ECLI:NL:GHARL:2023:1780

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
21-001937-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en huiselijk geweld met betrekking tot kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van mensenhandel en mishandeling. De zaak betreft een achttienjarige vrouw die tegen haar zin in de prostitutie moest werken, waarbij de verdachte, die ruim zestien jaar ouder was, misbruik maakte van haar kwetsbare positie. De vrouw had weinig sociale contacten en woonde in een begeleid wonen-instelling. Het hof oordeelde dat de verdachte de vrouw heeft geworven, vervoerd en gedwongen om seksuele handelingen te verrichten, waarbij hij een aanzienlijk deel van haar verdiensten voor zichzelf hield. Daarnaast werd ook huiselijk geweld tegen een ex-partner van de verdachte bewezen verklaard. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren, rekening houdend met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001937-19
Uitspraak d.d.: 3 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 28 maart 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-730360-17 en 18-830106-18, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-230139-15, tegen

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] 1980 in [geboorteplaats verdachte] ,
wonende aan de [woonadres verdachte] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Lubbers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor – kort gezegd – mensenhandel met betrekking tot [naam aangeefster 1] (hierna: [achternaam aangeefster 1] ) en een drietal mishandelingen tegen [naam aangeefster 2] (hierna: [achternaam aangeefster 2] ) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd en omdat het hof tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Namens verdachte is bij akte rechtsmiddel van 9 april 2019 onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. In dat vonnis is verdachte vrijgesproken van het deelverwijt dat hij zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de variant als omschreven in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4⁰ van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte kan niet worden ontvangen in het beroep voor zover het gaat om deze deelvrijspraak, nu de wet daartegen van de zijde van verdachte geen hoger beroep mogelijk maakt. Het hof zal verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
In de hoofdzaak met parketnummer 18-730360-17:
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2015 tot en met [geboortedatum aangeefster 1] 2015 te Groningen, (althans) in Nederland en te Duitsland,
A) een ander, te weten [naam aangeefster 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [naam aangeefster 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, die [naam aangeefster 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [naam aangeefster 1] , (sub 6°),
immers heeft hij verdachte:
- die [achternaam aangeefster 1] drugs (te weten XTC en/of cocaïne) laten gebruiken en/of (vervolgens) seks met die [achternaam aangeefster 1] gehad en/of
- in het bijzijn van die [achternaam aangeefster 1] , zijn verdachtes (ex)partner [naam aangeefster 2] , in elkaar geslagen en/of erg boos geworden op die [achternaam aangeefster 2] en/of diens kind(eren) en/of
- een (aantal) foto('s) in erotische kleding gemaakt en/of laten maken van die [achternaam aangeefster 1] (terwijl die [achternaam aangeefster 1] onder invloed van drugs verkeerde) en/of
- (een) advertentie(s) op de website www.speurders.nl geplaatst en/of laten plaatsen, waarin die [achternaam aangeefster 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- de telefoon opgenomen en/of laten opnemen voor die [achternaam aangeefster 1] en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die [achternaam aangeefster 1] met (potentiële) klanten voor prostitutie en/of
- die [achternaam aangeefster 1] naar klanten vervoerd en/of
- een (gedeelte) van het door die [achternaam aangeefster 1] verdiende geld ingenomen en/of door die [achternaam aangeefster 1] laten afstaan;
terwijl die [achternaam aangeefster 1] net 18 jaar was geworden en/of over weinig sociale contacten beschikte en/of depressieve gevoelens had en/of bang was voor hem, verdachte, en/of niet voor zichzelf op kon komen en/of (aldus) geen weerstand kon bieden aan verdachte.
In de gevoegde zaak met parketnummer 18-830106-18:
1.
hij in of omstreeks de maand november 2014 te Groningen, [naam aangeefster 2] heeft mishandeld door:
- die [achternaam aangeefster 2] vast te pakken en/of op te tillen en/of (vervolgens)
- op de grond en/of tegen de verwarming te duwen en/of te gooien;
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2014 tot en met 21 juli 2015 te Groningen, [naam aangeefster 2] heeft mishandeld door:
- met een mes in het haar van die [achternaam aangeefster 2] te snijden en/of
- een gedeelte van het haar van die [achternaam aangeefster 2] af te snijden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2014 tot en met 14 november 2015, in elk geval in het jaar 2015, op diverse data en/of tijdstippen (in de slaapkamer gelegen in een woning aan [voormalig woonadres aangeefster 2] aldaar) te Groningen, (meermalen) [naam aangeefster 2] heeft mishandeld door (telkens) tegen het lichaam van die [achternaam aangeefster 2] te slaan en/of te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze – in geval van bewezenverklaring – in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Standpunten met betrekking tot de bewijsvraag

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring kan worden overgenomen, met dien verstande dat ook de handeling 'werven' moet worden bewezen verklaard. De verklaringen van [achternaam aangeefster 1] en [achternaam aangeefster 2] worden voldoende ondersteund door andere verklaringen en dat sprake is van het samenspannen van aangeefsters en de getuigen tegen verdachte blijkt nergens uit.
Door en namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is primair opgemerkt dat de verklaringen van [achternaam aangeefster 1] en [achternaam aangeefster 2] onvoldoende waarheidsgetrouw zijn, omdat deze innerlijk en in samenhang bezien tegenstrijdig zijn. Mede daarop gelet is er onvoldoende overtuigend bewijs voor alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair is opgemerkt dat als de verklaringen wel tot het bewijs worden gebezigd, daaruit in ieder geval niet blijkt van dwang tegen [achternaam aangeefster 1] . Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hooguit een periode van drie-vier maanden kan worden bewezen verklaard. Ter terechtzitting heeft de verdediging voorts het verzoek gedaan om getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] te horen. Verdachte zelf zegt dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de prostitutiewerkzaamheden van [achternaam aangeefster 1] .

