ECLI:NL:GHARL:2023:170

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
200.292.570
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbinding koopovereenkomst en schadevergoeding op basis van EBIT

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [naam1] tegen Transporti Pervan D.O.O. De zaak betreft de ontbinding van een koopovereenkomst voor een truck, die door [naam1] was verkocht. Het hof had eerder vastgesteld dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden vanwege wanprestatie door [naam1]. In dit arrest wordt vastgesteld dat [naam1] een bedrag van € 15.000 aan Transporti Pervan moet terugbetalen, evenals een schadevergoeding van € 22.561,47. Deze schadevergoeding is gebaseerd op gederfde winst, berekend op basis van de EBIT-methode, over de periode waarin de truck niet inzetbaar was voor grensoverschrijdend vervoer.

Het hof heeft in eerdere tussenarresten het verloop van de procedure uiteengezet en de partijen in staat gesteld om hun schadevorderingen aan te passen. Transporti Pervan heeft haar schadevordering onderbouwd met een rapport van accountantskantoor Grant Thornton Croatia. Het hof heeft de argumenten van [naam1] tegen de berekening van de gederfde winst verworpen, omdat deze onvoldoende feitelijk waren onderbouwd. Het hof heeft ook geoordeeld dat Transporti Pervan haar schadebeperkingsplicht niet heeft geschonden, ondanks de vertraging in de verkoop van de truck na de inbeslagname door de grensautoriteiten.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld over de vertragingsrente, die volgens het Weens Koopverdrag en het Nederlands internationaal privaatrecht moet worden vastgesteld. De rente is berekend op € 1.308,47. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van Transporti Pervan vastgesteld op € 5.445. Het arrest is uitgesproken op 10 januari 2023, waarbij het hof de eerdere vonnissen van de rechtbank Overijssel gedeeltelijk heeft vernietigd en nieuwe veroordelingen heeft uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.570
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 241525)
arrest van 10 januari 2023
in de zaak van
[appellant] ,
die ook handelt onder de naam
[naam1],
woont in [woonplaats1] ,
appellant is en in eerste aanleg gedaagde was,
en voor wie als advocaat optreedt: mr. F. Kolkman,
tegen:
de vennootschap naar Kroatisch recht
Transporti Pervan D.O.O.
die is gevestigd in Zagreb, Kroatië,
geïntimeerde is en in eerste aanleg eiseres was,
en voor wie als advocaat optreedt: mr. T. Bezmalinovic.
Appellant wordt hieronder ook [naam1] (mannelijk) genoemd en geïntimeerde Transporti Pervan (vrouwelijk).

1.De procedure

In de tussenarresten van 22 maart 2022 en 6 september 2022 heeft het hof het verloop van de procedure tot het tweede tussenarrest beschreven. Het hof neemt over wat het in de tussenarresten al heeft geoordeeld. Na 6 september 2022 heeft Transporti Pervan een akte ingediend, waarop [naam1] bij antwoordakte heeft gereageerd.

2.Samenvatting van dit arrest

Eerder stelde het hof vast dat Transporti Pervan de koopovereenkomst met betrekking tot een truck, die door [naam1] was verkocht, op grond van door laatstgenoemde gepleegde wanprestatie rechtsgeldig heeft ontbonden. Het hof bouwt hieronder daarop voort en stelt vast dat [naam1] van de door hem ontvangen koopprijs een gedeelte ad € 15.000 in hoofdsom aan Transporti Pervan moet terugbetalen en dat hij haar daarnaast een bedrag van € 22.561,47 aan schade moet vergoeden. Omdat deze uitkomst afwijkt van die in het eindvonnis, wordt dat vonnis op onderdelen vervangen.

