ECLI:NL:GHARL:2023:1742

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
200.320.245
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige na zorgen over ontwikkeling en kindermishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter had eerder, op 10 november 2022, de verzoeken van de Raad afgewezen. De Raad was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. De ouders van de minderjarige, die samen het gezag uitoefenen, waren het niet eens met de Raad en wilden dat de beslissing van de kinderrechter in stand bleef. De minderjarige, geboren in 2022, verblijft sinds augustus 2022 bij zijn grootmoeder, de moeder van de moeder.

Het hof heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die ernstige lichamelijke letsels heeft opgelopen, vermoedelijk door kindermishandeling. De ouders zijn in voorlopige hechtenis genomen op verdenking van kindermishandeling, wat heeft geleid tot een onderbreking van de hechtingsrelatie tussen hen en de minderjarige. Het hof oordeelt dat er hulp nodig is voor de ouders en dat de betrokkenheid van een gecertificeerde instelling, in dit geval Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE), noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen.

Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd en de minderjarige onder toezicht gesteld van SAVE voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 28 februari 2023. Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van dezelfde datum. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er beroep in cassatie wordt ingesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.320.245
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 545932)
beschikking van 28 februari 2023
in het hoger beroep van:
raad voor de kinderbescherming (de raad),
in Utrecht.
Belanghebbenden zijn:
[de moeder] (de moeder),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens in De Meern, gemeente Utrecht,
en
[de vader] (de vader),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. M. Veldman in Utrecht.
Informant is:
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE),
in Utrecht.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2022 in [plaats1] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De moeder en de vader hebben samen het gezag over [de minderjarige] . Dit betekent dat zij [de minderjarige] moeten verzorgen en opvoeden.
2.2
[de minderjarige] verblijft sinds augustus 2022 bij de oma (de moeder van de moeder).

3.De beslissing van de kinderrechter

De raad heeft de kinderrechter (in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) op 7 oktober 2022 verzocht om [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen van SAVE en een machtiging te verlenen om hem voor de duur van zes maanden uit huis te plaatsen bij de oma. Op 10 november 2022 heeft de kinderrechter deze verzoeken van de raad afgewezen.

4.Het hoger beroep

4.1
De raad is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. De raad is in hoger beroep gegaan. De raad wil dat het hof zijn verzoeken alsnog toewijst.
4.2
De ouders zijn het niet eens met de raad. Zij willen dat het hof de beslissing van de kinderrechter in stand laat.
4.3
SAVE is in hoger beroep aangemerkt als informant. Dit betekent dat SAVE niet de gelegenheid krijgt om haar mening te geven over het verzoek van de raad, maar dat SAVE wel kan worden gevraagd om het hof te informeren.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft op 20 december 2022 het beroepschrift van de raad met bijlagen ontvangen. Op 11 januari 2023 en 23 januari 2023 heeft het hof nog meer stukken van de raad ontvangen: een verslag van de zitting bij de kinderrechter en stukken die de advocaat van de moeder op de zitting bij de kinderrechter aan de kinderrechter heeft gegeven.
5.2
De zitting bij het hof was op 24 januari 2023. Aanwezig waren:
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • de ouders, beiden zonder hun advocaat.