De waarheidsgetrouwheid van de verklaringen van [achternaam aangeefster 1] en [achternaam aangeefster 2]

Het hof stelt voorop dat in zijn algemeenheid, maar zeker in mensenhandelzaken, zorgvuldig en behoedzaam moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen in strafzaken. De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van belastende verklaringen van vermeende slachtoffers in mensenhandelzaken kan immers onder druk staan vanwege bijvoorbeeld wraakgevoelens. Ook kan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers negatief beïnvloed zijn door angst, gevoelens van loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving over mensenhandel.
De verklaringen van beide aangeefsters dienen te worden beoordeeld op de mate van consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in de verklaringen op onderdelen inconsistenties of zelfs tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet ongeloofwaardig en/of onbetrouwbaar. Verschillen tussen hun verklaringen kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt zijn door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, als gevolg van tijdsverloop of teweeggebracht zijn onder invloed van emoties en ontstaan zijn door het delict. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken, de wijze waarop deze zijn afgelegd en de mate waarin deze bevestigd worden door ander bewijsmateriaal.
Dat de verklaringen van aangeefsters niet volledig en in alle onderdelen overeenkomen, maakt nog niet dat de verklaringen daarom onbruikbaar zijn vanwege een gebrek aan waarheidsgetrouwheid. Voor die afwijkingen kunnen immers allerlei oorzaken bestaan. Zo kan het tijdsverloop in enigerlei mate invloed hebben gehad op onderdelen van de verklaringen van aangeefsters. Het hof stelt daarbij vast dat beide aangeefsters in 2017 aangifte hebben gedaan met betrekking tot gebeurtenissen in de jaren 2014 en 2015. De kern van hun verklaringen – voor zover die gaan over de in het kader van de tenlastelegging relevante onderdelen, bijvoorbeeld over de verdeling van de verdiensten van [achternaam aangeefster 1] en het uitgeoefende geweld tegen [achternaam aangeefster 2] – is naar het oordeel van het hof consistent en is – tussen het moment van het intakegesprek van [achternaam aangeefster 1] in 2016, de aangiftes door [achternaam aangeefster 1] en [achternaam aangeefster 2] bij de politie in 2017 en hun verklaringen bij de raadsheer-commissaris in maart 2023 – niet sterker aangezet. Het hof betrekt daarbij bovendien dat de verklaringen worden ondersteund door (onder meer) de verklaringen van anderen, zoals hieronder zal blijken in de gebezigde bewijsmiddelen. Dat sprake is van enigerlei afstemming tussen de aangeefsters en de anderen is het hof niet gebleken. De enkele niet nader onderbouwde stelling van verdachte is daartoe onvoldoende. Het feit dat verdachte en [achternaam aangeefster 2] destijds in een familierechtelijke procedure waren verwikkeld is daarvoor evenmin voldoende. De totale indruk die de verklaringen van aangeefsters maken, brengt het hof tot het oordeel dat deze voldoende waarheidsgetrouw zijn en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Voor uitsluiting van de verklaringen ziet het hof dan ook geen aanleiding. Voordat het hof overgaat tot de bespreking van de overige verweren, zal het hof de verzoeken tot het horen van getuigen bespreken, gevolgd door de weergave van de gebezigde bewijsmiddelen. Daarbij geldt dat het hof van oordeel is dat een deel van het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de hieronder gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft ook overigens geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Verzoeken tot het horen van getuigen

De verdediging heeft eerst per e-mail van 15 februari 2023 het verzoek gedaan om getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] te mogen ondervragen, welk verzoek ter terechtzitting is herhaald. Daartoe is aangevoerd dat beide getuigen belastend hebben verklaard en dat de verdediging nog niet het ondervragingsrecht heeft kunnen maar nog wel wil uitoefenen. De raadsvrouw heeft daarbij voorts gewezen op het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Keskin vs. Nederland van 19 januari 2021, nr. 2205/16, ECLI:C:ECHR:2021:0119 (hierna: het Keskin-arrest). De verdediging heeft ter terechtzitting verder gezegd dat er geen wensen tot het horen van andere getuigen zijn.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken moeten worden afgewezen.
In dit geval heeft de verdediging daags voor de geplande inhoudelijke behandeling naar voren gebracht dat beide getuigen belastend hebben verklaard over de verdenkingen in de onderhavige zaak, dat de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen en dat zij graag nog van die mogelijkheid gebruik wil maken. Ten aanzien van getuige [naam getuige 2] geldt bovendien dat zijn verklaring door de rechtbank voor het bewijs is gebruikt
(bewijsmiddel 8 in de zaak met parketnummer 18-730360-17). Het hof stelt vast dat een verzoek tot horen van deze getuige eerder door het hof is toegewezen, maar dat de verdediging per e-mail van 1 april 2022 afstand heeft gedaan van het horen van deze getuige, waardoor de getuige niet is gehoord. Op die afstand van het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuige is de verdediging thans kennelijk teruggekomen.
Het hof gebruikt de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] niet voor het bewijs en wijst de verzoeken tot het nader horen van deze getuigen af. Reeds vanwege het feit dat verklaringen niet gebruikt worden voor het bewijs en de raadsvrouw het horen van deze getuigen heeft gevraagd, omdat ze belastend hebben verklaard, is toewijzing niet noodzakelijk, is de afwijzing van de verzoeken niet in strijd met het recht van verdachte op een eerlijk proces en is verdachte evenmin op andere wijze in zijn verdediging geschaad.

Bewijsmiddelen

De hierna te noemen wettige bewijsmiddelen betreffen – tenzij anders vermeld – telkens bijlagen van de volgende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van de politie Noord-Nederland:
het proces-verbaal genaamd NNRCC17010 KAMBA, opgemaakt door [naam verbalisant 1] , brigadier van politie Noord-Nederland, gesloten en getekend op 12 december 2017, doorgenummerde pagina’s 1-564
(hierna: het eerste proces-verbaal); en
het proces-verbaal genummerd PL0100-2017061459, opgemaakt door [naam verbalisant 2] , hoofdagent van politie Noord-Nederland, gesloten en getekend op 29 mei 2018, doorgenummerde pagina’s 1-65
(hierna: het tweede proces-verbaal);
waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het volgens de inhoud kennelijk betrekking heeft.