3.Het oordeel van het hof

internationaal privaatrecht
3.1
In het tussenarrest heeft het hof onder meer overwogen (i) dat het Weens Koopverdrag van toepassing is op de verbintenissen van partijen uit hoofde van de koopovereenkomst die tussen [naam1] en de eenmanszaak Pavlo Pervan is gesloten en (ii) dat Transporti Pervan in de rechten van die eenmanszaak is getreden. Het hof heeft Transporti Pervan in staat gesteld om haar schadevordering, die inmiddels kan worden begroot, aan te passen en toe te lichten. Transporti Pervan heeft daarvan gebruik gemaakt in de laatste akte die zij heeft ingediend. [naam1] heeft daarop in zijn antwoordakte gereageerd.
gederfde winst
3.2
Als gevolg van de tekortkoming hebben Transporti Pervan en de eenmanszaak
earnings before interest and taxmisgelopen (gederfde winst) die Transporti Pervan in § 2 tot en met § 20 van haar akte begroot op € 21.253 [1] over de periode van 14 december 2018 (dat is de datum van inbeslagname van de truck door grensautoriteiten) tot en met 17 januari 2020 (de datum van de verkoop van de truck aan een derde). Transporti Pervan heeft bij haar akte een rapport d.d. 30 september 2022 van accountantskantoor Grant Thornton Croatia (GTC) gevoegd.
3.3
Het hof gaat ervan uit dat Transporti Pervan meer omzet en ook meer winst zou hebben gemaakt indien zij en Pavlo Pervan met de verkochte truck grensoverschrijdend vervoer hadden kunnen verzorgen en gaat dus voorbij aan de tegenwerping van [naam1] dat Transporti Pervan een en ander niet heeft toegelicht en daarvan geen bewijs heeft overgelegd. Gelet op de verklaring van [naam1] op de zitting van het hof op 22 juni 2022 was de vraag naar trucks destijds namelijk veel groter dan het aanbod [2] , zodat het voor de hand ligt dat de trucks niet of nauwelijks stil stonden en ook dat Transporti Pervan klanten heeft moeten teleurstellen doordat de door [naam1] verkochte truck niet inzetbaar was. Het hof ziet geen aanleiding om van Transporti Pervan nader bewijs hiervan te verlangen. Dat de berekening uitgaat van hypotheses is ook al geen beletsel om deze te volgen. Het gaat hier namelijk om een hypothetische situatie, te weten de situatie waarin de verkochte truck geschikt zou zijn geweest voor het uitvoeren van grensoverschrijdend vervoer. Welke financiële resultaten Transporti Pervan zou hebben geboekt indien de truck wel aan de koopovereenkomst zou hebben beantwoord kan slechts geschat worden, ook al wordt bij die schatting zoveel mogelijk gelet op de werkelijke feiten en omstandigheden.
3.4
Volgens [naam1] is GTC in haar berekening uitgegaan van een wagenpark van zes vrachtwagens, terwijl niet is gebleken dat Transporti Pervan over een dergelijk wagenpark beschikte. Bovendien is niet onderbouwd dat de kosten van een truck op € 2.500 per maand moeten worden geschat, aldus nog steeds [naam1] . Het hof verwerpt ook deze tegenargumenten omdat [naam1] deze onvoldoende feitelijk heeft uitgewerkt. [naam1] heeft met name niet uiteengezet met welk aantal vrachtwagens en welke kosten GTC dan wel had moeten rekenen.
3.5
Het verweer van [naam1] tegen de berekening van de als gevolg van de tekortkoming van [naam1] door Transporti Pervan gederfde winst treft geen doel. Het hof begroot deze schadepost op € 21.253.
geen schending van schadebeperkingsverplichtingen
3.6
[naam1] vindt het onbegrijpelijk dat Transporti Pervan de truck niet meteen nadat deze door de grensautoriteiten was vrijgegeven heeft verkocht. In dit verband heeft de advocaat van Transporti Pervan op de zitting van 22 juni 2022 aangevoerd dat Transporti Pervan na de inbeslagname van de truck niet wist wat de achtergronden zijn van in ingreep van de grensautoriteiten en dat zij daar ondanks tijdrovend onderzoek ook niet achter kwam [3] . Gelet op deze toelichting ziet het hof te weinig gronden voor de stelling van [naam1] dat Transporti Pervan haar schadebeperkingsplichten niet is nagekomen.
vertragingsrente
3.7
De schade in de vorm van gederfde winst is in de periode tot en met 17 januari 2020 ontstaan. Transporti Pervan maakt aanspraak op vergoeding van de vertragingsrente over het schadebedrag, primair volgens Kroatisch recht en subsidiair Nederlands recht. Het Weens Koopverdrag bepaalt de hoogte van deze vertragingsrente niet, zodat dit verdrag op dit punt een leemte bevat. Uit artikel 7 lid 2 Weens Koopverdrag Vragen blijkt dat vragen betreffende de door het Weens Koopverdrag geregelde onderwerpen die hierin niet uitdrukkelijk zijn beslist opgelost moeten worden aan de hand van de algemene beginselen waarop dit verdrag berust, en bij ontbreken daarvan in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijk recht. Terecht heeft [naam1] erop gewezen dat in dat geval het Nederlands internationaal privaatrecht (ipr) het recht aanwijst dat de hoogte van de rente bepaalt. Het gaat hier om schade als gevolg van wanprestatie ter zake van een koopovereenkomst, waarbij de verkoper zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Artikel 4 lid 1 aanhef en onder a. van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) wijst voor dit geval Nederlands recht aan. Het feit dat Transporti Pervan de schade in Kroatië heeft geleden is dus niet bepalend. De hoogte van de rentevoet wordt door artikel 6:119 BW bepaald.
3.8
Transporti Pervan heeft aan de hand van de berekeningen die zij als productie 2 bij haar akte heeft gevoegd de rentevordering op voet van artikel 6:119 BW berekend op € 1.308,47 over de periode tot en met 30 september 2022. Haar subsidiaire vordering strekt er onmiskenbaar toe dat het hof [naam1] zal veroordelen tot betaling van dat rentebedrag. Het hof zal die vordering toewijzen.
proceskosten
3.9
Transporti Pervan vordert in haar laatste akte tevens een veroordeling tot vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte proceskosten. Dat zij daarmee ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten heeft bedoeld, is niet voldoende duidelijk.
3.1
Terecht wijst [naam1] erop dat Transporti Pervan naar het eveneens toepasselijke Nederlandse procesrecht (dit omdat het hof een Nederlandse rechter is) in beginsel geen aanspraak heeft op volledige vergoeding van proceskosten. Dat zich hier een uitzondering op die hoofdregel voordoet, is niet gebleken. Dit betekent dat de berekening van de vordering tot vergoeding van proceskosten met een verkeerd uitgangspunt is berekend. Deze vordering strandt bovendien voor het leeuwendeel op het feit dat in andere procedures al is beslist over de nu opnieuw gevorderde griffie-, advocaten- en tolkenkosten. Over de kosten van de onderhavige procedure in eerste aanleg oordeelt het hof hieronder.
de slotsom
3.11
Uit het tussenarrest van 6 september 2022 volgt dat [naam1] veroordeeld had moeten worden tot terugbetaling van een gedeelte van de koopprijs van € 15.000 in hoofdsom. Die hoofdsom is in het bestreden vonnis op € 20.000 vastgesteld, zodat het hoger beroep in zoverre slaagt. Het hoger beroep leidt er tevens toe dat het hof, omdat dit inmiddels mogelijk is, de verdere schade van Transporti Pervan die het gevolg is van de wanprestatie zal vaststellen, in plaats dat partijen daarvoor een schadestaatprocedure moeten voeren. De hoofdsom van die verdere schade wordt begroot op € 21.253 en de rentevergoeding daarover op € 1.308,47, dat is in totaal € 22.561,47. Dit betekent dat de beslissingen 3.2 en 3.3 van het bestreden vonnis van 2 december 2020 zullen worden vervangen door nieuwe veroordelingen, die zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad zullen worden verklaard.
3.12
De bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door [naam1] ingestelde vordering tot het ongedaan maken van de uitvoering van het eindvonnis, zal hieronder eveneens worden toegewezen voor zover dat vonnis thans wordt vernietigd. Partijen kunnen een en ander met elkaar verrekenen.
3.13
Gelet op deze uitkomst merkt het hof [naam1] aan als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De proceskostenbeslissing die de rechtbank heeft gegeven zal daarom worden bekrachtigd en het hof zal hem in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten van Transporti Pervan worden begroot op het door haar betaalde griffierecht van € 2.106, de door haar betaalde vergoeding voor de tolk op de zitting van 22 juni 2022 van € 554 en een vergoeding voor advocatensalaris die overeenkomstig het liquidatietarief zal worden begroot op € 2.785 (2½ punt van tarief II). Aan deze toekenning van een vergoeding voor kosten van de tolk Kroatisch/Nederlands staat niet in de weg dat de advocaat van Transporti Pervan ook vloeiend Kroatisch spreekt, alleen al omdat het redelijk is de advocaat in staat te stellen zich ter zitting te concentreren op het verlenen van rechtsbijstand aan Transporti Pervan. Evenmin staat hieraan in de weg dat Transporti Pervan ervoor heeft gekozen om (in Nederland) een procedure te starten. Transporti Pervan wordt immers grotendeels in het gelijk gesteld. Het totaalbedrag van de aan de zijde van Transporti Pervan begrote kosten in hoger beroep is € 5.445.
3.14
De kostenveroordelingen zullen eveneens, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissingen

Het hof:
rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het door de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 12 augustus 2020 uitgesproken tussenvonnis en het door die rechtbank op 2 december 2020 uitgesproken eindvonnis, met uitzondering van de beslissingen onder 3.2 en 3.3 in dit eindvonnis, vernietigt die beslissingen en doet in zoverre opnieuw recht als volgt:
veroordeelt [naam1] om aan Transporti Pervan € 15.000 terug te betalen, te verhogen met een rente die gelijk is aan de wettelijke rente van artikel 6:119 BW, te rekenen over de periode van 17 januari 2020 tot de dag van de betaling;
veroordeelt [naam1] voorts om aan Transporti Pervan € 22.561,47 te betalen als schadevergoeding inclusief vertragingsrente daarover;
veroordeelt [naam1] ten slotte in de kosten van dit hoger beroep, welke kosten aan de zijde van Transporti Pervan worden vastgesteld op € 5.445;
veroordeelt Transporti Pervan om aan [naam1] terug te betalen wat zij op grond van de hierboven vernietigde veroordeling onder 3.2 teveel van [naam1] heeft ontvangen, te verhogen met de wettelijke rente over het teveel ontvangene vanaf de dag van die ontvangst tot de dag van de terugbetaling;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer en/of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, G.R. den Dekker en P.J. van der Korst en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023.

Voetnoten

1.de uitkomst van de berekening van GTC in tabel 4, achter ‘EBIT’, laatste kolom
2.zie proces-verbaal d.d. 22 juni 2022, pag. 13
3.zie proces-verbaal d.d. 22 juni 2022, pag. 9