4.3Ook de vrouw kan zich met een aantal beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de bijdrage in het levensonderhoud en de verdeling niet verenigen en is op haar beurt met vier niet genummerde grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. Kort samengevat verzoekt zij het hof om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
geen rekening te houden met een aflosverplichting van de man en de door hem te betalen partneralimentatie met ingang van 28 januari 2022 vast te stellen op € 1.296 per maand en met ingang van 7 april 2022 op € 1.253 per maand, ten aanzien van toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen vóór de eerste van de maand,
de peildatum voor de waardering van de woning vast te stellen op de datum van feitelijke verdeling en te bepalen dat de overwaarde per die datum tussen partijen wordt verdeeld, althans dat die peildatum wordt vastgesteld op de datum van de bestreden beschikking, zijnde 3 december 2021,
de waarde van de woning vast te stellen op basis van de door makelaar [naam3] op 22 april 2022 uitgevoerde taxatie en te bepalen dat de helft van het verschil tussen die waarde en € 300.000 door de man aan haar wordt vergoed binnen twee weken na de datum van de beschikking van het hof, en
te bepalen dat de man haar € 2.992,52 dient te vergoeden wegens verrekening van huur, hypotheekrente en -aflossing, subsidiair een bedrag van € 3.821,87 voor het geval de waarde van de woning wordt vastgesteld per 18 mei 2021, dan wel een door het hof te bepalen vergoeding, te betalen binnen twee weken na de beschikking van het hof.