In de hoofdzaak met parketnummer 18-730360-17:
1. een
proces-verbaal van bevindingen, als bijlage op pagina’s 326-327 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
relaas van verbalisanten over een gesprek met [naam aangeefster 1] op 18 februari 2016:
Op pagina 326:
Door een collega is op 9 februari 2016 gesproken met [naam ambulant begeleider] , ambulant begeleider van [naam aangeefster 1] bij [naam jeugdzorginstelling Noord-Nederland] . Hieruit bleek dat [naam aangeefster 1] (geboren op [geboortedatum aangeefster 1] 1996) mogelijk slachtoffer was van mensenhandel. Tijdens het intakegesprek op 18 februari 2016 verklaarde [achternaam aangeefster 1] dat zij in 2014 enkele maanden onder dwang van [voornaam verdachte]
(het hof begrijpt hierna telkens: verdachte)in de prostitutie heeft gezeten. Ze verklaarde meer dan tien keer seks te hebben gehad met mannen terwijl ze voor [voornaam verdachte] werkte. Ze is daarvoor een keer naar Duitsland geweest, maar heeft ook in Groningen gewerkt. Het grootste deel van het geld dat ze hiermee verdiende moest ze afgeven, een klein deel mocht ze zelf houden.
2. een
proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage op pagina’s 323-325 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam aangeefster 1] op 22 maart 2017:
Op pagina 324:
Het geld dat ik verdiende moest ik direct inleveren. Daarna kreeg ik wat geld terug. Dat mocht ik nooit tellen en moest ik direct wegstoppen. [voornaam verdachte] kon om hele kleine dingen heel erg boos worden. Ik heb een keer meegemaakt dat ik in de woning van [voornaam aangeefster 2]
(het hof begrijpt telkens: [naam aangeefster 2] )was. Er ontstond ineens ruzie tussen [voornaam aangeefster 2] en [voornaam verdachte] in de slaapkamer. Ik durfde met
(het hof begrijpt: niet)naar [voornaam aangeefster 2] en [voornaam verdachte] te gaan omdat ik bang was om klappen te krijgen van [voornaam verdachte] . Ik was zo bang voor hem omdat hij ook wel eens tegen mij tekeer is gegaan. Als [voornaam verdachte] boos was, dan stond je te trillen van angst. Ik heb nooit gezien dat er geweld werd gebruikt, maar de geluiden die uit de slaapkamer kwamen waren voor mij duidelijk genoeg: [voornaam verdachte] deed [voornaam aangeefster 2] pijn. Als ik er was had [voornaam verdachte] vaak woordenwisselingen met [voornaam aangeefster 2] en soms sloeg hij haar op de slaapkamer in elkaar. [voornaam verdachte] was in het begin op het oog een vriendelijke man, maar later werd al snel duidelijk dat hij niet zo was. Hij was agressief en kon erg boos worden. Door de drugs werd zijn agressie nog erger.
3. een
proces-verbaal van verhoor aangever, als bijlage op pagina’s 330-340 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam aangeefster 1] op 25 april 2017:
Op pagina 339:
[voornaam aangeefster 2] nam de telefoon op als er naar die site werd gebeld. Dat wilde [voornaam verdachte] . Ze nam op met de naam die bij de advertentie van mij stond. Als een klant belde, ging ze meestal naar de slaapkamer en maakte zij een afspraak met de klant. Ik moest er dan heen. [voornaam aangeefster 2] vertelde het aan [voornaam verdachte] . Hij vertelde mij waar ik heen moest en soms vertelde [voornaam aangeefster 2] het.
Op pagina 340:
Het is twee jaar geleden dat ik naar Duitsland werd gebracht.
4. een
proces-verbaal van verhoor aangever, als bijlage op pagina’s 348-359 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam aangeefster 1] op 18 mei 2017:
Op pagina 355:
Ik weet nog dat ik naar de eerste man ben gebracht. Die eerste klant was een oude man, vlak bij de Grote Markt.
Op pagina 356:
[voornaam verdachte] bracht mij erheen op de fiets. Ik moest daarheen en ik durfde niet echt tegen [voornaam verdachte] in te gaan. Ik vond hem best wel intimiderend. Ik stond op dat punt van mijn leven niet zo sterk in mijn schoenen als nu.
Op pagina 357:
Met die eerste man heb ik gewoon normaal seks gehad. Volgens mij was het tachtig of negentig euro voor een half uur. Die man was klaar en gaf het geld. Ik liep toen naar buiten. Daar stond [voornaam verdachte] . Ik moest het geld aan hem geven. Het moment waarop ik het geld aan hem gaf verschilde per keer. Soms was dat direct en soms pas bij [voornaam aangeefster 2] thuis. [voornaam verdachte] kreeg twee derde van wat ik verdiende. Als ik mijn geld had ging ik volgens mij naar [voornaam aangeefster 2] , want ik had in die tijd niet echt vrienden. Ik heb niet heel veel klanten gehad.
Op pagina 358:
Ik denk dat ik rond de tien klanten heb gehad. Ik kan mij nog een man uit Hoogezand en een man uit Beijum herinneren.
5. een
proces-verbaal van verhoor aangever, als bijlage op pagina’s 365-374 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam aangeefster 1] op 6 juni 2017:
Op pagina 366:
Toen ik [voornaam verdachte] net leerde kennen was het een aardige man en daarna vond ik hem best wel angstaanjagend. Af en toe kon hij zo boos worden.
Op pagina 370:
Ik heb ook in Duitsland een klant gehad.
De mannen betaalden mij het geld en ik moest dat dan inleveren bij [voornaam verdachte] . Dat ging altijd zo.
