In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020. De kinderrechter had eerder een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader, vanwege een acute medische situatie. De moeder, die samen met de vader het gezag over de minderjarige heeft, was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. De moeder verzocht het hof om de eerdere beschikkingen van de kinderrechter te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de minderjarige uit huis te plaatsen bij de vader af te wijzen.
Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling op 31 januari 2023. Het hof concludeert dat de kinderrechter terecht heeft gehandeld door de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De minderjarige stond onder toezicht van de GI, en er waren ernstige zorgen over haar ontwikkeling, waaronder spraakproblemen en obstipatie. De moeder had de voorgeschreven medicatie voor de minderjarige niet gegeven en vertoonde gedrag dat schadelijk was voor de minderjarige, zoals het creëren van negatieve beelden over de vader.
Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was om de ernstige ontwikkelingsbedreigingen van de minderjarige weg te nemen. De vader bleek in staat om de minderjarige de benodigde zorg te bieden, en de GI had gegronde redenen om zich zorgen te maken over de situatie bij de moeder. Het hof heeft de eerdere beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader werd bevestigd.