Uitspraak
verzoeker in het wrakingsincident,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters M.A.F. Veenstra, J.G. Idsardi en C. Coster van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het wrakingsverzoek is ingediend meer dan twee maanden na de zitting van 9 november 2022, waar een mondelinge behandeling plaatsvond in een civiele procedure over een omgangsregeling en ondertoezichtstelling. Verzoeker heeft verklaard dat hij de rechters niet ter zitting heeft gewraakt omdat het nog niet duidelijk was hoe de beslissing zou uitvallen. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de inhoud van de tussenbeschikking van 12 januari 2023, waarin de beslissing van de kinderrechter werd bekrachtigd en de omgangsregeling werd aangehouden. Verzoeker stelt dat de motivering van deze beschikking blijk geeft van vooringenomenheid van de rechters.
De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het wrakingsverzoek voor zover het betrekking heeft op de zitting van 9 november 2022 niet tijdig is ingediend. Verzoeker had de mogelijkheid om de rechters op dat moment te wraken, maar heeft ervoor gekozen dit niet te doen. De wrakingskamer heeft verder vastgesteld dat de gronden van het wrakingsverzoek voornamelijk betrekking hebben op de inhoud van de tussenbeschikking en dat het middel van wraking geen verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen onwelgevallige beslissingen van de rechter. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechters en heeft het verzoek tot wraking afgewezen.
De beslissing van de wrakingskamer is op 3 maart 2023 openbaar uitgesproken, waarbij verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn wrakingsverzoek voor zover dit ziet op de zitting van 9 november 2022, en het verzoek tot wraking van de rechters voor het overige is afgewezen.