Op pagina 371:
[voornaam verdachte] regelde voornamelijk de klanten. [voornaam aangeefster 2] moest hem daarbij helpen. We hadden niet echt een afspraak over het geld. Na de klant moest ik het geld direct aan [voornaam verdachte] geven en dan zag ik wel hoeveel ik daarvan kreeg. [voornaam verdachte] bepaalde de prijzen. Ik heb het prostitutiewerk elke keer met tegenzin gedaan.
6. een
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de raadsheer-commissaris bij dit gerechtshof, mr. E.M.J. Brink, op 11 oktober 2021, betreffende een niet door de getuige ondertekende versie van het proces-verbaal van verhoor van getuige naar aanleiding van het verhoor van [naam aangeefster 1] op 29 september 2021 door voornoemde raadsheer-commissaris, bestaande uit 9 pagina’s, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam aangeefster 1] op 29 september 2021:
Op pagina 6:
U vraagt wat ik versta onder 'sekswerk
moetendoen'. Ik heb vast niet gezegd dat ik niet achter mijn keuzes stond omdat ik vrij onzeker was. Ik heb het moeten eruit opgemaakt omdat er afspraken zijn gemaakt en ik daarheen moest. Ik was bang om nee te zeggen. Ik was ook bang dat [voornaam verdachte] boos zou worden. Ik was bang dat hij hetzelfde met mij zou doen als met [voornaam aangeefster 2] .
Op pagina 7:
Als ik klaar was, kreeg ik geld en dat gaf ik aan [voornaam verdachte] . Ik kreeg daarvan een klein deel terug. Ik kreeg ongeveer honderdzestig euro per uur en er was ongeveer veertig of vijftig euro die ik terugzag.
7. een
proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage op pagina’s 420-431 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam aangeefster 2] op 9 mei 2017:
Op pagina 426:
[voornaam aangeefster 1] was een meisje in een kwetsbare positie in haar leven. Ze verbleef op dat moment in begeleid wonen. Het was een jong en kwetsbaar meisje, maakte soms impulsieve beslissingen en ze voelde zich geïntimideerd door [voornaam verdachte] . In de zomer van 2015 kwam [voornaam verdachte] met [voornaam aangeefster 1] bij mij aan de deur. Ik zag de bui al hangen. Hij wilde direct naar binnen. Ik liet hem duidelijk merken dat ik het niet wilde en dat accepteerde hij niet. Hij sleurde mij naar de slaapkamer. Daar sloeg hij mij in elkaar. [voornaam aangeefster 1] kon dit duidelijk horen. Toen [voornaam aangeefster 1] die eerste keer bij mijn woning was, kon je duidelijk zien dat het een jong meisje was. Mijn eerste ingeving was dat ze een jong, naïef meisje was, dat op zoek was naar sociale contacten.
Op pagina 427:
[voornaam verdachte] en [voornaam aangeefster 1] hebben misschien een maand of vier contact met elkaar gehad. Ik heb voornamelijk gezien dat [voornaam verdachte] met [voornaam aangeefster 1] bij mij aan de deur kwam als hij iets nodig had. Ik heb een aantal keren gezien dat ze in de prostitutie tewerk werd gesteld. Toen [voornaam aangeefster 1] terugkwam zag ik hoe ze het geld aan [voornaam verdachte] gaf. Ik heb ook gezien hoe hij het geld in een spaarpotje stopte. Hij stopte het er zogenaamd in, maar ondertussen stopte hij het gewoon in zijn eigen zak. [voornaam aangeefster 1] moest ook meer dan de helft van haar geld inleveren en [voornaam verdachte] leende ook nog iedere keer geld van [voornaam aangeefster 1] . Het geld werd gepakt en that’s it.
Op pagina 428:
[voornaam aangeefster 1] is naïef en kinderlijk, een meisje van achttien.
8. een
proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage op pagina’s 453-456 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam getuige 3] op 13 juli 2017:
Op pagina 455:
Toen [naam getuige 2] mij voor het eerst met [voornaam aangeefster 1] zag, heeft hij mij even apart genomen. Hij zei dat het beter was als ik niet met haar omging. Toen ik vroeg waarom, zei hij dat hij [voornaam aangeefster 1] een paar keer heeft weggebracht om te neuken en dat hij daar een vergoeding voor heeft gekregen. Ik weet alleen dat [naam getuige 2] het samen met [voornaam verdachte] deed. Als [naam verdachte] de [voornaam verdachte] is waarmee [naam getuige 2] samenwerkte, dan weet ik alleen dat hij [voornaam aangeefster 1] wel eens wegbracht en ook wel eens samen met [naam getuige 2] meereed om [voornaam aangeefster 1] weg te brengen. Ik heb [voornaam aangeefster 1] gevraagd naar haar prostitutiewerk, die avond toen [naam getuige 2] mij vertelde dat ik niet met haar moest omgaan. [voornaam aangeefster 1] zei dat het waar was en begon te huilen. Ik hoorde haar ook zeggen dat ze het helemaal niet wilde en dat ze ertoe werd gedwongen. Later die avond heb ik [voornaam aangeefster 1] en [naam getuige 2] gevraagd hoe het allemaal ging. Ze hebben toen allebei de naam [voornaam verdachte] genoemd.
9. de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 17 februari 2023, zoals van een en ander blijkt uit het proces-verbaal betreffende die terechtzitting, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik wist destijds dat [naam aangeefster 1] jong was en ik heb toen wel eens opgevangen dat zij begeleid woonde bij [naam jeugdzorginstelling Noord-Nederland] .
10. een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, namelijk
een Facebook Messenger-berichtenwisseling tussen verdachte en [naam aangeefster 1], opgenomen in zwart-wit-weergave, als bijlage gevoegd bij het
proces-verbaal van verhoor getuige, bij de raadsheer-commissaris bij dit gerechtshof, mr. E.M.J. Brink, op 1 maart 2022, betreffende voortzetting van het verhoor van [naam aangeefster 1] door voornoemde raadsheer-commissaris, bestaande uit 8 pagina’s en 16 pagina’s bijlagen, rechtsonderin genummerd van 0 tot en met 15, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op de als pagina 0 en 1 genummerde pagina’s:
Berichten van verdachte
(het hof: telkens links op de pagina in het wit): Hoop dat het goed met je gaat, groeten [voornaam verdachte] (…) Gaat wel goed met [voornaam aangeefster 2] . [voornaam aangeefster 2] gaat met een andere man. (…) [voornaam aangeefster 2] gaat nu met een nog mindere man dan ik vroeger was. (…) [voornaam aangeefster 1] ik weet alleen maar dat het een pooier is (…).
