Uitspraak
S&H,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Samenvatting van de eerdere uitspraak van het hof
3.De schadevergoeding per project
gederfde winstzou zijn bij dit project. Dat doet zij door te wijzen op (deels nog te maken) herstelkosten, maar dat is niet correct. Het gaat om een vergelijking tussen de situatie waarin zij nu verkeert, door schending van het concurrentiebeding door [geïntimeerde] , en die waarin zij zou verkeren wanneer [geïntimeerde] zich wel aan het beding had gehouden bij dit project. In dat geval zou er een kans zijn geweest dat S&H de opdracht voor het project zou hebben gekregen, zoals zij eerder heeft aangevoerd, en daarbij enige winst zou hebben gemaakt. S&H heeft voor de omvang van de schade geen beroep gedaan op artikel 6:104 BW. Daarom moet het hof de schade begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is en dat kan in dit geval slechts door de schade te schatten. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de kans gering is dat de opdrachtgever van het project veel meer had willen betalen dan het bedrag van € 8.500 dat feitelijk aan [geïntimeerde] betaald is. Voor welk bedrag een bedrijf, dat niet ‘zwart werkt’, in onderhandelingen met de opdrachtgever nog had kunnen en willen gaan, kan het hof moeilijk inschatten. En [geïntimeerde] stelt wel dat hij geen winst heeft gemaakt, maar dat kan het hof niet controleren en dat hoeft niet in het voordeel van [geïntimeerde] uit te pakken. Het hof schat daarom de door S&H gederfde winst op 15% van het door [geïntimeerde] ontvangen bedrag, dus op € 1.275. Daarbij is ook rekening gehouden met de kans dat de opdrachtgever het project niet aan S&H maar aan een ander bedrijf zou hebben gegund.
grief 5komt S&H op tegen de veeg uit de pan die de rechtbank haar heeft gegeven voor onvoldoende controle op inzet van personeel, materiaal en administratieve verantwoording. Zij voert aan dat geen enkele administratie bestand is tegen bedrog.
grief 6.
4.De beslissing
28 maart 2023voor: