dat de stukken de kantonrechter niet hadden bereikt. De moeder mocht er in die periode terecht vanuit gaan dat zij aan haar verplichtingen had voldaan.
4.6
Het hof acht het tenslotte in het belang van [naam1] dat de moeder, die tevens haar mentor is, ook de bewindvoerder is. Momenteel betaalt de moeder de kleding en de kosten van persoonlijke verzorging van [naam1] zelf, uit eigen middelen. De moeder heeft hier wel contact met [naam2] over gehad, maar zij heeft hiervoor nog geen betalingen ontvangen. De moeder kan als bewindvoerder effectiever handelen doordat zij dichter bij [naam1] staat en de lijnen met de zorgverleners van [naam1] korter zijn.
4.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.
4.8
De moeder is daardoor de bewindvoerder van [naam1] gebleven. Voor zover [naam2] de afgelopen periode handelingen heeft verricht, blijven deze in stand (zie artikel 1:448 lid 4 jo 1:348 BW). Ten overvloede merkt het hof op dat [naam2] over de periode van 20 mei 2022 tot 7 maart 2023 rekening en verantwoording dient af te leggen.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 20 mei 2022, voor zover daarbij de moeder als bewindvoerder is ontslagen en [naam2] tot opvolgend bewindvoerder is benoemd, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de moeder met ingang van 7 maart 2023 haar functie als bewindvoerder over de goederen van [naam1] zal hernemen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, S. Kuijpers en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 7 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.