Bericht van [achternaam aangeefster 1]
(het hof: telkens rechts op de pagina in het zwart): Pooier. Was jij ook.
Bericht van verdachte: haha ja hé verschrikkelijk.
Bericht van [achternaam aangeefster 1] : Ja opzich.
Bericht van verdachte: Maare ik was niet een echte pooier man zoals hem. En ik was niet zo’n erge klootzak of wel soms haha.
Op de als pagina 2 genummerde pagina:
Bericht van [achternaam aangeefster 1] : Nou je was best een klootzak. En als eerlijk mag zijn was ik bang voor je. En hoe je je gedroeg tegenover [voornaam aangeefster 2] kon ook echt niet. Heb daar wel mee gezeten toen hoor.
Bericht van verdachte: Ja ik weet het [voornaam aangeefster 1] iedereen maak fouten in zijn leven en ik ben er gewoon wat later achter gekomen. Je moet niet vergeten dat ik toen ook drugs gebruikte he. Spijt mij dat je bang was voor mij.
In de gevoegde zaak met parketnummer 18-830106-18:
1. een
proces-verbaal aangifte, als bijlage op pagina’s 30-40 van het tweede proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam aangeefster 2] op 13 maart 2017:
Op pagina 32:
In november 2014 hoorde ik dat er aan mijn deur
(het hof begrijpt hierna uit de context van het bewijsmiddel telkens als locatie van de woning van aangeefster: aan [voormalig woonadres aangeefster 2] in Groningen)werd geklopt. Dit was [voornaam verdachte] . Ik wilde niet opendoen. Ik riep dat hij weg moest gaan. Ik heb toen het kettingslot van mijn deur erop gedaan. Op het moment dat ik de deur vervolgens opendeed en hem nogmaals wilde vertellen dat hij weg moest gaan, trapte [voornaam verdachte] de deur open. Ik ben uit angst snel opgestaan en de woonkamer in gerend. Mijn buurvrouw [naam getuige 4]
(het hof begrijpt telkens: [naam getuige 4] )zat daar ook. Ik zag dat [voornaam verdachte] mij achternarende. Ik voelde dat [voornaam verdachte] mij vastpakte en optilde. [voornaam verdachte] maakte een slingerende beweging en ik voelde dat hij mij door de kamer gooide. Ik viel hierdoor tegen de verwarming aan. Ik voelde hierdoor enorme pijn. [naam getuige 4] heeft alles gezien en zei er wat van tegen [voornaam verdachte] . Ik had door deze mishandeling een bult op mijn achterhoofd.
Op pagina 34:
In het begin van de zomer van 2015 kwam [voornaam verdachte] zomaar aan de deur met een meisje, [voornaam aangeefster 1] . Ik gaf toen duidelijk aan dat ik dit niet wilde. Hij pakte mij vast en trok mij in mijn slaapkamer. Daar begon hij mij te slaan en te schoppen. Hij gebruikte alles wat in zijn omgeving stond om mij te slaan, bijvoorbeeld een dweil, een bezem maar ook een stofzuiger.
Op pagina 35:
Ik heb toen
(het hof begrijpt uit de context op pagina’s 34-35: na een voorval omstreeks maart 2015)een tijdje bij een vriendin geslapen. Ik durfde eerst niet terug naar mijn huis. Toen ik uiteindelijk toch de portiek binnenging, stond [voornaam verdachte] daar. Ik zag dat hij mij met opzet in mijn buik trapte. Ik voelde een pijnscheut in mijn buik. Ik voelde dat hij mij bij mijn haren vasthield. Hij trok mij aan mijn haren de trap op. Binnen zat ik vervolgens op mijn bed. Hij liep op mij af en pakte mijn haar vast. Ik zag dat hij een mes vastpakte. Ik zag dat hij met dit mes in mijn haar begon te snijden. Hij heeft toen een heel stuk van mijn haar afgesneden.
2. een
proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage op pagina’s 323-325 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam aangeefster 1] op 22 maart 2017:
Op pagina 324:
Ik heb een keer meegemaakt dat ik in de woning van [voornaam aangeefster 2] was. Er ontstond ineens ruzie tussen [voornaam aangeefster 2] en [voornaam verdachte] in de slaapkamer. Ik heb nooit gezien dat er geweld werd gebruikt, maar de geluiden die uit de slaapkamer kwamen waren voor mij duidelijk genoeg: [voornaam verdachte] deed [voornaam aangeefster 2] pijn. [voornaam aangeefster 2] droeg altijd
(het hof begrijpt uit de context en in samenhang met de overige bewijsmiddelen: tenminste in een periode gelegen tussen 5 december 2014 tot en met 14 november 2015)bedekkende kleding. Ik kon aan [voornaam aangeefster 2] zien dat het niet goed ging. Ze zag er slecht uit. Als ik er was had [voornaam verdachte] vaak woordenwisselingen met [voornaam aangeefster 2] en soms sloeg hij haar op de slaapkamer in elkaar.
3. een
proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage op pagina’s 44-47 van het tweede proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam getuige 4] op 21 maart 2017:
Op pagina 44:
Ik ben benaderd om een verklaring af te leggen over de relatie tussen [voornaam verdachte] en [voornaam aangeefster 2] . Het is een heftige periode geweest die veel indruk op mij heeft gemaakt.
[voornaam aangeefster 2] was mijn buurvrouw op [voormalig woonadres aangeefster 2]
(het hof begrijpt: in Groningen). [voornaam aangeefster 2] was eens bij mij op visite en had ruzie gehad met [voornaam verdachte] . Ze vroeg mij of ik mee wilde naar haar huis
(het hof begrijpt in samenhang met bewijsmiddel 1: in november 2014). Eenmaal thuis had [voornaam aangeefster 2] de ketting van de voordeur erop gedaan. Op een gegeven moment stond [voornaam verdachte] voor de deur. Hij wilde de voordeur openen, maar dit lukte niet door de ketting die erop zat. Hij schreeuwde naar [voornaam aangeefster 2] dat zij de voordeur moest openen. [voornaam aangeefster 2] zei daarop: ''Nee, ga weg, ik wil je er niet in hebben.'' Op dat moment hoorde ik ineens een harde knal. Ik zag dat [voornaam verdachte] de voordeur had ingetrapt. Hij stormde de woning binnen.
Op pagina 45:
Ik zag dat hij woest was. Ik en [voornaam aangeefster 2] liepen naar de woonkamer. Ineens kwam [voornaam verdachte] ook de woonkamer in. Hij begon tegen [voornaam aangeefster 2] te schreeuwen en duwde haar ineens keihard met veel kracht op de grond.
Ik zag dat [voornaam aangeefster 2] altijd onder de blauwe plekken zat of met krassen in haar gezicht rondliep. Ik zag dat [voornaam verdachte] van een knap meisje een afgetakelde jonge vrouw maakte, die niet meer zichzelf kon zijn. Ik zag dat mijn gezellige sterke buurvouw veranderde in een angsthaas die op haar tenen moest lopen, bang dat [voornaam verdachte] haar weer zou mishandelen.
Op een dag
(het hof begrijpt uit bewijsmiddel 1: na een voorval omstreeks maart 2015)ging mijn deurbel rond half elf in de avond. Ik zag dat [voornaam aangeefster 2] voor mijn deur stond en begreep dat ze vanaf haar huis was gevlucht. Toen ze rustig was vertelde ze mij wat er was gebeurd. Ze vertelde dat [voornaam verdachte] achter haar aanzat met een mes. Ik begreep dat [voornaam verdachte] met een mes een stuk van haar haren had afgesneden. Ik zag dat er inderdaad een stuk van haar haren weg was. Ik zag dat er dikke plukken uitgesneden waren. Haar armen waren weer blauw van het vastpakken en knijpen, iets dat wekelijks te zien was.
4. een
proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage op pagina’s 48-54 van het tweede proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam getuige 5] op 20 maart 2017:
Op pagina 50:
Ik heb [voornaam aangeefster 2]
(het hof begrijpt uit de context en in samenhang met de overige bewijsmiddelen: tenminste in een periode gelegen tussen 5 december 2014 tot en met 14 november 2015)meerdere keren gezien met letsel in het gezicht: blauwe ogen, blauwe wang of een snee in haar gezicht.
5. een
proces-verbaal van verhoor getuige, als bijlage op pagina’s 320-322 van het eerste proces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als
verklaring van [naam getuige 6] op 21 maart 2017:
Op pagina 320:
Ik heb [naam verdachte] leren kennen in 2015. [voornaam verdachte] heeft mij meegenomen naar het huis van [voornaam aangeefster 2] . Ik had een plek nodig om te verblijven. [voornaam aangeefster 2] wist niks van mij [voornaam verdachte] bepaalde alles.
Op pagina 321:
Ik ben daar ongeveer drie maanden geweest.
[voornaam verdachte] sloeg [voornaam aangeefster 2] regelmatig. Als ik in de woning was
(het hof begrijpt uit de context en in samenhang met de overige bewijsmiddelen: tenminste in een periode gelegen tussen 5 december 2014 tot en met 14 november 2015)gilde [voornaam aangeefster 2] soms alles bij elkaar als [voornaam verdachte] haar sloeg. Dit was altijd op de slaapkamer.
Op pagina 322:
In die maanden dat ik daar zat, heeft [voornaam aangeefster 2] altijd onder de blauwe plekken gezeten. Er is geen moment geweest dat zij geen blauwe plekken had.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van de hoofdzaak met parketnummer 18-730360-17:
De verdediging heeft aangevoerd dat de in de hoofdzaak met parketnummer 18-730360-17 als bewijsmiddel 11 opgenomen Facebook Messenger-gesprekken niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt omdat daaruit niet duidelijk blijkt van welke data de gesprekken zijn en of deze berichten van verdachte afkomstig zijn. Het hof overweegt daartoe het volgende.
De berichtenwisseling die door [achternaam aangeefster 1] is overgelegd bij de raadsheer-commissaris loopt van de voorgaande pagina telkens vloeiend over in de volgende pagina, waardoor de berichtenwisseling integraal te volgen is. Van knip- of plakwerk tussen de berichten blijkt ook niet. Uit de inhoud van die berichten volgt dat het gesprek gaat tussen verdachte en [achternaam aangeefster 1] . Het hof hecht daarom waarde aan deze berichtenwisseling en in het bijzonder de reacties van verdachte daarin. Dat deze berichtenwisseling niet (zelfstandig) te dateren zou zijn doet daaraan naar het oordeel van het hof niet af.
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat [achternaam aangeefster 1] rond het begin van de zomer in het jaar 2015 in contact is gekomen met verdachte en [achternaam aangeefster 2] , dat [achternaam aangeefster 1] toen is meegenomen naar de woning van [achternaam aangeefster 2] , dat [achternaam aangeefster 2] daar door verdachte is mishandeld (hetgeen hoorbaar was voor [achternaam aangeefster 1] ) en dat [achternaam aangeefster 1] daarna – tegen haar zin – in de prostitutie moest werken. Verdachte zorgde (mede) voor de prostitutieafspraken, bepaalde de prijzen en regelde het vervoer. Na het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden moest [achternaam aangeefster 1] haar verdiensten afgeven aan verdachte. Daarvan kreeg zij vervolgens slechts een klein deel – ongeveer één derde – terug. Verdachte gedroeg zich bij dit alles intimiderend. [achternaam aangeefster 1] was destijds net achttien jaren oud – ruim zestien jaren jonger dan verdachte –, had weinig sociale contacten en woonde begeleid bij de jeugdzorgorganisatie [naam jeugdzorginstelling Noord-Nederland] in Groningen. Dit heeft een periode van drie à vier maanden geduurd. Uit de bewijsmiddelen volgen geen concretere data, zodat het hof voor de pleegperiode zal volstaan met de bewezenverklaring van de in de tenlastelegging opgenomen pleegperiode.
