In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2023, gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man die in hoger beroep zijn gegaan na een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. S. Makhloufi, en de man, vertegenwoordigd door mr. T. Cooman, zijn in 2010 in Marokko getrouwd en hebben twee minderjarige kinderen. De vrouw heeft op 21 februari 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank op 1 juli 2021 een beschikking heeft gegeven over de verdeling van de gemeenschap.
In hoger beroep heeft de vrouw drie grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoert dat de man hoofdelijk aansprakelijk is voor een lening van € 5.000,- bij een bank en dat de man onterecht € 1.000,- van een gezamenlijke bankrekening heeft gepind zonder haar toestemming. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het hof heeft geoordeeld dat de lening deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap en dat de man de aan de gemeenschap aangerichte schade moet vergoeden. De vrouw heeft in haar tweede grief ook aangevoerd dat de man voor de helft draagplichtig is voor de schulden die zij heeft gemaakt na zijn vertrek uit de echtelijke woning, maar het hof kon niet vaststellen welke schulden op de peildatum openstonden.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de schuld aan de bank en de bankrekening, en bepaald dat de man alleen draagplichtig is voor de gehele schuld aan de bank. De bankrekening wordt opgeheven en het saldo wordt bij helfte verdeeld. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.