ECLI:NL:GHARL:2023:1669

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
200.303.161/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende, geboren in 1982, had eerder verzocht om ontslag van zijn bewindvoerder, [de bewindvoerder] B.V., die was aangesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. De rechthebbende had in 2019 een bewind laten instellen over zijn goederen, maar er was veel onduidelijkheid over de totale schuldenlast. De bewindvoerder had verschillende schuldenoverzichten gepresenteerd, maar deze verschilden aanzienlijk, wat leidde tot emotionele belasting voor de rechthebbende. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2022 heeft de rechthebbende zijn grieven toegelicht en verzocht om een andere bewindvoerder aan te stellen.

Het hof heeft vastgesteld dat er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan. De rechthebbende had geen duidelijkheid gekregen over zijn financiële situatie, ondanks herhaalde verzoeken aan de bewindvoerder. Bovendien bleek dat de bewindvoerder niet adequaat had gehandeld met betrekking tot de bankrekeningen van de rechthebbende, wat leidde tot verdere complicaties. Het hof oordeelde dat het vertrouwen van de rechthebbende in de bewindvoerder was verloren en dat het in zijn belang was om een nieuwe bewindvoerder aan te stellen.

Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en [de bewindvoerder] B.V. ontslagen als bewindvoerder. Tevens is [naam5] B.V., h.o.d.n. [naam6], benoemd tot opvolgend bewindvoerder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.303.161/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9023213)
beschikking van 23 februari 2023
inzake
[verzoeker](de rechthebbende),
wonende op een geheim te houden adres,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. G.B. de Jong te Hoogezand (voorheen: mr. N. Groeneveld te Hoogezand).
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V.(de bewindvoerder),
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de rechthebbende,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de moeder](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
[de zus](de zus),
wonende te [woonplaats2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 23 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 19 november 2021;
- een journaalbericht namens de rechthebbende van 14 januari 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de rechthebbende van 28 januari 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de rechthebbende van 4 maart 2022 met bijlage(n);
- een brief namens de rechthebbende van 23 november 2022 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 december 2022 plaatsgevonden. De rechthebbende is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van zijn begeleider [naam1] . Namens de bewindvoerder is [naam2] verschenen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1982.
3.2
Bij beschikking van 5 december 2019 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. [de bewindvoerder] B.V. is daarbij benoemd tot bewindvoerder.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 11 februari 2021, heeft de rechthebbende verzocht de bewindvoerder te ontslaan als zijn bewindvoerder en [naam3] , h.o.d.n. [naam4] , tot opvolgend bewindvoerder te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende tot wijziging van bewindvoerder afgewezen.
4.2
De rechthebbende komt met drie grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof - na ter zitting wijziging van het verzoek onder II en intrekking van de onder I en III gedane verzoeken - de bestreden beschikking te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, de bewindvoerder te ontslaan als zijn bewindvoerder en (zo begrijpt het hof) “ [naam5] B.V, h.o.d.n. [naam6] ” (hierna: [naam6] ) tot opvolgend bewindvoerder te benoemen of een bewindvoerder die het hof juist acht.
4.3
De bewindvoerder heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd en het hof verzocht (zakelijk weergegeven) de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder ontslag te verlenen. Naar het oordeel van het hof moet deze vraag bevestigend beantwoord worden.
5.2
Op 5 december 2019 is een bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende, omdat er sprake was van verkwisting of het hebben van problematische schulden. Sindsdien is er lange tijd veel onduidelijkheid gebleven over de totale omvang van de schuldenlast. Bij aanvang van het bewind bedroeg de totale schuldenlast volgens de rechthebbende ruim