Het hof ziet – anders dan de advocaat-generaal – onvoldoende overtuigende aanknopingspunten aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte aangeefster heeft geworven met als doel om haar in een uitbuitingsituatie te brengen. Wel is het hof van oordeel dat verdachte [achternaam aangeefster 1] heeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting. Met de rechtbank ziet het hof evenmin voldoende aanleiding voor een bewezenverklaring van de handelingen overbrengen, huisvesten en opnemen.
Uit de bewijsmiddelen – in het bijzonder uit het grote leeftijdsverschil, de achtergrond van [achternaam aangeefster 1] in een begeleid wonen-instelling en het feit dat verdachte zich intimiderend heeft gedragen in de nabijheid van [achternaam aangeefster 1] , onder meer door [achternaam aangeefster 2] voor [achternaam aangeefster 1] hoorbaar te mishandelen – blijkt van een relationele ongelijkheid waardoor aangeefster in een situatie is komen te verkeren waarin zij niet in staat was om zelfstandig te bepalen of zij wel of niet naar klanten werd vervoerd en heeft zij niet zelf de beschikking gehad over de inkomsten uit haar prostitutiewerk. Verdachte is zich bewust geweest van de jonge leeftijd van aangeefster, haar achtergrond in het begeleid wonen en moet zich bewust zijn geweest van zijn intimiderende karakter tegenover haar. Desondanks heeft hij haar naar klanten vervoerd, haar laten werken in de prostitutie en haar inkomsten daarvan zich voor een groot deel toegeëigend. Het hof acht daarmee bewezen dat verdachte misbruik heeft gebruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Ofschoon het middel misbruik van overwicht een sterke overlap heeft met het middel misbruik van een kwetsbare positie en er aanwijzingen zijn dat er tevens sprake was misbruik van een kwetsbare positie, zal het hof alleen het misbruik van overwicht bewezen verklaren nu in de tenlastelegging tussen beide middelen niet (zoals gebruikelijk) en/of staat, maar slechts een komma. De aanwezigheid van één middel is voldoende om tot een bewezenverklaring van mensenhandel te komen. Het hof heeft het middel bewezenverklaard dat het duidelijkst uit de bewijsmiddelen naar voren komt.
Uit de bewijsmiddelen vloeit verder voort dat sprake was van uitbuiting en het oogmerk van uitbuiting. [achternaam aangeefster 1] had weinig of geen zeggenschap over de invulling van haar werk en in het bijzonder over haar verdiensten. Verdachte bepaalde hoe haar verdiensten werden verdeeld en eigende zich een onevenredig groot deel toe.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het voorgaande dan ook dat verdachte [achternaam aangeefster 1] heeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting (sub 1), dat hij [achternaam aangeefster 1] heeft bewogen of gedwongen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden in omstandigheden waaronder uitbuiting kan worden verondersteld (sub 9) en dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting (sub 6).
Ten aanzien van de gevoegde zaak met parketnummer 18-830106-18:
De verklaringen van aangeefster [achternaam aangeefster 2] vinden voldoende ondersteuning in de andere verklaringen die hierboven als bewijsmiddelen zijn opgenomen. Uit die hierboven opgenomen bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van het hof dan ook van het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde mishandelingen heeft begaan. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730360-17 en in de zaak met parketnummer 18-830106-18 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de hoofdzaak met parketnummer 18-730360-17:
hij in
of omstreeksde periode van 8 april 2015 tot en met 7 november 2015
te Groningen, (althans)in Nederland en
teDuitsland,
A) een ander, te weten [naam aangeefster 1] , (telkens)
door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan weldoor misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft
geworven,vervoerd
, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [naam aangeefster 1] (sub 1°); en
/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, die [naam aangeefster 1] , seksuele handelingen met
en/of vooreen derde (sub 9°); en
/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [naam aangeefster 1] , (sub 6°),
immers heeft hij verdachte:
- die [achternaam aangeefster 1] drugs (te weten XTC en/of cocaïne) laten gebruiken en/of (vervolgens) seks met die [achternaam aangeefster 1] gehad; en/of
- in het bijzijn van die [achternaam aangeefster 1]
, zijn verdachtes (ex-)partner [naam aangeefster 2] , in elkaar geslagen en/oferg boos geworden op
die[achternaam aangeefster 2]
en/of diens kind(eren); en
/of
- een (aantal) foto('s) in erotische kleding gemaakt en/of laten maken van die [achternaam aangeefster 1] (terwijl die [achternaam aangeefster 1] onder invloed van drugs verkeerde); en/of
- (een) advertentie(s) op de website www.speurders.nl geplaatst en/of laten plaatsen, waarin die [achternaam aangeefster 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling; en/of
- de telefoon opgenomen en/of laten opnemen voor die [achternaam aangeefster 1] en/of (vervolgens) afspraken gemaakt voor die [achternaam aangeefster 1] met (potentiële) klanten voor prostitutie; en/of
- die [achternaam aangeefster 1] naar klanten vervoerd; en
/of
- een (gedeelte) van het door die [achternaam aangeefster 1] verdiende geld ingenomen en
/ofdoor die [achternaam aangeefster 1] laten afstaan;
terwijl die [achternaam aangeefster 1] net 18 jaar was geworden en
/ofover weinig sociale contacten beschikte
en/of depressieve gevoelens haden
/ofbang was voor hem, verdachte, en
/ofniet voor zichzelf op kon komen en
/of(aldus) geen weerstand kon bieden aan verdachte.
