In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 januari 2023, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie en woonlasten na een echtscheiding. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin haar verzoek om partneralimentatie werd afgewezen. De vrouw en de man, die in 1987 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, hebben in 2020 een echtscheiding aangevraagd, die in 2021 is uitgesproken. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de partneralimentatie afgewezen en de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de man te verplichten tot betaling van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en de helft van de hypotheeklasten van de boerderij in Frankrijk.
Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen over de verzoeken, mede op basis van de nationaliteit van partijen. Het hof bevestigt dat de rechtbank Nederlands recht heeft toegepast voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, maar Frans recht voor de partneralimentatie. De vrouw heeft geen concrete inkomensgegevens overgelegd, waardoor het hof niet kan vaststellen dat haar inkomenspositie is verslechterd door de echtscheiding. De vrouw heeft nagelaten om voldoende bewijs te leveren van haar behoefte aan een bijdrage van de man. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en wijst het meer of anders verzochte af.