ECLI:NL:GHARL:2023:1925

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
200.294.399
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om eenhoofdig gezag over minderjarige in het kader van communicatieproblemen tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot eenhoofdig gezag over een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om alleen met het ouderlijk gezag te worden belast, omdat zij meent dat de minderjarige klem of verloren is geraakt door de communicatieproblemen met de vader en de stress die zij ervaart. De vader, verweerder in hoger beroep, is het eens met het advies van de raad voor de kinderbescherming, die concludeert dat er geen signalen zijn dat de minderjarige klem of verloren is geraakt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders is gehandhaafd. Het hof oordeelt dat het gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige is en dat er onvoldoende gronden zijn voor een wijziging naar eenhoofdig gezag. De moeder heeft onvoldoende aangetoond dat de vader niet bereid is om de benodigde toestemming te verlenen voor beslissingen die de opvoeding van de minderjarige raken. Het hof benadrukt dat beide ouders even belangrijk zijn voor de minderjarige en dat het in zijn belang is dat zij gezamenlijk beslissingen blijven nemen. De grieven van de moeder falen, en het hof wijst het verzoek om eenhoofdig gezag af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.399
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 508717)
beschikking van 7 maart 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.L.D. van Holland te Bilthoven, gemeente De Bilt,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.C. Tijsterman te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 9 november 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een rapport van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 3 oktober 2022;
  • een journaalbericht van mr. H.L.D. van Holland van 5 januari 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. H.L.D. van Holland van 11 januari 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. H.L.D. van Holland van 25 januari 2023 met producties, en
  • een journaalbericht van mr. M.C. Tijsterman van 3 februari 2023 met productie.
1.3
Op 7 februari 2023 is de mondelinge behandeling voortgezet. Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 9 november 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag of het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] moet worden beëindigd en de moeder alleen met het ouderlijk gezag moet worden belast.
2.3
De raad heeft het onderzoek uitgebreid met een beschermingsonderzoek.
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 januari 2023 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van De Jeugd & Gezinsbeschermers te Bussum met ingang van 17 januari 2023 en tot 17 januari 2024.
2.4
De raad concludeert in het rapport van 3 oktober 2022 dat er geen signalen worden gezien waaruit blijkt dat [de minderjarige] klem of verloren is geraakt. Wijziging van het gezag is ook om andere redenen niet noodzakelijk in het belang van [de minderjarige] . Ondanks de moeizame communicatie zijn de ouders voldoende in staat invulling te geven aan het gezamenlijk gezag. [de minderjarige] lijkt vooral last te hebben van zaken die rond de zorgregeling spelen. Het probleem ligt in de onderlinge samenwerking tussen beide ouders. Eenhoofdig gezag is hiervoor volgens de raad niet de oplossing. Gelet op het autisme van [de minderjarige] is het juist van belang dat de ouders gezamenlijk beslissingen over hem blijven nemen. Er is onvoldoende gebleken dat de vader niet bereid is de hiervoor benodigde toestemming te verlenen. Bij eenhoofdig gezag van de moeder zal de vader bovendien te veel op afstand komen te staan en minder betrokken worden door de hulpverlening bij zaken die de opvoeding van [de minderjarige] raken.
2.5
De vader is het eens met het advies van de raad.
2.6
De moeder is het niet eens met het advies van de raad. De moeder ervaart heel veel stress door het gezamenlijk gezag. Dit heeft zijn weerslag op [de minderjarige] en het gezin van de moeder. De moeder vindt dat [de minderjarige] wel klem of verloren is geraakt en dat wijziging van het gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag van de moeder hiervoor de enige oplossing is. De moeder vraagt het hof haar desnoods tijdelijk alleen met het gezag over [de minderjarige] te belasten.
2.7
Het hof neemt het advies van de raad over. Het uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind is. Slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Het hof is van oordeel dat hier geen sprake is van een uitzonderingssituatie. Door de raad is geconstateerd dat [de minderjarige] niet klem of verloren is geraakt door de communicatieproblemen tussen de ouders en de stress die de moeder daardoor ervaart. Ook anderszins is een wijziging van het gezag volgens het hof niet in het belang van [de minderjarige] . De moeder heeft nog gesteld dat zij de strijd omtrent de echtscheiding die inmiddels ruim 10 jaar duurt ervaart als een uitputtingsslag en dat als gevolg daarvan haar huidige huwelijk, en de daaruit geboren minderjarige dochter, eveneens lijden door de door haar ervaren onrust. Dit moge zo zijn, maar dit kan er naar het oordeel van het hof niet toe leiden dat de vader geen zeggenschap meer heeft over [de minderjarige] . Voor [de minderjarige] zijn beide ouders even belangrijk en hij vindt het juist heel fijn dat zijn ouders samen beslissingen over hem nemen.
Het hof vindt het daarom in het belang van [de minderjarige] dat de ouders gezamenlijk met het gezag over hem belast blijven.
De moeder heeft verder, mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende gesteld dat er zich gronden voordoen die zouden kunnen leiden tot een schorsing in de uitoefening van het gezag van de vader, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
2.8
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als volgt.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 3 februari 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.B. de Groot en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjesde Wit als griffier, en is op 7 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.