6.De redenen voor de beslissing

de beslissing
6.1
Het hof zal een andere beslissing nemen dan de kinderrechter. Het hof zal de verzoeken van de raad om [de minderjarige] onder toezicht te stellen en een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] toewijzen. Hierna zal het hof uitleggen waarom.
wat zegt de wet
6.2
De rechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling (zoals in deze zaak: SAVE) als er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige én de ouders de hulp die noodzakelijk is voor het wegnemen van die zorgen niet of onvoldoende accepteren. Bij de kinderrechter moet wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige zelf weer kunnen dragen (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, BW). Van het ‘niet of onvoldoende accepteren van noodzakelijke hulp’ kan ook sprake zijn als het de ouders niet lukt om die hulp in te zetten.
6.3
De kinderrechter kan een machtiging verlenen tot uithuisplaatsing van een minderjarige als dit voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk is (artikel 1:265b BW).
de redenen voor de beslissing
6.4
Net als de raad is het hof van oordeel dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Het kinderdagverblijf van [de minderjarige] heeft op 29 juli 2022 een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis omdat zij bloeduitstortingen zagen op het lichaam van [de minderjarige] . Een bloeduitstorting op de wang van [de minderjarige] deed de medewerkers van het kinderdagverblijf denken aan een handafdruk. [de minderjarige] is vervolgens in het Universitair Medisch Centrum in Utrecht onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat [de minderjarige] bloeduitstortingen had op zijn neus, wang en (onderhuids) op de voorkant van zijn borstkas en buik, die volgens de onderzoeker passen bij toegebracht letsel. Daarnaast bleek dat [de minderjarige] gebroken ribben had en dat de gebroken ribben op de breuklijn een verdikking van het bot lieten zien, wat volgens de onderzoeker zou kunnen passen bij oudere breuken. De ouders hadden niet direct een verklaring voor het letsel. De vader liet weten dat hij [de minderjarige] mogelijk te wild of te hardhandig heeft gesust. Op 1 augustus 2022 zijn beide ouders aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen op verdenking van kindermishandeling. Daardoor werd [de minderjarige] abrupt van hen gescheiden en werd de ontwikkeling van zijn hechtingsrelatie [1] met hen onderbroken. De gebeurtenissen zijn zwaar geweest voor de ouders. Zij zijn nog steeds verdachten in de strafzaak (hun voorlopige hechtenis is onder voorwaarden geschorst) en zij verkeren in onzekerheid over hun toekomst. Het vertrouwen van de ouders in elkaar is beschadigd en ook het vertrouwen van de familie van [de minderjarige] in de ouders. Het hof stelt vast dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd omdat hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen terwijl zijn ouders daarvoor geen verklaring hebben, de hechtingsrelatie tussen [de minderjarige] en zijn ouders tijdelijk verbroken is geweest en de ouders zich nog steeds in een stressvolle en onzekere situatie bevinden.
6.5
Net als de raad is het hof van oordeel dat er hulp nodig is om de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] weg te nemen: hulp voor beide ouders individueel, hulp gericht op de hechtingsrelatie van [de minderjarige] met beide ouders en hulp gericht op de relatie van de ouders.
6.6
De raad heeft tijdens zijn onderzoek in 2022 gemerkt dat de ouders niet altijd even positief reageren op hulpverlening. Op dit moment zijn [naam1] (team intensieve ondersteuning, gemeente [gemeente] ) en SAVE (vanuit het vrijwillig kader) bij de ouders betrokken. Op de zitting bij het hof is gebleken dat dit goed verloopt. [naam1] heeft hulpverlening aangevraagd, onder andere Video Interactie Begeleiding. Daarnaast heeft de moeder zich aangemeld bij [naam2] en heeft zij gesprekken met de praktijkondersteuner bij de huisarts en met de reclassering. De vader heeft ook gesprekken met de praktijkondersteuner bij de huisarts en de reclassering en ook met een psycholoog. De ouders zijn tevreden over het contact met SAVE. SAVE heeft op dit moment dezelfde rol als zij zou hebben bij een ondertoezichtstelling. Het probleem is echter dat SAVE in het vrijwillig kader maar maximaal zeven maanden betrokken kan blijven, in dit geval tot begin maart 2023. Daarna zal [naam1] de begeleiding van de ouders moeten overnemen. Anders dan de ouders is het hof van oordeel dat de begeleiding door [naam1] in het vrijwillig kader onvoldoende is om de zorgen over [de minderjarige] weg te nemen. [naam1] heeft namelijk laten weten dat zij niet toegerust is op deze casus en dat zij daarvoor geen verantwoordelijkheid wil nemen. [naam1] is bijvoorbeeld niet bereid om een plan te maken voor thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de ouders. Net als de raad is het hof van oordeel dat er een instantie betrokken moet zijn die de veiligheid van [de minderjarige] waarborgt, die de hulpverlening coördineert, die een concreet plan maakt voor uitbreiding van de omgang en gezinshereniging en die daarvoor de verantwoordelijkheid neemt. SAVE kan dit doen en wil die verantwoordelijkheid nemen. Dit kan alleen niet meer in een vrijwillig kader. Ouders zijn welwillend om hulpverlening te aanvaarden maar de hulpverlening die nodig is, is in het vrijwillig kader niet beschikbaar. Daarom is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] noodzakelijk. Dat de ouders in het kader van de schorsingsvoorwaarden moeten meewerken aan hulpverlening maakt dit niet anders. Dan blijft immers gelden dat de hulpverlening moet worden gecoördineerd en dat iemand de verantwoordelijkheid moet nemen voor uitbreiding van de omgang en gezinshereniging. Die verantwoordelijkheid kan niet bij (een van) de ouders liggen en ook niet bij de oma, omdat zij emotioneel betrokken zijn bij [de minderjarige] en zij door hun eigen emoties worden belemmerd om de belangen van [de minderjarige] voorop te stellen. De inzet en regie van een neutrale instantie is noodzakelijk om de belangen van [de minderjarige] te behartigen.
6.8
Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij (voorlopig) bij de oma kan verblijven en dat vanuit die situatie ernaar wordt toegewerkt dat hij weer bij (een van) de ouders kan wonen. Een minderjarige die onder toezicht is gesteld, kan slechts met een machtiging tot uithuisplaatsing uit huis worden geplaatst (artikel 1:265a BW). Het hof zal SAVE daarom een machtiging verlenen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin (de oma).
uitvoerbaar bij voorraad
6.9
Het hof vindt het belangrijk dat de beslissing van het hof meteen geldt, ook als beroep in cassatie zou worden ingesteld. Het hof zal de beslissing daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland
(locatie Utrecht) van 10 november 2022;
stelt [de minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden-Nederland voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 28 februari 2023 tot 28 februari 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin (de oma) voor de duur van zes maanden, met ingang van 28 februari 2023 tot 28 augustus 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, S. Kuijpers en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.

Voetnoten

1.Hechting is de relatie tussen een kind en zijn opvoeder(s). Kinderen die veilig zijn gehecht zoeken in periodes van stress vooral de nabijheid van hun opvoeder(s). Onveilig gehechte kinderen doen dit minder. Zij hebben minder vertrouwen in zichzelf en in een ander. Dat kan het aangaan en in stand houden van relaties in de toekomst moeilijker maken.