In de gevoegde zaak met parketnummer 18-830106-18:
1.
hij in of omstreeks de maand november 2014 te Groningen, [naam aangeefster 2] heeft mishandeld door:
- die [achternaam aangeefster 2] vast te pakken en
/of op te tillen en/of(vervolgens);
- op de grond en/of tegen de verwarming te duwen en
/ofte gooien;
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2014 tot en met 21 juli 2015 te Groningen, [naam aangeefster 2] heeft mishandeld door:
- met een mes in het haar van die [achternaam aangeefster 2] te snijden; en
/of
- een gedeelte van het haar van die [achternaam aangeefster 2] af te snijden;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 5 december 2014 tot en met 14 november 2015
, in elk geval in het jaar 2015, op diverse data en
/oftijdstippen
(in de slaapkamer gelegen in een woning aan [voormalig woonadres aangeefster 2]
aldaar)te Groningen, (meermalen) [naam aangeefster 2] heeft mishandeld door (telkens) tegen het lichaam van die [achternaam aangeefster 2] te slaan en
/ofte schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de hoofdzaak met parketnummer 18-730360-17 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het in de gevoegde zaak met parketnummer 18-830106-18 onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens: mishandeling.
Het in de gevoegde zaak met parketnummer 18-830106-18 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van tweehonderdenveertig uren.
De raadsvrouw heeft gevraagd om een straf op te leggen die geen onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, zowel vanwege het tijdsverloop in de zaak en het feit dat verdachte zijn leven op orde heeft als vanwege de forse overschrijding van de redelijke termijn. De raadsvrouw heeft daarom verzocht aan te sluiten bij de strafeis van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel jegens [achternaam aangeefster 1] . Hij heeft een kwetsbare jonge vrouw tegen haar zin in de prostitutie laten werken, haar voor dat werk vervoerd en heeft geprofiteerd van het grootste deel van haar verdiensten uit dat werk. Volgens aangeefster is er gedurende een periode van drie à vier maanden sprake geweest van ongeveer tien klanten, zodat de omvang van de uitbuiting relatief beperkt is gebleven. Dat doet evenwel niet af aan de ernst van het verwijt, nu verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op een jonge vrouw en hij haar daarbij heeft uitgebuit.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van huiselijk geweld in verschillende vormen tegen [achternaam aangeefster 2] , zijn ex-partner. Voor huiselijk geweld bestaat geen enkele rechtvaardiging. Juist in de relationele sfeer moet men kunnen vertrouwen op geborgenheid. De ervaring leert dat slachtoffers van huiselijk geweld daar nog geruime tijd hinder en klachten van ondervinden, als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Dat [achternaam aangeefster 2] in de periode 2014-2015 is geconfronteerd met diverse uitspattingen van huiselijk geweld, rekent het hof verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf gaat het hof uit van de strafdoeleinden, te weten vergelding, speciale en generale preventie en hetgeen in het kader van de strafoplegging in mensenhandelzaken in het algemeen in ogenschouw wordt genomen, zoals onder meer volgt uit de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor de bewezen verklaarde feiten kan naar het oordeel van het hof in beginsel slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, niet alleen vanuit vergelding, maar ook ter voorkoming van uitbuiting en huiselijk geweld in de toekomst. Het hof houdt er rekening mee dat de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het zwaarste onderdeel (sub 4) van de tenlastelegging en dat dat onderdeel in hoger beroep niet meer aan de orde is. Gelet op hetgeen wel is bewezenverklaard door de rechtbank en ook in hoger beroep, acht het hof de door de rechtbank opgelegde straf in beginsel passend en neemt die straf als uitgangspunt voor de strafoplegging.
Het hof heeft meegewogen dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt of wil nemen voor zijn aandeel in het bewezenverklaarde, maar telkens volhoudt dat iedereen hem wil benadelen. Daarentegen heeft het hof ook meegewogen dat verdachte sindsdien niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Het hof heeft het tijdsverloop sinds de feiten en hetgeen door en namens de raadsvrouw van verdachte ter zitting in hoger beroep naar voren is gebracht over de persoonlijke omstandigheden van verdachte sindsdien, in strafmatigende zin meegewogen. Verdachte beschikt al enige jaren over een eigen woning en heeft een baan bij een grote koekjesfabrikant met uitzicht op een langer dienstverband. Bovendien heeft hij omgang met zijn zoontje en is er na al die jaren sprake van een aanzienlijk betere verstandhouding met [achternaam aangeefster 2] dan ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. In de persoonlijke omstandigheden en de gevolgen die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal hebben voor verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden ziet het hof, mede vanwege de forse overschrijding van de redelijke termijn in de zaak, aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat slechts kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegend is het hof van oordeel dat aangesloten moet worden bij de eis van de advocaat-generaal.
Het hof legt daarom aan verdachte op een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van tweehonderdenveertig uren, met aftrek van de twee dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een en ander zoals hieronder in het dictum van dit arrest is opgenomen.

Vordering tenuitvoerlegging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijst.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Door de officier van justitie is de tenuitvoerlegging gevorderd van het voorwaardelijke deel van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, parketnummer 18-230139-15, van 17 februari 2016 opgelegde taakstraf. Dit betrof een taakstraf voor de duur van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd voor deze voorwaardelijke straf ving aan op 3 maart 2016, zo volgt uit het strafblad van verdachte, en derhalve na het plegen van de in deze zaak aan de orde zijnde feiten. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:6:21, derde lid van het Wetboek van Strafvordering kan het openbaar ministerie naar het oordeel van het hof dan ook niet worden ontvangen in de vordering tot tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijk strafdeel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 273f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de deelbeslissing (vrijspraak) ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730360-17 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-730360-17 en in de zaak met parketnummer 18-830106-18 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-730360-17 en in de zaak met parketnummer 18-830106-18 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 18-230139-15.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. R.J. Bokhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Maaren, griffier,
en op 3 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.