€ 6.000,-. Vervolgens heeft de bewindvoerder op 7 juli 2020 een schuldenoverzicht opgesteld met een totale schuldenlast van ongeveer € 11.000,-, waarna deze schuldenlast blijkens het schuldenoverzicht van 7 september 2021 naar ruim € 21.000,- lijkt te zijn opgelopen. In oktober 2022 heeft [naam7] op verzoek van de bewindvoerder de schulden geïnventariseerd. Bij deze inventarisatie is de totale schuldenlast vastgesteld op - in verhouding tot de door de bewindvoerder vastgestelde bedragen - slechts € 8.366,94. [naam7] heeft vervolgens een schuldregelingsvoorstel aan de schuldeisers voorgelegd en alle schuldeisers hebben ingestemd met dit voorstel.
Deze onduidelijkheid over de schuldenlast en de hoogte van de door de bewindvoerder vastgestelde omvang daarvan zijn voor de rechthebbende emotioneel belastend geweest en hij heeft hierdoor veel stress, spanning en onzekerheid over zijn financiële situatie ervaren. Ondanks dat de rechthebbende - zo heeft hij onbetwist gesteld - verschillende keren bij de bewindvoerder hierover navraag heeft gedaan, heeft hij hierover geen duidelijkheid kunnen krijgen.
5.3
Het hof neemt bij zijn oordeel verder in aanmerking dat de rechthebbende naar eigen zeggen bij aanvang van het bewind bij de bewindvoerder heeft gemeld dat hij een betaalrekening heeft bij [de bank] en dat hij de betaalpas van deze rekening bij de bewindvoerder heeft ingeleverd. De rechthebbende heeft nadien geconstateerd dat deze betaalrekening door de bewindvoerder niet is omgezet of opgeheven. Uit door de rechthebbende in hoger beroep overgelegde stukken blijkt dat tijdens het bewind nog verschillende bedragen van deze rekening zijn afgeschreven, waaronder voor een loterij, en dat sprake is van een negatief saldo op deze rekening. Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat zij niet bekend is met deze betaalrekening en geen betaalpas heeft van deze rekening. Los van de vraag of de stelling van de rechthebbende juist is, had het naar het oordeel van het hof op de weg van de bewindvoerder gelegen om bij aanvang van het bewind te inventariseren welke bankrekeningen op naam van de rechthebbende staan en passende maatregelen te nemen voor deze rekeningen.
5.4
Het hof acht het in dit geval begrijpelijk dat de rechthebbende door de hiervoor onder 5.2 en 5.3 genoemde omstandigheden - en door een aantal overige kwesties in de uitvoering van het bewind - het vertrouwen in de bewindvoerder is verloren en dat in ieder geval aan de zijde van rechthebbende geen mogelijkheden meer zijn om de samenwerking tussen hem en de bewindvoerder te verbeteren en/of herstellen. Gelet op deze situatie vindt het hof het in het belang van de rechthebbende dat hierin verandering komt. Het feit dat de bewindvoerder kennelijk nog wel vertrouwen heeft in een werkbare samenwerking met de rechthebbende, dan wel mogelijkheden ziet om de vertrouwensband met de rechthebbende te herstellen, acht het hof, nog afgezien van het feit dat het hof niet duidelijk is op welke wijze de bewindvoerder dit wil realiseren, daarom voor zijn beslissing niet van doorslaggevend belang.
5.5
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat er sprake is van een gewichtige reden om de bewindvoerder te ontslaan als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en een andere bewindvoerder te benoemen. De rechthebbende heeft verzocht [naam6] tot opvolgend bewindvoerder te benoemen. Hij heeft een mailbericht van 11 november 2022 overgelegd, waaruit blijkt dat [naam6] hiertoe bereid is. Het hof is niet gebleken van bezwaar tegen benoeming van [naam6] tot opvolgend bewindvoerder. Het hof zal dit verzoek dan ook toewijzen. Het hof zal [de bewindvoerder] B.V. met ingang van heden ontslaan als bewindvoerder en [naam6] met ingang van heden benoemen tot opvolgend bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 23 augustus 2021, en opnieuw beschikkende:
ontslaat [de bewindvoerder] B.V. met ingang van heden als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende;
benoemt [naam5] B.V., h.o.d.n. [naam6] , met ingang van heden tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, C. Koopman en C. Coster, bijgestaan mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 23 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.